Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Woord aan het woord laten (1)

Bekijk het origineel

Het Woord aan het woord laten (1)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het Woord moet geestelijk d.i. vervuld van de Heilige Geest uitgedragen worden.

Met de kerk van alle eeuwen belijden wij, dat Gods Woord is de Waarheid. Ook zullen wij het wel met de stelregel eens zijn, dat vanaf de kansel niets anders dan het Woord Gods uitgedragen behoort te worden. Wij allen staan een voorwerpelijk-onderwerpelijke prediking voor die geheel èn al geënt is op het Woord Gods. Toch valt niet te ontkennen, dat zulk een prediking niet altijd weerklank vindt, omdat er achter de Waarheid nog een waarheid schuilt, zo meent men. Het Woord is geestelijk en moet daarom ook geestelijk gebracht worden. Met dit laatste zijn wij het hartelijk eens. Het Woord moet geestelijk d.i. vervuld van de Heilige Geest uitgedragen worden. Maar wij zijn het niet eens met de stelregel, dat achter de Waarheid nog een waarheid gezocht moet worden. Wanneer men aan deze stelregel vasthoudt komt men allicht tot een 'vergeestelijken' van het Woord i.e. de teksten. In een aantal artikelen willen wij op het 'vergeestelijken' ingaan.

Relatie tot het Woord Gods

Iemand heeft eens de opmerking gemaakt, dat de preekstoel de gevaarlijkste plaats ter wereld is. Het moge enigszins overtrokken zijn, maar een kern van waarheid is zeker aanwezig. 'Het mannetje uit het stof verrezen' moet immers het Woord verkondigen. Van die verkondiging hangt het eeuwig wel óf het eeuwig wee af van allen die hem horen. Dat de prediker derhalve niets maar dan ook niets van het Woord zal verkondigen is duidelijk. De prediker is stem, niets dan stem nl. de stem van God'. Wie preekt heeft het Woord Gods door te geven. Dat gebeurt echter wel op een bepaalde wijze. De prediker doet dit niet op de manier van een brievenbesteller. Laatstgenoemde laat iedere dag vele brieven en drukwerkjes in de bussen glijden. Hij brengt woorden van allerlei aard over. Woorden die aangenaam zijn, maar ook woorden die niet prettig zijn voor degene die ze leest. Van de inhoud van al die brieven en drukwerkjes weet de brievenbesteller evenwel niets. Zijn relatie tot de inhoud van wat hij bezorgt is nihil. Van de uitwerking van al die woorden is, is hij niet op de hoogte. Staat nu de prediker zo ook ten aanzien van de boodschap die hij doorgeeft? Wanneer hij zich door God geroepen weet tot de heilige dienst in geen geval. Er zal in zijn leven een bepaalde relatie zijn tot het Woord Gods. De boodschap die hij doorgeeft zal hij kennen. Met de inhoud daarvan goed op de hoogte zijn. Hij gelijkt dus in de verste verte niet op een brievenbesteller. Er is bij de dienaar van het Woord een bijzondere relatie tot de sprekende God, hij moet en mag Hem verstaan. Niet minder kent de prediker een bijzondere relatie tot het Woord zelf. Door de verlichting van Gods Geest leert Hij de zin van het Woord verstaan, zodat hij in de verkondiging deze zin weet door te geven, zoals de sprekende God het bedoelt. Het is vanzelfsprekend, dat hij ook een relatie heeft met degenen aan wie hij het Woord Gods doorgeeft. De leden van de gemeente moeten hem goed bekend zijn, opdat het Woord Gods ook kan 'landen'.

Gebondenheid aan het Woord

Uit het bovenstaande is ons gebleken, dat de prediker voor de volle honderd procent aan het Woord gebonden is. Hoe sterker zijn relatie tot het Woord is, hoe meer dit tot uiting zal komen in de prediking. Het gebonden-zijn aan het Woord zal de verkondiging sterk beïnvloeden. Waar die gebondenheid aan het Woord niet zo sterk is of helemaal niet wordt aangetroffen, daar zal de verkondiging meer het spreken van de dienaar dan het spreken Gods laten horen. Eigen denken, ervaringen, spitsvondigheden moeten de verkondiging dan tot verkondiging maken. Het lezen van dingen in de tekst die er helemaal niet staan worden dan als waarheden Gods verkondigd. Hiermee staat de prediker dan wel het spreken Gods in de weg en dus ook de gemeente Gods. Een rechte binding aan het Woord is dus ten alle tijde geboden.

Met moeilijke zaak

Voor wie het Woord Gods in de gemeente heeft uit te dragen is de rechte binding aan het Woord altijd een moeilijke en tere zaak. Die rechte binding ontstaat alleen door de Heilige Geest. En dan nog zal de prediker het de apostel Paulus moeten nazeggen, dat zijn kennen maar ten dele is, en dus ook zijn spreken. Wij hoorden eens een prediker de verzuchting slaken: 'ik wilde wel, dat ik één goede preek in mijn leven had gedaan'. Dat was geen vrome kreet bij deze in de dienst vergrijsde dienaar van het Woord. Maar dat kwam recht uit zijn hart. Hij kende de worsteling om de tekst te laten zeggen wat deze zegt en niet de tekst te laten buikspreken. ledere rechtgeaarde dienstknecht van God zal deze worsteling kennen. Doorgaans weten we de gemeenteleden niet alles van wat zich in de studeerkamer afspeelt. Wat kan er een worsteling zijn om de verlichting met de Heilige Geest, opdat Gods Geest de verbanden laat zien waarin het Woord staat en de vertolking daarvan naar de zin en mening van de Geest zal zijn. De overdenking van een bepaald woord vraagt veel transpiratie, niet minder inspiratie, doch ook veel tijd. Een preek wordt niet in een enkel uur op zaterdagavond overdacht. Als het goed is, is de prediker hiermee de gehele week bezig en moet de gemeente hem ook de tijd laten om de woorden Gods door te kunnen geven. Daarmee willen wij niets ten nadele van het pastoraat zeggen. Een dienaar van het Woord is herder en leraar. Echter: geen herdershond. De verkondiging van het Woord is het eerste en dat moet het eerste blijven. Laten onze gemeenten dit goed bedenken. En laten zij ook het gebed voor de prediker niet vergeten. Wie het Woord Gods moet vertolken zal zelf een innig gebedsleven moeten kennen. Maar niet minder zal de gemeente hierin actief hebben te zijn. Toen wijlen ds. Holland zijn intrede deed in Huizen zei hij tot de gemeente: 'bidt u mij maar vol, dan zal ik u vol-preken'.

