Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Kerk in de krijgsmacht (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Kerk in de krijgsmacht (3)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoe is nu de positie van de krijgsmachtpredikant zelf?

De vorige keer beloofde ik wat te zullen vermelden van wat de legerpredikant doet. Een complete opsomming, zo die al te geven zou zijn, wil ik u besparen; daarvoor is het werk te omvangrijk en te gevarieerd. Als ik mij beperk tot de omgang met dienstplichtigen, dan zijn daarin een paar hoofdzaken te noemen.

Ik wees de vorige keer al op de omstandigheid dat ieder die het leger binnenkomt, verplicht kennismaakt met de geestelijke verzorging. Voor velen is dat het eerste contact dat men met iemand 'van de kerk' heeft in zijn hele leven. Voor anderen is het een hernieuwde kennismaking sinds vele jaren; een derde groep komt uit een kerkelijk meelevend milieu. Hiertussen is nog de nodige variatie mogelijk. Getracht wordt eerst duidelijk te maken waarom er geestelijke verzorgers in het leger zijn, en dan ook wat er van hen verwacht mag worden. GV-ers trachten de kerken te vertegenwoordigen en jonge mensen te begeleiden in een bijzondere fase van hun leven en in bijzondere omstandigheden. Daartoe zijn er vele mogelijkheden om elkaar te ontmoeten, gezocht en ongezocht. Er zijn de volgens rooster vastgestelde uren 'geestelijke verzorging', die in de praktijk gespreks-uren zijn waarin de meest uiteenlopende onderwerpen aan de orde komen. De gespreksstof wordt veelal aangedragen door de jongens zelf; soms breng ik een onderwerp ter sprake. Verschillende hulpmiddelen staan daarbij ten dienste: vormingstechnisch materiaal, video-apparatuur, tijdschriften e.d. Telkens is het een zoeken naar mogelijkheden om Bijbelse noties in te brengen; en dat in een gezelschap dat naar al of niet kerkelijke afkomst nogal gevarieerd is. Een avontuurlijke bezigheid, want hoe verloopt sorns de confrontatie tussen een hervormde jongen uit X, een r.k. jongen uit Y en een buitenkerkelijke uit Z? Hoe maken we dan duidelijk wat werkelijk van belang is? Ik verkeer daarbij in de omstandigheid dat soldaten, die gedurende vier maanden in onze kazerne zijn, vrijwel zonder uitzondering de GV-lessen krijgen waar zij recht op hebben: eenmaal per twee weken anderhalf uur.

Ontmoetingen

Naast deze vastgestelde uren zijn er de individuele ontmoetingen. Jongens vragen raad voor talloze zaken, vragen om hulp voor zichzelf of voor problemen thuis. Ze weten je te vinden, ongeacht hun achtergrond of overtuiging, met zaken die soms wel, maar vaker niet met de dienst te maken hebben. Wonderlijk genoeg zijn zij, die eerst dachten geen behoefte aan de GV te hebben, juist degenen die het meest aankloppen. Er is vrijwel niets waarmee je niet bij de GV terecht kunt, en kan de 'doom' zelf niet helpen, dan verwijst hij wel door. Hij onderhoudt immers goede contacten met de dokter, de sociale dienst, commandanten, en waar nodig ook met 'thuis'. Deze contacten gaan trouwens over en weer, binnen de kazerne, maar ook daar buiten: gelukkig weten ouders of echtgenotes soms ook de weg te vinden naar de GV-er van hun zoon of man. Het komt voor dat de legerpredikant beter op de hoogte is van huiselijke problemen dan de predikant ter plaatse. De omstandigheden zullen dat meebrengen, nodigen dikwijls uit tot gesprek: als de dominee zijn gezicht laat zien bij velddienst of in een bivak, als hij met een oefening meeloopt; dan met hem te kunnen praten over je vreugden en je zorgen... U hebt wellicht al begrepen dat er veel contact is met jongeren die we in ons kerkewerk al lang niet meer ontmoeten. Ik probeer hen mijn vertrouwen te geven en ik vraag hun vertrouwen. Ik mag immers het belang van de mens in de krijgsmacht op het oog hebben? Daarbij ben ik niet allereerst evangelist, maar wel dienaar van het evangelie. Daarnaast de omgang met de soldaat die wel van kerkelijke huize is: die omgang heeft de legerpredikant ook nodig. Ik hoop steeds weer dat deze jongens niet onderduiken, zich niet verstoppen, maar mij laten merken dat zij er zijn. We kunnen ook wat voor elkaar betekenen! Begrijp ik overigens dat het steeds minder voorkomt dat jongens tegen hun eigen dominee of wijkouderling zeggen dat zij 'in dienst' gaan? Deze kleine moeite mag toch wel gevraagd worden?

De krijgsmachtpredikant zelf

Hoe is nu de positie van de krijgsmachtpredikant zelf? Van hem wordt de bereidheid gevraagd zijn werk te doen in interkerkelijk verband - namens de gezamenlijke kerken die deelnemen aan de protestantse geestelijke verzorging - waarbij hij gezonden wordt door en verantwoording schuldig is aan zijn eigen zendende kerk. Er is een nauwe samenwerking met de R.K. geestelijke verzorgers, die in voorkomende gevallen 'uitwisselbaarheid' vraagt. Een zakelijke samenwerking met de humanistische geestelijke verzorging wordt gewenst geacht. In deze constructie toch herkenbaar te blijven, jezelf te blijven, dat gaat niet helemaal vanzelf. Dat vraagt studie, meditatie en gebed; hulp van anderen ook. Het maandelijks vergaderen met collega-legerpredikanten is hierin een waardevolle bezigheid.

