Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Op Golgotha bekeerd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Op Golgotha bekeerd

11 minuten leestijd

Bij mijn weten is de uitdrukking 'Op Golgotha bekeerd' ten onrechte aan Kohlbrugge toegeschreven...

Typerend

Bij mijn weten is de uitdrukking 'Op Golgotha bekeerd' ten onrechte aan Kohlbrugge toegeschreven, althans naar de letter ben ik haar nooit tegengekomen in zijn geschriften, en wat meer zegt: zo is het ook ds. Van Heyst vergaan! Toch is dit gevleugelde woord voluit typerend te noemen voor Kohlbrugge's prediking en pastoraat. En net zoals het van heel diens theologie geldt, is ook deze uit­ drukking nogal eens misverstaan en misduid. En dat naar twee kanten.

Enerzijds wordt zij in zekere triomf opgeworpen door zeg maar de anti-bevindelijken, om er mee te demonstreren dat zij óók Kohlbrugge hun 'vader' mogen heten wanneer zij hoog opgeven van het heil dat geheel buiten ons ligt in Christus, een laag neerzien en zelfs smalend afgeven op de ervering des geloofs die de H. Geest in ons wekt. Alsof Christus ooit buiten de aanvechting om gekend zou worden... Anderzijds wordt door juist ultra-bevindelijken met dit 'Kohlbruggiaanse' woord 'aangetoond', dat Kohlbrugge ondanks alle schijn van het tegendeel ten diepste toch maar een gevaarlijk-voorwerpelijke en derhalve onbetrouwbare gids is op de weg van het geloof. Kortom, verbasterd en belasterd is Kohlbrugge's boodschap door hen die de spanning tussen het zogenoemde voorwerpelijke en het onderwerpelijke hebben afgezwakt of geheel afgezworen, ten gunste van een eenzijdige, eenkennige nadruk óf op het werk van Christus óf op het werk van de H. G. Alsof hier van een dilemma sprake was! Het is juist de strak gespannen verbinding tussen die twee die de ziel van het Geestelijke geloofsleren naar het Woord uitmaakt! Dit nu was Kohlbrugge van Boven af ingescherpt! En daar leggen al zijn preken getuigenis van af: enerzijds dat het heil compleet is aangebracht, want volbracht op de Heuvel en in de Hof, anderzijds dat dit heil mij onopgeefbaar noodzakelijk moet worden thuis gebracht en eigen gemaakt door de Woordbediening van de H. Geest. De Geest is het die het brede ravein van tijd en ruimte overbrugt door mij met Jezus 'gelijktijdig' maken - dat had Rembrandt begrepen toen hij zichzelf afschilderde onder de aanwezigen op Golgotha. En vooral, dezelfde Geest is het die de diepe doodskloof overkomt van schuld en vloek, verlorenheid en vijandschap.

Kohlbrugge was met zijn hele hebben en niet-hebben op het Lam geworpen. 'Daar heb ik afstand gedaan van... mijn bekeerd-zijn en mijn vroom-zijn, ja, van alle godsvrucht, kortom, van alles wat vlees heeft, geeft en werkt. Nu is mijn enig heil in de hoogte en diepte: 'Immanuel, God met ons'. Tot deze laatste verschansing was Kohlbrugge teruggedrongen - met restloos verlies van al het zijne - , en daar wist hij zich veilig en heilig. Maar tegelijk betuigt hij zonder ophouden en zonder onduidelijkheid, dat nu juist deze totale verbeurdverklaring en verzaking van eigen bekeerdheid een bij uitstek Geestelijkbevindelijk gebeuren is dat ons raakt tot in de nerven van ons leven. De H. Geest slaat dodelijke nagels in ons vlees. En wie, die geheel vlees is, zou dat niet gewaar worden! En de Geest giet Zijn balsem niet naast, maar in het hart! Geen bevindelijker geloof dan dat geloof dat door verzet en overgave heen zich overmocht weet en zich zo kaalgeplukt en leeggeschud als het is verliest aan Christus alleen. Zo bezien is het woord 'Op Golgotha bekeerd' heel kenmerkend voor Kohlbrugge's prediking en - wat beslissend is - een markante vertolking van wat het Evangelie leert belijden.

