Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Christelijke opvoeding in deze tijd (2)

Bekijk het origineel

Christelijke opvoeding in deze tijd (2)

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Persoonlijkheid blijkt naast het vaste gegeven van de erfelijkheid, beïnvloedbaar, m.a.w. de persoonlijkheid is opvoedbaar.

Enkele opmerkingen uit de psychologie

De psychologie is een belangrijke hulpwetenschap voor de pedagogiek. Het is dan ook goed ons oor hier te luister te leggen. Binnen de psychologie onderscheidt men verschillende basisgebieden; vanuit 2 van deze gebieden wil ik een enkele opmerking maken, nl. vanuit de persoonlijkheidsleer en vanuit de ontwikkelingspsychologie.

De persoonlijkheidsleer probeert op een wetenschappelijke wijze mensenkennis te vergaren. Vooral in West-Europa is deze studie zeer populair, omdat men daar persoonlijkheid definieert als 'datgene, waarin het individu uniek is, en anders is dan andere personen'.

Dit in tegenstelling tot b.v. Rusland, waar men weinig interesse hiervoor toont, omdat men meent dat er geen verschillen tussn individuen, in persoonlijkheid en capaciteiten bestaan. Iedereen is er gelijk, daarom moet ook iedereen gelijke kansen hebben in de samenleving.

Over het begrip persoonlijkheid wordt door een leek vaak anders gedacht dan wat de psycholoog ermee bedoelt. Als wij het over een persoonlijkheid hebben, dan denken wij aan iemand die 'er uit springt'. Iemand waar je tegen op kunt kijken, iemand die respect afdwingt. Van zo iemand weet je wat je aan hem hebt, hij vertoont een konsekwent gedrag. Het is de persoon die het voortouw durft te nemen, en zijn mening niet onder stoelen en banken steekt. Voor de psycholoog heeft ieder mens persoonlijkheid, gehandicapt of niet niet gehandicapt, hoog of laag op de maatschappelijke ladder, verlegen of brutaal, jong of oud, met veel of met weinig ervaring. Louter en alleen om het feit dat elk mens uniek is, uniek in zijn uiterlijk, uniek in zijn gedrag, uniek met zijn karakter, uniek... en gaat u maar door!

Ik denk dat iemand die Bijbelgetrouw wil heten, geen enkele moeite wil doen de psycholoog in zijn mening tegen te spreken. Heeft God ons niet als individu geschapen? Ervaren wij het niet als één van de grootste wonderen, dat iedereen weer anders is? Alleen God kan dit. Welk mens zou zo'n variëteit kunnen scheppen? Een moeder van een groot gezin verbaast zich erover dat elk kind toch weer anders is. Zelfs eeneiige tweelingen blijken niet volstrekt hetzelfde te zijn...!

Dit denken moet natuurlijk niet verabsoluteerd worden, de mens is niet alleen individu, hij is ook een sociaal wezen. Het individuele verabsoluteren, zou betekenen dat we mee zouden gaan doen aan het moderne denken van de Westerse wereld met zijn ideaal van het individuele individu: het recht hebben om jezelf te zijn, je gedrag wordt uitsluitend door jezelf bepaald. De ontplooiing van de individuele mens is het hoogste goed geworden. 'Zelfactualisering' tegenover het Bijbelse 'zelfverloochening'.

Ieder mens heeft dus persoonlijkheid. Als opvoeders hebben wij vooral inzicht nodig in de factoren die de persoonlijkheidsontwikkeling beïnvloeden.

Allereerst zijn daar de erfelijke factoren. Dit zijn de eigenschappen die bij de geboorte erfelijk aanwezig zijn. Dit is een vast gegeven.

Bijvoorbeeld staat bij de geboorte de intelligentie vast. Als er bij een meisje van 12 jaar een intelligentietest afgenomen wordt, meten wij dan ook niet de bij de geboorte vaststaande intelligentie, maar de ontwikkelde intelligentie na 12 jaar. Het kan best zijn, dat het kind onder andere omstandigheden een hogere intelligentie gehad zou hebben. In de erfelijke factoren zit een stuk 'geheimenis'. Alles wat we uit iemands gedrag aflezen is slechts hetgene dat tot nu toe ontwikkeld is, wat de mogelijkheid precies is, zal nooit helemaal zeker zijn.

Cultuur en groep

Naast de erfelijke factor is er nog een omstandigheid die bij de geboorte al vast ligt, nl. de cultuur en de groep waarin men geboren wordt. Het grote verschil met de erfelijke factor is, dat men zich van de eerste niet kan onttrekken. Van de culturele en sociale omgeving is dit na kortere of langere tijd wel mogelijk. In navolging van prof. Kuiper Hzn. zou ik cultuur willen omschrijven als 'het geheel van materiële en immateriële menselijke verworvenheden' . We kunnen hier onze taal, onze opvattingen over goed en kwaad, onze wetenschap, onze welvaart enz. onder verstaan. Alles wat wij op materieel en immaterieel gebied samen voortgebracht hebben en wat we dan ook aan onze kinderen overdragen.

