Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Rondom het ‘Ambtsgewaad’ (1)

Bekijk het origineel

Rondom het ‘Ambtsgewaad’ (1)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van het begin van de Reformatie af is er verschillend gedacht over het dragen van een specifiek ambtsgewaad.

Grote verwarring

Onlangs hebben twee predikanten in het hoge noorden de degen gekruist over de kwestie van het 'ambtsgewaad'. Ds. R. Klooster te Rottevalle had in zijn kerkblad zijn verschijning op de kansel in grijs costuum verdedigd met de stelling dat de Reformatie het eigenlijke ambtsgewaad niet kent. ledere gelovige staat in dienst van de Heere en daarom behoort de predikant zich in zijn kleding niet van andere gemeenteleden te onderscheiden. Het Nieuwsblad voor Noord-Oost Friesland nam dit artikel over en ds. L. H. Oosten te Wouterswoude reageerde erop met de verdediging van de toga. Terecht signaleerde hij bij zijn genoemde collega een 'nivellering' van het ambt.

We laten nu deze discussie, die in z'n geheel werd overgenomen in De Waarheidsvriend van 11 nov., met de argumenten pro en contra, maar rusten. Het hele geval typeert overigens wel hoe kerkelijke fronten kunnen worden verlegd... Een predikant uit de middensektor van de kerk preekt in grijs pak, terwijl vanuit de rechterhoek een lans wordt gebroken voor de toga. Maar toen in het midden van de vorige eeuw het dragen van de toga door de Synode werd aanbevolen, toen keerde een deel van de rechterzijde zich tegen deze 'dekmantel der ongerechtigheid'... 't Kan verkeren, wist Bredero al... Intussen is er ook op dit terrein heel wat verwarring in de kerk. Niet alleen in het gewone leven is de predikant door zijn kleding nauwelijk nog te onderscheiden van iemand anders, maar ook op de kansel is er allerlei variatie in 'gewaad'. Sommigen, zoals blijkbaar ook de predikant van Rottevalle, kiezen voor een gewoon costuum, anderen dragen het zwarte pak (al of niet met streepjesbroek), weer anderen zijn van mening: de toga bedekt alle dingen, en houden het op een zwarte, een grijze of een paarse. Het is als in de dagen toen de Richters richtten over Israël: iedereen deed wat recht was in zijn ogen. De leervrijheid en de kleervrijheid gaan hand in hand. Waarbij dan de aantekening moet worden gemaakt dat iemands rechtzinnigheid of vrijzinnigheid niet valt op te maken uit z'n kleding, want de keuze voor of tegen de toga blijkt dwars door alle modaliteiten heen te lopen...

De Reformatie

Van het begin van de Reformatie af is er verschillend gedacht over het dragen van een specifiek ambtsgewaad. Met name Zwingli heeft zich nogal heftig verzet tegen iedere vorm van liturgische kleding omdat hij die beschouwde als behorend tot de bedeling van het Oude Testament. Invoering van een ambtsgewaad, hoe dan ook, zag hij als een terugkeer tot de dienst der schaduwen.

Luther stond er vrij onverschillig tegenover. In zijn herontdekking van het 'algemeen priesterschap' der gelovigen is een ambtsgewaad nauwelijks in te passen. Maar voor hem was het ook weer te onbelangrijk om erover te twisten. En zoals hij in de kerken rustig de altaren liet staan, zo verzette hij zich ook niet tegen een bepaalde vorm van liturgische kleding. Vandaar dat in de Skandinavische landen, die sterk Luthers georiënteerd zijn, meestal een koorhemd wordt gedragen.

Calvijn was van oordeel dat de ambtsdrager 'deftig' gekleed dient te zijn, maar nimmer hebben de kerken van het Calvinistische type een voorgeschreven ambtsgewaad gekend. Calvijn zelf heeft deze kwestie beschouwd als behorend tot de 'middelmatige dingen', waarin men elkaar niet moet verketteren. En toen er in 1546 in Geneve werd getwist over het dragen van de toga door de predikanten noemde hij dat laconiek 'een vermakelijke geschiedenis' .

Mantels, beffen en hoeden

Over de kleding van de predikanten in ons land ten tijde van de Republiek zou een lang verhaal te schrijven zijn. Wie het mooie, onlangs door Den Hertog uitgegeven boek '100 Portretten van Godgeleerden in Nederland uit de 16e, 17e en 18e eeuw' ter hand neemt, zal ontdekken dat ook de weleerwaarde heren tijdens de zogenaamde 'bloeitijd' van onze Kerk de mode volgden, zij het ook dat ze meestal één of twee modes achter waren...

In het begin droegen de predikanten de tabberd, helemaal met bont omzoomd, en daaronder het zogenaamde wambuis, een nauw sluitend, op de borst dichtgeknoopt kleed. In het midden van de 17de eeuw legden de jongere predikanten deze tabberd af en vertoonden ze zich een tijdlang alléén in hun wambuis. Weer later droegen ze een lange, wijde rok, die ook telkens aan veranderingen onderhevig was. In plaats van de tabberd kwam tenslotte de mantel, die op verschillende manieren gedragen kon worden: over de schouders of alleen over de rechter-, of alleen over de linkerarm.

