Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Portret van 75 jaar Gereformeerde Gemeenten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Portret van 75 jaar Gereformeerde Gemeenten

'k Zal gedenken

11 minuten leestijd

Dit jaar is het vijfenzeventig jaar geleden dat de Gereformeerde Gemeenten zijn gesticht.

In oktober 1907 vond een gemeenschappelijke vergadering van Ledeboeriaanse en Kruisgezinde gemeenten plaats, die zich na onvermoeide pogingen daartoe van ds. G. H. Kersten, predikant van de kruisgezinde gemeente van Meliskerke, samenvoegden tot de Gereformeerde Gemeenten. Het nieuwe kerkelijke verband ontstond uit 12 Kruisgemeenten, een restant van de Afscheiding, die niet tot de Christelijke Gereformeerde Kerken waren toegetreden, en 23 Ledeboeriaanse gemeenten, ontstaan na de afzetting van ds. L. O. C. Ledeboer te Benthuizen toen deze de gezangenbundel had verbrand. Verder traden toe enkele vrije gemeenten en enkele gemeenten, ontstaan uit de bearbeiding van ds. C. v. d. Oever. Een gedeelte van de Ledeboeriaanse gemeenten ging met de verenigde kerken niet mee en bleef afzonderlijk bestaan als Oud Gereformeerde Gemeenten. Het was voor ds. G. H. Kersten een bittere pil, dat ds. L. Boone met een gemeente te St. Philipsland apart bleef staan.

Dit jaar is het dus vijfenzeventig jaar geleden dat de Gereformeerde Gemeenten zijn gesticht. Ter gelegenheid daarvan en tevens ter gelegenheid van het feit, dat de Jeugdbond van de Gereformeerde Gemeenten vorig jaar 50 jaar bestond, verscheen een boek getiteld ' 'k Zal gedenken'. Het is een boeiend, rijk geïllustreerd boek geworden. Een grote hoeveelheid foto's van alle 92 predikanten, die de Gereformeerde Gemeenten sinds het onstaan telde, en van kerkgebouwen, kerkbladen, vergaderingen etc. maakt het boek vooral ook tot een kijkboek. Vele ongetwijfeld markante figuren, gemarkeerd door de vroomheid der Afgescheidenen en van de Ledeboerianen passeren de revue. Maar niet minder boeiend zijn de diverse hoofdstukken in dit boek.

In het kader van een artikel kan ik er niet aan denken op alle hoofdstukken in te gaan. Ik noem het artikel van ds. H. A. Hofman 'Aspekten van het gemeenteleven', waarin het eigene van de Gereformeerde Gemeenten wordt geschetst. Wie zou niet waarderen de trouw en de levensernst, die voor de Gereformeerde Gemeenten, ook weer naar de beste zijde ervan, kenmerkend is?

Ir. M. Houtman schrijft over 'Met het oog op de samenleving'. In dit sympathieke artikel signaleert hij enerzijds het ontbreken van uitspraken binnen de Gereformeerde Gemeenten over politieke vragen en ethische vragen in wereldverband, terwijl hij anderzijds gewag maakt van sterke maatschappelijke emancipatie, zodat velen uit de kring van de Gereformeerde Gemeenten thans op verantwoordelijke posten in de maatschappij staan. Verder noemt hij de sterke scheiding van kerk en politiek, terwijl anderzijds toch van een nauwe verbondenheid van de Gereformeerde Gemeenten met de S.G.P. sprake is.

Persoonlijk zou ik hieraan toe willen voegen, dat die binding zo sterk is, dat ieder binnen de Gereformeerde Gemeenten zich bijna moreel gedwongen voelt op deze partij te stemmen. Al is ook hier onder jongeren van kentering sprake, wat door de schrijver van dit artikel ook wordt onderkend.

De heer B. Stolk schrijft over 'Onderwijs op gereformeerde grondslag' (de Gereformeerde Gemeenten kregen allerwegen eigen scholen), J. Kwantes over 'Verkondigt het Woord' (het evangelisatiewerk in Nederland en België kwam op gang), ds. J. J. van Eckeveld over 'Tot aan de einden der aarde'. Aan het eind van de vijftiger jaren kwam het zendingswerk op gang. Thans heeft men zendingsterreinen in Zuid Afrika, Irian Jaya en Nigeria (4 zendingspredikanten, 13 zendingsarbeiders en 8 verpleegsters).

