Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De kerk in de krijgsmacht (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kerk in de krijgsmacht (2)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wie er in toegestemd heeft legerpredikant te worden, de keuring heeft doorstaan en 'thuis' de nodige maatregelen heeft getroffen, wordt ook in dienst geroepen; eerst voor een twee maanden durende Toerusting Krijgsmacht Pastoraat. De eerste drie weken daarvan worden besteed aan een militaire vorming. De bedoeling is dat de legerpredikant (in snel tempo) meemaakt wat elke nieuwe soldaat meemaakt. Belangrijker is dat de legerpredikant - die meestel geen militaire ervaring heeft - thuis raakt in de omgeving waarin hij straks zijn werk moet doen; een omgeving met eigen tradities, eigen regels die van het 'normale maatschappijbeeld' afwijken, een omgeving die sterk hiërarchisch gestructureerd is. Het eigene van de krijgsmacht is echter niet alleen vreemd voor de aankomende legerpredikant, het is ook vreemd voor ieder die buiten de militaire samenleving staat. Vreemd voor degenen die in het gewone pastoraat met beroeps-of dienstplichtige militairen in aanraking komen; vreemd voor ouders die hun zoon in militaire dienst zien gaan. Niet elke soldaat heeft een officier als vader, en weinigen weten meer van het leger dan wat hun eigen diensttijd aan ervaringen heeft opgeleverd.

Gevolgen

Dit heeft gevolgen, ook binnen de gemeente. Een militair lid van de gemeente is lid van de gemeente zoals ieder ander. Maar het is voor de niet-militair niet zo gemakkelijk zich een voorstelling te maken van de omstandigheden van de militair en van de vragen die zijn werk ook bij de militair zelf kan oproepen. Ik besef dat ditzelfde gezegd kan worden van iemand die bij Philips of bij de Amro-bank werkt, maar bij uitstek het militaire apparaat wordt sterk bediscussieerd. Van menig beroepsmilitair is de klacht te horen dat hij in zijn thuisgemeente met een geïsoleerde plaats genoegen moet nemen... Voeg daarbij de uitspraken die de kerken 'in het groot' doen en de conclusie ligt voor hand: er ontstaat een proces van vervreemding. Om misverstand te voorkomen: de militair behoeft in de gemeente niet in de watten te worden gelegd; hij wil als gewoon lid van de gemeente benaderd worden. Doch aandacht voor zijn bijzondere positie en de problemen waar hij mee te maken heeft, zou op zijn plaats zijn. Voor wie op dit gebied enigszins geïnformeerd wil zijn, verwijs ik naar de serie 'Handreiking voor het pastoraat'. Nummer 10 van deze reeks behandelt het pastoraat aan militairen, samengesteld door de sectie Kerk en Krijgsmacht van de Raad voor herderlijke zorg. De Handreiking is bij deze raad verkrijgbaar: Carnegielaan 9, Den Haag (voor kerkeraden gratis).

Genoemde handreiking gaat ook in op het pastoraat aan dienstplichtigen. Het verschil in positie tussen de beroepsmilitair en de dienstplichtige is van velerlei aard: tijdsduur, vrijwilligheid, verantwoordelijkheid, maatschappelijke positie e.d. spreken daar in mee.

In dienst

Hoewel het werk van de legerpredikant intensieve contacten met beroepsmilitairen met zich meebrengt, wordt een belangrijk deel van het werk verricht met dienstplichtigen; werk dat nogal kan verschillen per kazerne. Zelf werk ik op een opleidingscentrum, een plaats waar nieuwe soldaten binnenstappen die direct uit de 'burgermaatschappij' afkomstig zijn. Derhalve ben ik getuige van de onwennigheid waarmee mensen binnen komen, maar ook van de gewenning die zich voordoet, Voor een paar opvallende zaken vraag ik uw aandacht. Allereerst valt op met hoe weinig voorbereiding jongens in dienst komen. Terwijl ieder weet dat een groot aantal jongens de militaire dienstplicht moet vervullen, wordt er op scholen en vormingsinstituten erg weinig aan voorlichting gedaan. Wat hangt de aanstaande militair boven het hoofd? Ik ben geen onderwijs-deskundige, maar zou voor deze vraag geen plaats ingeruimd moeten worden in de lessen maatschappijleer? Nu is het voor veel jongens een complete verrassing dat hun diensttijd voor een flink gedeelte in schoolbanken wordt doorgebracht - hetgeen zij niet begrepen hadden uit de (sterke) verhalen die zij hoorden. Wat betekent het om op de grens van jeugd en volwassenheid, tegen wil en dank uit de huiselijke omgeving te worden overgezet in een volledig vreemde omgeving? Deugdelijke informatie zou heel wat aanpassingsproblemen kunnen voorkomen.