De Nederlandse cultuur is daarom anders dan die van de Surinamers. In de éne cultuur hoef je pas over je twintigste volwassen te zijn, in een andere moet je met 14 jaar op eigen benen staan. Geen wonder dat de culturele factor ook een grote invloed heeft op de persoonlijkheid.

Hoe het kind later zal worden is mede door deze factor reeds bij zijn geboorte bepaald.

Van zéér groot belang is vooral de sociale factor, hier wordt de invloed van groepen mensen op de persoonlijkheid verstaan. Belangrijk in dit kader is b.v. het gezin, de familie, de kerk, de groep leeftijdsgenoten, de school enz. enz.

Uiteraard is het gezin hiervan de belangrijkste. Dit is de groep die de meeste invloed uit kan oefenen op de persoonlijkheid van het kind. Hier leert het kind vooral de wereld om zich heen, hier leert hij hoe hij zich heeft te gedragen, hier leert hij hoe hij op een goede manier keuze moet doen in zijn nog jonge leven. Zijn ouders zijn de eerste jaren de ogen van het kind. Andere groepen kunnen dit in mindere mate ook wel, maar alleen al het feit dat de ouders de meeste tijd met het kind omgaan, geeft hen een grote voorsprong op andere groepen. Belangrijk voor de persoonlijkheid is tot welke klasse het gezin moet worden gerekend. Dit klinkt misschien wel traditioneel, maar nog steeds geldt, dat het behoren tot een bepaalde sociale klasse, een bepaalde levensstijl met zich meebrengt. Er treedt op dit gebied de laatste jaren ook wel een nivelleringsproces op, maar de verschillen zijn nog duidelijk herkenbaar. Het opgroeien in een pastorie in een kleine dorpsgemeenschap drukt nog steeds een bepaald stempel op een kind. Of je vader met de overall, naar het werk gaat of met de stropdas voor 'bestempelt' tevens het kind. Heeft dit tevens niet te maken met het besteedbaar inkomen en worden hierdoor weer niet verschillende grenzen in uitgaven getrokken? Liggen hier dan ook niet vaak de beslissende antwoorden op de vraag of iets mogelijk of onmogelijk is? Zou dit alles niet de persoonlijkheid van het kind raken?

Persoonlijkheid opvoedbaar

Wat moeten we nu met dit alles om antwoord te krijgen op de vraag naar het doel van onze opvoeding? Daar hoop ik straks op in te gaan.

Eén conclusie wil ik u nu alvast doorgeven. Er is vaak gedacht dat de persoonlijkheid vast stond. 'Dat karakter heeft hij nu eenmaal, daar is niks aan te doen', heeft menig ouder verzucht. (Vroeger sprak men naast persoonlijkheid vaak over begrippen als karakter, temperament, type enz.) Dit is niet juist. Persoonlijkheid blijkt naast het vaste gegeven van de erfelijkheid, beïnvloedbaar, m.a.w. de persoonlijkheid is opvoedbaar. Wij kunnen de persoonlijkheid van het kind veranderen, als we de persoonlijkheid blijven zien als het gedrag dat een mens vertoont, waarin hij zich onderscheidt van de ander. Wij hebben dan ook geen enkel excuus om onze opvoeding dan ook maar te staken. Lijdelijkheid is niet op zijn plaats, we hebben geen recht om af te wachten wat er uit het biologisch gegeven eens te voorschijn zal komen.

Ontwikkelingspsychologie

Naast de persoonlijkheidsleer kunnen we als opvoeders ook niet om de ontwikkelingspsychologie heen. De ontwikkelingspsychologie bestudeert de ontwikkeling van de mens vanaf de conceptie tot de dood. Ontwikkelen in de betekenis van groeien, rijpen, maar ook van aftakelen, vervallen. Vroeger hielden de ontwikkelingspsychologen zich vooral bezig met het kind, vandaar dat je in de wat oudere literatuur dan ook wel de naam kinderpsychologie tegenkomt. De laatste jaren is er ook aandacht voor de ontwikkeling van de volwassenen en de ouder wordende mens. Aangezien de mens een psycho-somatische eenheid (geestelijk, lichamelijk) is, is zowel de biologische als de psychische ontwikkeling van belang, er is een samenhang tussen lichaam en geest. ledere leek weet, dat een persoon op een bepaalde leeftijd een bepaald gedrag vertoont. De meeste ouders zijn wel geconfronteerd met een kind van een jaar of zestien dat in die leeftijd altijd maar dwars wilde wezen. We noemden ons kind dan een puber. Zonder dat we het zelf weten, doen we een psychologische uitspraak. We zeggen dan eigenlijk, dat ons kind precies zo is als vele andere kinderen van die leeftijd, die blijkbaar datzelfde gedrag vertonen. Zien we bij bejaarden vaak niet dezelfde gedragingen? 'Ach, trekje er niet zoveel van aan, wie weet wat je zelf doet als je eenmaal oud bent', probeert een man zijn vrouw wat te bemoedigen als opa weer eens vreemd reageert.