J.H. Mauritz geeft een uitgebreid artikel over het jeugdwerk in de Gereformeerde Gemeenten. Dat werk is de laatste jaren flink gegroeid. Het blad Daniël is een blad dat er zijn mag. Het stelt openhartig de vragen van vandaag, ook naar eigen kring toe, aan de orde en maakt een en ander op goed niveau bespreekbaar. Mevrouw Z. Crum-Nieuwland schrijft een artikel 'Draagt elkanders lasten'. Daarin wordt aandacht besteed aan de vele activiteiten, die de laatste jaren verricht zijn voor gehandicapten, doven ect.

Het slotartikel is van de kort geleden overleden-predikant drs. A. Vergunst. Hij schrijft over 'Een vaste koers' en roept op trouw te blijven aan het eenmaal ingenomen beginsel.

Ik richt mij nu verder op twee artikelen, waarbij ik wat uitvoeriger stil wil staan, namelijk de eerste twee van het boek, waarbij ik met het tweede begin.

Geordend kerkelijk leven

Het meest aansprekende artikel in deze bundel was voor mij dat van de heer W. Saarberg, die op 19 februari 1981 overleden is. Hij was jarenlang ouderling van de Gereformeerde Gemeenten te Utrecht. Zijn liefde tot de gemeenten, waartoe hij behoorde, straalt door het hele artikel heen maar zijn artikel is door de grote eerlijkheid ook bijzonder geloofwaardig. Hij zegt dat de gemeenten waaruit de Gereformeerde Gemeenten ontstonden in de negentiende eeuw weinig eenheid vertoonden. Men sprak wel veel over de synode van Dordrecht maar de Dordtse Kerkorde had weinig invloed. Ieder deed in zekere zin wat goed was in eigen oog. Hij schrijft overigens ook, dat bij de vereniging in 1907 de gemeenten samengegroeid zijn, dit in tegenstelling tot wat Abraham Kuyper gezegd had na de vereniging van Dolerenden en een deel van de Afgescheidenen tot de Gereformeerde Kerken; 'wel samengeregen, niet samengegroeid' .

De heer Saarberg schrijft ook uitvoerig over de opleiding van predikanten en de roeping tot het ambt. Hij citeert ds. W. den Hengst, die geschreven had 'Zijn wij wel op de rechte wijze werkzaam in deze zaak? Lopen we soms het gevaar van 'onmiddellijkheidsdrijvers' te worden? Oudtijds waren dit de anabaptisten of wederdopers. De mannen der Hervorming hielden echter staande dat de middellijke weg Gods gewone wijze van handelen is.'

Ds. Den Hengst herinnerde ook aan een uitspraak van Marnix van Sint Aldegonde, die de ballingenkerk in Engeland en Embden in 1570 vermaande, dat 'zij ijverig zouden zijn in het bekomen van een goede voorraad van getreden dienaren des Woords en dat daartoe onder anderen de leden der kerk hun kinderen zouden opleiden tot het ambt'. Ook ds. G. H. Kersten wordt geciteerd, die stelde dat men geen bijzondere maar gewone dominees nodig had.

Toch moet gezegd dat het toelatingsbeleid binnen de Gereformeerde gemeenten zich sterk onderscheidt van dat in andere kerken van gereformeerde signatuur en ook van de traditie van onze gereformeerde vaderen. Hier ligt toch binnen de Gereformeerde Gemeenten tot op vandaag een spanningsveld, waarbij zelfs de laatste jaren sprake is van een verstrakking, zodat verscheidene jongeren, die de roeping tot het ambt gevoelden, in andere kerken predikant zijn geworden, met name in de Hervormde Kerk, terwijl toch de Gereformeerde Gemeenten de eerste keuze van hun hart uitmaakten. Saarberg erkent, trouwens ook, dat personen toegelaten werden tot het ambt van dienst des Woords, waarvan later bleek, dat, het een foutieve beslissing was, terwijl anderen ten onrechte werden afgewezen.