Formulieren

De aankomend soldaat krijgt voor zijn opkomst per post wat zaken toegezonden. Het verdient aanbeveling die dingen goed te lezen. Voor een formulier vraag ik bijzondere aandacht: dat van de Geestelijke Verzorging. Er wordt een brief verzonden waarin de dienst Geestelijke Verzorging de aandacht vestigt op zijn aanwezigheid in het leger, waar nodig al bij voorbaat hulp aanbiedt, en vraagt om een keure te bepalen voor de Geestelijke Verzorging waarvan men gebruik wil maken. Het aanbod bestaat uit rooms-katholieke/protestantse/joodse of humanistische geestelijke verzorging, met als vijfde mogelijkheid dat men kan aangeven geen prijs te stellen op geestelijke begeleiding. Een antwoordformulier dient bij opkomst of binnen twee weken daarna te worden ingeleverd. Wat is de praktijk? Ik geef toe dat de verstrekte schriftelijke informatie niet overduidelijk is, maar dat behoeft toch niet de reden te zijn om het formulier niet te lezen en het oningevuld mee te brengen? Dit gebeurt in ongeveer de helft van de gevallen! Niet alleen bij jongens zonder kerkelijke achtergrond, maar ook bij jongens uit 'onze kring'. Waarbij ik nog zwijg over hen die als keuze 'geen' aangeven. Enig onderzoek leerde mij dat de oorzaken heel verschillend zijn. De een wil in zijn diensttijd niet met kerkelijke/geestelijke zaken achtervolgd worden; de ander heeft gehoord dat die dominees 'toch niks zijn'; een derde meent sterk genoeg in zijn hoge schoenen te staan om het wel zonder Geestelijke Verzorging te kunnen stellen; een vijfde denkt dat hij door ja te zeggen kerkdiensten en catechisaties moet bijwonen. Een deel maakt wel een keuze, maar weet eigenlijk niet 'waarvoor hij kiest'. Al met al blijken er rondom de geestelijke verzorging in het leger heel wat misverstanden te bestaan. Alleen al de aanduiding 'Geestelijke Verzorging' schijnt een bepaald beeld op te roepen. Gelukkig is elke soldaat verplicht om met de geestelijke verzorging kennis te maken; daarbij kunnen verkeerde voorstellingen wat recht getrokken worden. Maar is dat niet wat laat? Zou er vanuit de gemeenten, door predikanten en jeugdouderlingen of - diakenen, door leidinggevenden in het jeugdwerk niet meer aan gedaan moeten worden? Dan moeten we natuurlijk eerst wel zelf over de juiste informatie beschikken; informatie die legerpredikanten graag geven, maar waar zelden of nooit om-gevraagd wordt! Overigens haast ik mij om te zeggen dat we ook positieve dingen tegenkomen. Het zouden er echter meer kunnen zijn.

Geestelijke bagage

Een volgend punt is de geestelijke bagage die jongeren bij zich hebben. Die is altijd belangrijk, maar zeker als we genoodzaakt zijn min of meer op eigen benen te staan. In het leger komt daarbij dat je niet kunt uitkiezen met wie je wilt omgaan, maar dat een soldatenkamer met anderen gedeeld moet worden. Hoe lang houden we het vol om de Bijbel te lezen en te bidden? Menig soldaat komt binnen met flink wat goede raadgevingen, doch zonder een echte levens-en geloofsovertuiging. Zo ver is de persoonlijkheidsvorming van een plm. 18-jarige nog niet gevorderd. Zijn onze catechese-methodes daar trouwens op afgestemd? In hoeverre helpen wij jongeren met het omzetten van leerstof in 'klinkende levensmunt? '

Het leger is voor jongeren niet per definitie een slechte omgeving. Wel gaat het erom dat niet een grote breuk ontstaat met wie men als 'burger' was. Bijvoorbeeld: wie niet gewend was dagelijks grote hoeveelheden alcohol tot zich te nemen, behoeft dat als militair ook niet te doen. De levenshouding die men van belang vond, mag ook in militaire dienst van belang blijven. Dat zouden we onze jonge militairen moeten meegeven. Daarbij wil ook de legerpredikant helpen. Hij doet echter nog veel meer; mede daarover een volgende keer.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 februari 1983

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

De kerk in de krijgsmacht (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 februari 1983

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's