Overmatige aandacht voor de uitleg van het Woord

Voordat wij iets gaan neerschrijven over het 'vergeestelijken' van de woorden Gods, willen wij eerst iets zeggen over een andere eenzijdigheid. Hiermee bedoelen wij, dat aan de uitleg van het Woord Gods overmatige aandacht geschonken wordt. Terecht wordt gezegd, dat de exegese van de Schrift van eminent belang is. Uit de exegese zal altijd de toepassing opkomen. Zonder grondige uitleg geen grondige toepassing. Het is dus een eerste vereiste, dat de Heilige Schrift uitleg en toelichting behoeft. Daarvoor is een grondige kennis van de grondtalen nodig en kennis van de 'Umwelt'. Op deze kennis hebben onze vaderen ook altijd sterk de nadruk gelegd. Die kennis staat ten dienste van een grondige uitleg. Toch kan aan deze uitleg en toelichting zoveel aandacht in de verkondiging worden gegeven, dat de eigenlijke boodschap daardoor te kort komt of verdrongen wordt. Wij denken in dit verband aan ons bekende preken uit de 17e en 18e eeuw waarbij van woord tot woord een tekst ontleed werd en in hele kleine stukjes de gemeente werd voorgehouden. Ook werden daarin allerlei aanhalingen van Latijnse schrijvers en anderen doorgegeven om te verduidelijken wat men over de Schrift te zeggen had. Men vraagt zich wel af hoe die gemeenten dit alles hebben verwerkt. Een stroom van geleerdheid werd over de hoorders uitgegoten, die aan de meesten wel voorbij gegaan zal zijn. Pas aan het einde van de preek rechtte men zich de rug, want dan kwam de toepassing en kon men het wel weer volgen. Hoe men tot deze eenzijdigheid van verkondiging is gekomen, is niet helemaal te achterhalen. Het moet gezegd worden, dat niet alle predikers uit de 17e en 18e eeuw zich hieraan schuldig hebben gemaakt. Toch echter wel zoveel, dat gemeenteleden ontevreden werden over de prediking, en klachten indienden. In het jaar 1726 vermaande de synode van Harlingen dan ook de predikanten om wat meer te letten op de behoeften van het volk en de kerk niet te gebruiken als een academische gehoorzaal. De predikanten kregen de raad om zich niet te verliezen in allerlei details en zeker het Grieks en het Latijn niet op de kansel te gebruiken, omdat het volk deze talen toch niet verstond. Uitleg van de Schriften moest er zijn, maar mocht niet ontaarden in allerlei droge opsommigen, die slaapverwekkend waren.

Wij menen, dat de synode van Harlingen terecht deze waarschuwing heeft laten uitgaan. Een al te buitensporige aandacht voor de uitleg van de Schrift zoals dat bij sommige predikers in de 17e en 18e eeuw gebeurde, kan makkelijk leiden tot verwaarlozing van het geestelijk element. Het bevindelijk karakter verliest men dan gemakkelijk uit het oog. Men laat het óf bij een uiteenzetting van de Schrift zonder meer óf de toepassing is een soort aanhangsel, als een reddingsbootje achter het zeeschip. Gezegd moet worden, dat in onze tijd op zulk een wijze niet meer gepreekt wordt. Waren de preken in de 17e en 18e eeuw veelal analystisch gesteld, nu veelal synthetische. Niettemin zal de filologische (taalkundige) exegese niet verwaarloosd mogen worden, maar zal dit meer werk voor de studeerkamer zijn dan voor de kansel.

Overmatige aandacht voor de tekening van de geestelijke mens

Bespeuren wij in de buitensporige aandacht voor de uitleg van het Woord enige gevaren, men zal niet kunnen ontkennen dat de predikers met al hun academische vragen zich toch nauwgezet hebben gehouden aan het Woord. Zij lazen in het Woord geen dingen die er niet stonden. In navolging van Calvijn hadden zij een aversie tegen vergeestelijken, ook wel allegoriseren geheten. Allegoriseren is een methode van Schriftverklaring, waarbij men aan de eigenlijke en letterlijke zin van de woorden willekeurig een figuurlijke of geestelijke betekenis toeschrijft (vergeestelijken). Een allegorische verklaring is echter alleen geoorloofd, wanneer de tekst zelf in deze richting wijst en duidelijk aangeeft, dat de woorden een verborgen diepere zin of symbolische betekenis hebben, of wanneer de Schrift zelf aan een en ander een allegorische strekking toekent, zo bijv. Gal. 4 : 21-31.

Hoe de buitensporige aandacht voor de tekening van de geestelijke mens gevaarlijker kan zijn dan een te grote aandacht voor de uitleg van het Woord en hoe men juist daardoor tot vergeestelijken komt, daarover gaarne een volgende keer.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 mei 1983

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Het Woord aan het woord laten (1)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 mei 1983

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's