De eerlijkheid van het artikel van de heer Saarberg komt ook tot uitdrukking in de passage, die hij wijdt aan de oorlogsjaren. Bij alle achting die hij heeft voor ds. G. H. Kersten signaleert hij bij hem 'een tweeledige houding'. Hij verzette zich tegen de benoeming van een Duitsgezinde kwekeling in Rijssen maar op advies van ds. Kersten deden de scholen ook opgave van Joodse kinderen op de scholen. 'Dit optreden heeft de eenheid van het schoolverzet gebroken' schrijft ds. H. C. Touw in 'Het verzet der Hervormde Kerk' (1949). Ds. R. Kok te Veenendaal weigerde echter het advies van ds. Kersten op te volgen. De school, waarvan hij voorzitter was, onttrok zich aan de scholenbond der Gereformeerde Gemeenten.

En tenslotte, de heer Saarberg gaat ook uitvoerig en diepgaand in op de scheuring, die zich in 1953 voltrok. Met de komst van dr. C. Steenblok in 1943 uit de Gereformeerde Kerken ontstond grote verwarring, aldus Saarberg. Ds. Kersten was onder de indruk van diens geleerdheid. Een overhaaste benoeming tot docent aan de theologische school volgde. Maar intussen werd de visie op 'het aanbod der genade' een heet hangijzer. De heer Saarberg spreekt over doperse gevoelens in deze bij dr. Steenblok, en hij zegt: 'hierbij dient wel, opgemerkt te worden dat er in de prediking van deze Baptisten (de Engelse en Schotse schrijvers, v. d. G.) veel meer lieflijkheid en gepastheid is dan in een doperse prediking die in gereformeerd keurslijf moet worden geperst' .

Hij signaleert bij dr. Steenblok 'eenzijdigheid en hardheid'. Van een dergelijke prediking kan niet worden gezegd: 'hoe liefelijk zijn op de bergen de voeten dergenen die het goede boodschapt, die de vrede doet horen'. Geschetst wordt dan het verzet, dat ds. R. Kok gaat voeren in woord en geschrift tegen de leer van Steenblok, de overhaaste stichting van een aparte gemeente naast die van ds. R. Kok te Veenendaal door ds. M. v. d. Ketterij ('Men handelde wanneer men 'een waarheid' meende te hebben gevonden en ontzag dan niets'), overhaaste synodebesluiten, het ontnemen van het docentschap van de Theologische school aan dr. Steenblok en tenslotte na veel zorgvuldiger overleg in de synode dan in de zaak van ds. R. Kok, de scheuring van 1953, toen dr. Steenblok, ds. F. Mallan, ds. M. v. d. Ketterij en ds. D. L. Aangeenbrug de synodevergadering verlieten en een eigen kerkverband gingen formeren.

Al met al een eerlijk artikel. Tot vandaag is dunkt me de nasleep van deze affaire voelbaar binnen de Gereformeerde Gemeenten. Ook vandaag heeft dr. Steenblok binnen de Gereformeerde Gemeenten openlijke of latente aanhang, terwijl anderzijds de visie van ds. R. Kok in versterkte mate wordt aangetroffen.

Achtergronden

Ik besluit met het openingsartikel in deze bundel van drs. H. A. Hofman, die, onder de titel 'Uit de verstrooiing bijeengebracht' schrijft over de geestelijke achtergrond, waaruit de Gereformeerde Gemeenten opkwamen. Het is naar mijn mening niet het sterkste artikel van deze bundel.

Weliswaar wordt er een heldere doorkijk gegeven in bepaalde historische feiten. Het artikel start met twee verschillende reacties op de afscheiding in de vorige eeuw: het ongedaan maken van inkwartiering van soldaten bij afgescheidenen (schande voor onze natie!, v. d. G.) door de kroonprins op het Loo en een verhaal van dr. J. H. Gunning over de Kruisgezinde ds. Bakker naar aanleiding van diens uitspraken over de dissidente Afgescheidene ds. H. J. Budding, die een kritikus van de Heidelberger werd en de leer van de drieëenheid verwierp. Ds. Bakker zei: 'Kerel die Budding leit te branden in de hel'.