Op Golgotha

Radicale ernst heeft Kohlbrugge gemaakt met het Paulinische 'met Christus gestorven en opgestaan'. Wij waren erbij, met en in Hem! Christus nam geheel ons vlees en bloed aan. Hij deed maar niet vóór wat wij Hem na moeten doen, maar Hij deed voor-ons wat wij Godlof nimmer na hebben te doen. Hij was in oorden waar Hij niet te volgen is... Hij deed het alleen, volstrekt en volledig. Als de Tweede Adam bracht Hij Gode aan wat de eerste Adam heeft gestolen: Gods eer, de hartsgehoorzaamheid, de geloofshorigheid aan het Woord, Grondlegger en Vol-maker van alle geloof als Hij is... En tegelijk deed Hij weg wat Adam heeft binnengehaald: de zonde van het ongeloof en de banvloek over alle ongerechtigheid. In deze Tweede Adam vond de eerste de dood! 'Christus nam mij in Zich op en zo werd ik met Hem meegekruisigd en droeg in Hem mijn schande, hoon en smaad'. 'Aan het kruis van Golgotha hingen toch wel geen twee mensen, maar Eén: de Mens in onze plaats... onze oude mens in Zich opgenomen'.

Daar is ons vlees verscheurd, verbrand en weggedaan! En - zegt Kohlbrugge - van de doden zal men niets dan goeds zeggen. Is dus iemand met Christus gestorven, dan zal alleen dit van hem gelden dat volstrekt geen kwaad meer in hem is. Doch wij hebben hierbij wel op Christus te zien en niet daarop wat het vlees, wat het vreesachtige hart zegt. Gods Woord zegt het dat het zo in Jezus Christus waarheid is, en dat moet ons genoeg zijn'. Dit evangelie sluit geen zondaar buiten: wie het gelooft, die heeft het. Maar..., wie gelooft het? 'Antwoord: diegene die Gods Woord hoger acht en voor wezenlijker houdt dan al zijn twijfelingen en alles waarmee de duivel hem toespreekt. Immers, Gods Woord moet bij ons gelden, en niet dat wat het zwakke hart zegt, niet datgene wat wij zien of bespreuren, Christus is voor onze zonden gestorven en niet voor Zichzelf. Dit zegt ons het Woord. Al het andere zal leugenachtig bevonden worden, wat hoge en heerlijke schijn van waarheid het ons ook moge voorspiegelen'. En hoe zwaar ook om te verstaan en vast te houden, 'evenwel hoe het er ook bij ons uitziet, of wij het nu kunnen vasthouden of niet - daardoor verandert de zaak niet, nochtans is het waar. Gods woord zegt het een iegelijk aangevochtene: 'Gij zijt met Christus gestorven...' De zonde heeft aan ons niets. 'Wij zijn voor haar lijken'. Door de aanvechting heen zal dit geloof zich 'aan het einde machtiger bewijzen aan al het tegenstrijdige'. Want het is hoewel onzichtbaar, nochtans werkelijk en waar, 'dat ons vlees dat zondig en nog aan de dood onderworpen en door de wormen in het graf wordt verteerd, toch reeds in de hemel in Hem is: niet als zondig vlees, maar heilig en rein naar de genadige toerekening van Zijn genoegdoening! 'Christus en wij zijn voor God één lichaam! Van Hem, het Hoofd, komt het af! Daarom, zien wij op ons Hoofd, zo gaan alle dingen goed...'

Bekeerd

Maar het hoeft nog nauwelijks gezegd: het gaat Kohlbrugge hierbij niet om een leer die 'zo wat in inbeeldingen zou bestaan, als zwommen zulke dingen in de hersenen, zonder wezenlijkheid', maar dit Woord is werkzaam, waar en wezenlijk! Het geldt dan ook niet de automatisten die zichzelf met kille conclusies gerust stellen, maar 'degenen die voor Gods Woord beven en wegzinken en hongeren en dorsten naar de gerechtigheid'! Want 'hij die in waarheid bekeerd is, vreest God. Menigmaal siddert hij voor God; hoewel ook aan de andere kant de liefde de vrees buiten drijft, zo heeft hij toch een blijvende behoefte aan kwijtschelding van schulden, daar de zonden nooit ophouden te woelen en de boze zondige geaardheid ons gehele leven ons bijblijft. Deze behoefte behoort tot het leven des geloofs'.

In een catechismus-preek vraagt Kohlbrugge zich af: 'Waarom hoorde men vroeger zoveel van waarachtige bekeringen? Vanwaar? Waren zulken niet geboren in de afgrond der verlorenheid toen zij wegzonken voor Gods wet?' En in bewogen ernst voegt hij eraan toe: 'Tegenwoordig grijpt men met zijn goddeloze, onreine handen in de korf der genade zonder te belijden: Ik heb gezondigd!, en zonder dat men in het hart het wachtwoord heeft: Neen, neen, Gods wet moet blijven staan!'