Positie legerpredikant

Een klemmende vraag is in hoeverre er in de kerk een open oog is voor de bijzondere positie van de predikant voor buitengewone werkzaamheden in het algemeen, en voor die van de krijgsmachtpredikant in het bijzonder. Wat betekent het om te moeten werken zonder een bepaalde categorie mensen (we spreken van categoriale zielzorg): in de krijgsmacht in hoofdzaak met mannen, jonge en gezonde mannen, bezig met een heel specifieke soort van werk? Kinderen en bejaarden kom je in het leger niet tegen. Werkt dit eenzijdigheid in de hand? Nu kunnen we natuurlijk zeggen dat iemand die 'categoriaal werk' gaat doen, de bezwaren van eenzijdigheid op de koop toeneemt. Maar zo gemakkelijk zullen we ons er niet van mogen afmaken! Ten aanzien van het geheel van de kerk(en) kennen veel categoriaal werkende predikanten een gevoel van vervreemding. Hoe is hun verhouding tot de ambtelijke vergaderingen? Zelf verkeer ik in dit opzicht in een gunstige uitzonderingspositie. Als 'jaarling' verbonden gebleven aan mijn gemeente, veranderde er niet zo veel aan de plaats die ik in de kerk mag hebben. Zelfs een stukje gemeentewerk heb ik kunnen bijhouden, hetgeen ik als een welkome aanvulling op het werk in het leger ervaren heb. Dat neemt niet weg dat ook ik heb kunnen consta-teren hoe snel er vervreemding kan ontstaan: ' We dachten dat je toch weg was...' Wordt er in de kerk een nuttig gebruik gemaakt van de kennis en ervaring die de categoriale werkers hebben? Onbekend maakt onbemind, zegt een spreekwoord. Om bij het onbekende te blijven: over het werk van de legerpredikant kom je de vreemdste gedachten tegen, variërend van 'jeugdwerkleider' tot aan 'iemand die in een vrij dure speeltuin rondloopt'. Ik hoop duidelijk gemaakt te hebben dat het om meer gaat: rekenschap af te leggen van de hoop die in ons is, tegenover een ieder die rekenschap van ons vraagt - en daarbij anderen van dienst te zijn. Daarbij is de hulp en het begrip van de gemeenten onmisbaar. Theologische doordenking is nodig, en daar hebben we elkaar bij nodig. Bij het krijgsmachtpastoraat speelt ook nog een rol de moeite, die velen in bijna alle kerken hebben met leger en bewapening. Ook dat merken de krijgsmachtpredikanten, als zij geconfronteerd worden met de vraag of het wel geoorloofd is als predikant in zo'n instituut te werken. Is het inmiddels niet tekenend voor de situatie dat niet alleen voor predikanten in de krijgsmacht, maar voor alle predikanten voor buitengewone werkzaamheden, al zo'n 20 jaar gezocht wordt naar een bevredigende kerkelijke en kerkordelijke plaatsbepaling?

Afronding

Na het signaleren van deze knelpunten wil ik tot een afronding komen. Ik besef dat ik niet volledig ben geweest; andere legerpredikanten zullen weer andere ervaringen te melden hebben. Graag vertrouw ik dat het besef bestaat dat we elkaar kunnen helpen bij 'gewoon' en bij 'buitengewoon' werk, in het belang van de mensen met wie wij beiden te maken hebben.

Tenslotte twee citaten. In 1982 zei de staatsse­ cretaris van defensie, J. van Houwelingen; 'Geestelijke verzorgers dienen binnen de krijgsmacht aanwezig te zijn, ook gelet op hun taak in tijd van oorlog. Zulke oplossingen (n.a.v. een suggestie de G.V. op te heffen en in plaats daarvan een beroep te doen op kerken in de omgeving van het onderdeel, DH) zouden een ontkenning van het probleem betekenen. De mens in de organisatie heeft dan geen persoon meer in die organisatie, waar hij of zij met diep persoonlijke problemen naar toe kan gaan. Nuttige bemiddelende arbeid van de geestelijke verzorger kan door zijn bijzondere positie soms heilzaam werk voor de mens in de organisatie doen. Ik wil niet verhelen, dat dat werk voor de organisatie ook goed kan zijn. Ik realiseer me dat de geestelijke verzorger geen eenvoudige taak heeft. De wijze waarop deze zijn taak uitoefent, daar dient de Overheid geen invloed op uit te oefenen. Dat zou onjuist zijn. Binnen de krijgsmacht biedt ze de noodzakelijke ruimte en middelen voor die taak'.

Het tweede citaat is uit het 'Herderlijk schrijven van de Gen. Synode van de N.H. Kerk betreffende het vraagstuk van oorlog en vrede'. Het luidt: 'De kerk beschouwe haar leden, die in militaire dienst zijn, als leden, die meer pastorale zorg en geestelijke leiding nodig hebben dan zij die in zoveel beschutter milieu in de burgermaatschappij verblijven. Zij neme maatregelen opdat haar predikanten zich in voldoende aantal beschikbaar stellen voor de geestelijke verzorging van hen, die dienen bij vloot* leger en luchtmacht. Zij vergete in haar voorbede en praktische hulp niet degenen, die in militaire dienst zijn, hen die voor de strijdkrachten de verantwoordelijkheid dragen, hen aan wie de geestelijke verzorging is toevertrouwd'.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 februari 1983

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

De Kerk in de krijgsmacht (3)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 februari 1983

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's