Ik maak - bij alle waardering die ik heb voor het feit dat Hofman de hoop uitspreekt dat ook - in de Hervormde Kerk vandaag gestreden mag worden voor de Schriftuurlijk bevindelijke prediking en voor handhaving van de Dordtse Kerkorde en tucht - de volgende kritische opmerkingen. Me dunkt dat Hofman teveel 'n ideaalbeeld schetst van Afscheiding, Kruisgezinden en Ledeboerianen. Hofman kan wel zeggen dat men 'geen duimbreed wilde wijken van de reformatorische waarheid en de Gereformeerde Belijdenisgeschriften' - en dat willen vecht ik niet aan - maar is dat ook realiteit geworden. Heeft men de breedte en de diepte van de belijdenis bewaard of is de belijdenis soms ook overwoekerd door een eigen, taalgebruik en een eigen 'theologie'?

Vanwaar die verregaande opsplitsing van de Afscheiding als men toch 'geen duimbreed' van de belijdenis wilde wijken en men onderling soms meer dan duimbreed verschilt?

Waarom bleven Kruisgezinden los van de Christelijke Gereformeerde Kerken?

Daarover wordt in Hofmans artikel niets gezegd, terwijl dat toch ook wezenlijk is voor het ontstaan van de Gereformeerde Gemeenten naast andere kerken van Gereformeerde signatuur.

De heer Hofman fundeert de Afscheiding verder hoofdzakelijk in de Nadere Reformatie, terwijl de Reformatie zo niet met name wordt genoemd, terwijl de acte van Afscheiding en Wederdoop toch fundamenteel bedoelde - Hofman noemt het ook - terugkeer tot 'tucht­ leer en dienst van de Gereformeerde voorvaderen'. Toch maakt het verschil of men via de Reformatie de Nadere Reformatie (in alle verscheidenheid en ook ontsporingen daarvan) benadert óf dat men de Reformatie gaat bezien door de bril van (bepaalde) Nadere Reformatoren.

De artikelen van prof. dr. W. van 't Spijker in de Wekker recent over 'Het beginsel van Afscheiding getoetst' ademen dan ook een andere geest dan het artikel van drs. Hofman, vooral diens beschouwing over de vroomheid, de godsvrucht der Afgescheidenen spreekt aan.

Nog twee opmerkingen tenslotte. Hofman spreekt er terecht kritisch over, dat in verlichte kringen in de vorige eeuw God met de vage benaming 'Opperwezen' werd aangeduid. Maar is dat aan de Kruisgezinden voorbijgegaan? Wordt niet in de meest bevindelijke kringen ook van deze uitdrukking gebruikt gemaakt (het lieve Opperwezen)? In de tweede plaats bevat het artikel van de heer Hofman, slechts één voetnoot, die er dan ook uit springt. Ds. L. J. Geluk, voorzitter van de Gereformeerde Bond wordt geciteerd als hij zegt, in de Waarheidsvriend, dat de situatie in de Hervormde Kerk thans niet veel beter is dan in de vorige eeuw. Ik denk dat de voorzitter van deze Gereformeerde Bond met dit eenzijdig citeren niet zo gelukkig zal zijn. 'Zij die bleven' geldt ook nu. Hofman roept op te bedenken dat wie lid is van de Gereformeerde Bond tevens lid is van de Hervormde Kerk. Dat wisten we al, maar, 'zij die bleven' weten ook waarom.

Tenslotte

Een boeiend boek is ons aangereikt vanuit een ons verwante kerk. Een kerk overigens, waarin de emancipatie ook sporen trekt met alle spanning van dien. Laten we ons verblijden in het goede bij elkaar en laten we intussen permanente onvrede hebben over de breuk, die er tussen gereformeerden nu al zo lang bestaat. Kom Schepper Geest, doorwaai de hof!

V. d. G.

N.a.v. 'k Zal gedenken', Uitgave Bondscentrum, Postbus 79, Woerden, 220 pag., 390 foto's, ƒ 39, 50.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 april 1982

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Portret van 75 jaar Gereformeerde Gemeenten

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 april 1982

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's