Wat is dan: zich bekeren? 'Zich tot God wenden met erkentenis van zijn zonde en zich geheel overgeven aan het Woord van genade'. En waarvan heeft men zich te bekeren? 'Van alle aanmatiging tegenover God als ware men iets of gold men iets'. En wat zijn de vruchten? 'hartgrondige ootmoed voor God ofwel erkentenis dat men niets is; oprechte hoogachting voor alle geboden Gods en een hart dat tot die geboden geneigd is; ongeveinsd geloof aan Gods genade en ontferming-in Christus en ongehuichelde overgave van zichzelf voor het heil van de naaste'. Wie werkt dat? 'De Heere, Die het hart opent, dat men acht geeft op Zijn Woord'.

Onbekeerd

Iemand aan wie eens gevraagd werd: 'Bent u bekeerd? ' gaf ten antwoord: 'Nee, God is er nog mee bezig!' Kohlbrugge zou het gezegd kunnen hebben. De bekering maakt ons niet tot zelfverzekerde, zelfgenoegzame mensen. God maakt geen zondaar 'self-supporting'. 'Vonnis uzelf toch! Beroem er u niet op dat gij een gelovige, een bekeerde, een wedergeborene zijt. Want juist dan wanneer men gelovig, wedergeboren en bekeerd is, gebeurt het dat men vaak niet weet waar te blijven en niet uit de ogen kan zien vanwege het groot verderf en omdat het hart een spelonk is vol van verwarring' . Kohlbrugge kan dan ook ergens resoluut de brand steken in de vraag, hoe iemand kan weten of hij bekeerd is. Hij zegt dan: 'Een mens hééft niet te vragen naar zichzelf wat hij is of niet is, maar zich voortdurend te bekeren van alle verkeerdheid, en alleen te vragen naar die God die in mensen een welbehagen heeft'. Niet lang voor zijn dood schrijft Kohlbrugge: 'Als iemand mij van zijn bekering wil vertellen en dag-en-uur van zijn wedergeboorte wil aangeven, en mij dan toch zegt dat het hartelijk leedwezen over de zonde bij hem allang opgehouden heeft, dan zeg ik hem dat hij zichzelf bedriegt. Dat leerwezen blijft het ganse leven door bestaan. Waardoor wordt het gewrocht? Dat werkt telkens de genade van de Heere Jezus Christus door de wet die verdoemt en door het Evangelie dat leven inblaast'. Hier zien wij Kohlbrugge in het hart: het is Christus' genade die met twee woorden tot ons komt: dodend en levendmakend in een levenslange, dagelijkse bekering, waarbij wij onbekeerd en onbekeerlijk blijven in onszelf. 'De oude mens is niet op eenmaal dood, al is hij ook dood in de dood van Christus. Voor het geloof is deze oude mens dood, maar naar het gevoel en de dagelijkse ervaring moet het, opdat het geloof geoefend en de hoop levendig gehouden worde, een afsterven zijn, waarbij de oude mens langzamerhand sterft tot aan zijn lichamelijke dood'. Evenmin is de keerzijde - die hartelijke vreugde in God - een statistisch bezit dat tot onze beschikking zou staan. 'En is een strijd, voortdurend een strijd, waarvan dan nochtans altijd het einde is: een hartelijke vreugde in God door Jezus Christus'. Niemand mene iets te zijn. En niemand mene andermans bekering te kunnen wegen en meten. 'Men moest toch begrijpen, dat onze Heere God een groot armen-en ziekenhuis heeft, en dat Hij de Gever is (en blijft!) van alle goederen van genade en barmhartigheid, opdat men niet kritiserend op mensen neerziet, maar integendeel het oog naar boven richt, naar de troon der genade, en van zichzelf belijde: Of ik kom om, of ik leef op genade en sterf op genade'.

Net zijn wij Kohlbrugge goed en wel op het spoor gekomen, of wij moeten afbreken. Alleen nog dit. Heel de bekering is voor Kohlbrugge geloofs-actie, d.w.z. een straatarm zondaarsbestaan dat zich bergt in de schuilhut van het Woord. Dit geloof is een wondere zaak. 'O, hoe naakt en kaal, hoe afgestroopt wordt dit geloof waar men niets dan verderf en ondergang voor zich heeft. Nochtans, in het Woord ligt de macht van Gód! Dan hoeft er in ons niets te zijn, want alles ligt in dit Woord dat hemel en aarde gemaakt heeft... Onze ganse zaligheid ligt vast in een uitspraak uit de mond van God'. Het is een Woord dat leven schept van vrijspraak en bevrijding. En waar zou het dan anders doen dan midden in de nacht van schuld en dood? Het is Woord van de Paasvorst: 'Sta op, twee mogen niet dood zijn. Ik ben voor mijzelf niet gestorven, maar voor u en al mijn geliefden. Ik wil u hier volstrekt niet als een dode zien. Gij moet met Mijn leren vervuld zijn en vol van vrede en vreugde voor Mijn aangezicht'.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 maart 1983

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Op Golgotha bekeerd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 maart 1983

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's