Van de kraag naar de bef is ook een hele ontwikkeling geweest. Het begon met de ronde, geplooide kraag. Daarop volgde de Spaanse, en daarop weer de Franse kraag. Maar toen de lange pruiken terrein wonnen werd die kraag op de rug weer te onhandig en maakte hij plaats voor de bef, die ook weer allerlei vormen heeft gekend.

Er is geen 'oecumenischer' hoofddeksel geweest dan het kalotje. Rooms-Katholieke priesters, Joodse rabbijnen en Gereformeerde predikanten droegen 'de omgekeerde theeschotel' boven op het hoofd en zetten het ding zelden of nooit af! Toen men later een hoed ging dragen kwam die gewoon boven op het kalotje te staan. En zette men tijdens het preken de hoed af (wat lang niet altijd gebeurde!), het kalotje hield men op! De knop, die zich nog bevindt aan de achterkant van de meeste oude kansels, heeft dan ook nergens anders voor gediend dan om de hoed, en later de steek, aan op te hangen.

Die steek is een verhaal apart. Het was een soort driekantige hoed, die de predikanten hadden overgenomen van de gewone burgers. Maar omdat hij van alle hoofddeksels het langst stand gehouden heeft, werd hij het symbool van vroomheid en rechtzinnigheid, en het criterium waarnaar predikanten beoordeeld werden!

'Men kent ze aan het gewaad'

Trouwens, het is niet van vandaag of gisteren dat de gemeente uiterlijke kenmerken nodig had om haar dienaren te 'keuren'. Zodra er een nieuwe haardracht of kleding in de mode kwam stond heel kerkelijk Nederland op z'n achterste benen. En doordat niet ieder meteen die nieuwe mode volgde kreeg men verschillen te zien en aan die verschillen werden de theologische inzichten afgemeten. Fijnproevers konden met één oogopslag zien of een predikant een 'Voetiaanse' of een 'Coccejaanse' pruik droeg. En nog later was er zelfs onderscheid te zien tussen Voetiaanse, Coccejaanse en Groenewegiaanse beffen! Dat verschil zat 'm niet alleen in de lengte of breedte van de beffen, maar ook in de manier waarin ze gedragen werden: op de borst of tegen de kin! Het was telkens weer het oude liedje: zodra er iets nieuws in de mode kwam, dan was de algemene klacht: we kunnen de predikanten niet meer herkennen! Nu waren de weleerwaarde heren daar zelf ook niet onschuldig aan. Want ze liepen, hoewel aarzelend, toch achter de mode aan, en veelal bleven de meest strenge predikanten het langst aan de oude mode verknocht, zodat in de ogen van de mensen het 'oude' een kenmerk werd van het 'echte'. Maar altijd weer moesten ook de meest ouderwetse predikanten het uiteindelijk van de mode verliezen en gingen ze meedoen met wat ze in anderen afgekeurd hadden. Een tijdgenoot klaagde dan ook: 'Sommige predikanten hebben altijd een particuliere liefhebberij gehad voor het oude. Wat zij het meest hebben verafschuwd (bijvoorbeeld de snuif, de tabak, de lange pruiken, haren en steken) hebben zij het meest aangekleefd'.

Trouw aan het oude

Er zou nog veel meer op te merken zijn over de kleding van de predikanten, maar we willen niet te zeer in détails treden. Het is in ieder geval duidelijk dat de Kerk nimmer een officieel ambtsgewaad heeft gekend. Wat de gemeente als ambtsgewaad beschouwde was niets meer en niets minder dan een verouderde mode. De deftige kleding van een vorige generatie was de kleding waarin de predikanten verschenen. Dat heeft doorgwerkt tot in onze eeuw, met name in de kringen van de Ledebóerianen. Want toen ds. G. H. Kersten in 1907 Ledeboerianen en Kruisgezinden bij elkaar bracht om samen de 'Gereformeerde Gemeenten' te vormen, deed ds. L. Boone van St.-Philipsland, die een felle voorstander van die fusie was, uiteindelijk toch niet mee. 'Mijn hoofdbezwaar was', schreef hij later, 'dat wij niet geheel terugkeerden tot het zingen van de oude psalmen en het dragen van het ambtsgewaad, gelijk ds. Ledeboer, ds. Van Dijke en ds. Bakker gedaan hebben...'.

Het is een hoogstmerkwaardige zaak vanuit 'separatistische' kringen als waarin Boone zich bewoog zo'n hoogkerkelijk argument als het ambtsgewaad te horen aanvoeren... Het is dan ook één van de breekpunten geworden en Boone bleef trouw aan zijn steek, bef, kuitbroek en schoenen met gespen, evenals de predikanten die met hem en na hem de Oud Gereformeerde Gemeenten hebben gediend. Twee van hen heb ik in mijn jeugd in Zeeland nog wel gezien in dit opvallende gewaad: ds. W. H. Blaak en ds. G. van de Gruiter, voor zover ik weet ook de laatsten die dit oude costuum hebben gedragen.

Maar hiermee ben ik eigenlijk op de geschiedenis vooruitgelopen. Volgende keer hopen we te zien hoe de toga werd ingevoerd en wat voor verzet daartegen rees.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 december 1982

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Rondom het ‘Ambtsgewaad’ (1)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 december 1982

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's