Het blijkt dat wij mensen op bepaalde leeftijden haast allemaal een aantal gelijke eigenschappen vertonen. De ontwikkelingspsychologie heeft deze in kaart gebracht en zo kunnen we lezen dat niet alleen de vrouw in de overgang bepaalde trekken kan gaan vertonen, maar dat ook een man hier niet onderuit komt en op de grens naar de ouderdom zich ook op een bepaalde wijze gaat gedragen.

Ontplooiing

Er zijn drie grote perioden te onderscheiden. Allereerst de jeugd, die loopt van de geboorte tot ongeveer 20 jaar, dan de volwassenheid, van ongeveer 20 tot 55 jaar en tenslotte de ouderdom daarna. Voor ons onderwerp is uiteraard in eerste instantie de eerste periode van belang, alhoewel de 2e periode ook wel erg boeiend wordt, als we de opvoeding vooral zouden belichten vanuit de opvoeder. Dit zou in deze artikelenserie echter te ver voeren.

Ook een behandeling van de eerste periode kan hier nooit uitputtend zijn. Een paar dingen wil ik echter graag aanstippen.

Bij de persoonlijkheidsleer hebben we al kunnen ontdekken, dat naast de aanleg, het vaste gegeven in de menselijke persoonlijkheid, vooral het milieu grote invloed heeft op de ontwikkeling van de persoon. Wil het milieu een positieve invloed hebben op de ontwikkeling van het kind, dan zal minimaal aan één eis voldaan zijn: het kind moet zich in zijn omgeving (lees; het gezin!) veilig voelen. Wil het kind zich in positieve zin cognitief (wat het kennen betreft), emotioneel en sociaal ontwikkelen dan zal het kind een gevoel van geborgenheid moeten hebben. Het zal zich moeten durven uiten en niet bang hoeven te zijn dat zijn reactie die niet overeenkomt met de wens van de ouders, altijd tot negatieve gevoelens bij hen leidt en eventueel in een straf tot uitdrukking komen. Is dit gevoel van geborgenheid aanwezig, voelt het zich veilig, dan pas kan het kind de wereld gaan ontdekken, ook wel exploreren genoemd, en zo tot. ontwikkeling komen. Laat het ons duidelijk zijn, dat een kind niets liever wil dan zich te gaan ontwikkelen, het wil zo graag groot zijn. Hoe komt dit? Omdat het kind zélf iemand wil worden, ook hij is een individu dat zich zal gaan onderscheiden van andere individuen. Moeten wij met de Bijbel in de hand weer niet zeggen, dat we dit moeten onderschrijven?

God heeft ook dit kind geschapen als een uniek wezen dat recht heeft op ontplooiing. Over de inhoud van die ontplooiing gaan we het nog hebben. Laten we nu alvast tegen elkaar zeggen dat we door onze houding naar onze kinderen van onze woning een onveilige plaats kunnen maken. Op een veilige plaats komen ze graag terug, is het onveilig, dan zullen ze die plaats steeds meer mijden!

Naast de positieve waardering voor het beschrijven van bepaalde ontwikkelingsperioden in een mensenleven, zit er ook een negatieve kant aan. Het gebeurt maar al te vaak, dat men meent dat men moet voldoen aan de kenmerken vanuit een bepaalde periode. Elk meisje van 16 zou dan een echte puber moeten zijn, die altijd dwars ligt. En als je die eigenschappen op die leeftijd niet vertoont, dan ben je niet normaal. Een kind tussen de 2, 5 en 3, 5 jaar heeft volgens de ontwikkelingspsychologie een zgn. koppigheidsfase: het kind verzet zich al vroeg. Het geniet ervan net dat te doen, wat vader of moeder nou nét niet wil. Het kan enorm gaan krijsen of stampvoeten als het zijn zin niet krijgt. Het niet vertonen van die eigenschappen betekent niet, dat het kind per definitie abnormaal is en zich niet normaal zal gaan ontwikkelen.

Ook hier geldt dus weer: de gegevens uit de ontwikkelingspsychologie moeten we niet verabsoluteren, we moeten er deskundig mee omgaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 september 1982

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Christelijke opvoeding in deze tijd (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 september 1982

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's