Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wat heeft de voorrang? (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wat heeft de voorrang? (2)

Pastoraat en prediking

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is de opdracht aan de onderherders om de schapen steeds in die grazig weiden te brengen.

In ons vorig artikel lieten wij u lezen, hoe God onder het oude verbond wilde, dat de koningen ook herders waren. Sommige koningen waren getrouwe herders o.a. een David, een Salomo, een Hizkia en anderen. Het merendeel van Israels koningen waren echter trouweloze herders. Zij lieten de schapen maar dwalen en dolen. Zij hadden geen hart voor de kudde Gods.

De opperste Herder der schapen

Ofschoon wij reeds neerschreven, dat Israël trouwe herders heeft gekend, toch was hun herderschap in de grond der zaak gebrekkig en slechts aan een bepaalde tijd gebonden. Want van al die koning-herders lezen wij, dat zij stierven. Sommigen in goede ouderdom, anderen vrij jong. Wanneer daarom de volheid des tij ds gekomen is, verwekt de Heere een enige, eeuwige en volkomen Herder nl. de Heere Jezus Christus. Bij Zijn komst is van een koning als herder geen sprake meer. Van Herodes kan men moeilijk zeggen, dat hij een herder is geweest. Het gewone herderschap was in die dagen trouwens evenmin nog in tel. Door de rabbijnen worden zij op één hoop geworpen met de tollenaren en de zondaren. Hoe eerbaar de meesten van hen wellicht hun beroep hebben uitgeoefend, zij werden gerekend tot hen met wie men maar beter niet te maken kon hebben. Opvallend is, dat herders als eersten de toevlucht nemen tot de Goede Herder (Lukas 2). Opvallend is evenzeer, dat de Heere Jezus ze evenals de tollenaren en zondaren rekent tot de verloren schapen van het huis Israels. Hij zegt van Zichzelf: 'Ik ben de goede Herder'! In Hem zien wij de afbeelding van God als Herder in het Oude Testament. Het herderschap van God laat Hij in Zijn Persoon zien. Hij openbaart dit niet alleen door Zijn woorden, doch niet minder door Zijn daden. Hij heeft een herdershart! Dat toont Hij in 't bijzonder op Golgotha! Op die plaats doet Hij zelfs meer dan een gewone herder zou doen. Op die plaats legt Hij Zijn leven af voor de schapen. Op die plaats daalt Hij af in de krochten der hel, opdat Hij uit die plaats Zijn schapen kan redden. Als herder is Hij volledig ondergegaan, volkomen geslagen. De Herder is helemaal ondergegaan. Maar op de Paasmorgen staat de Koning als Herder op en gaat Zijn schapen voor naar Galilea. Zijn herderschap is dan niet slechts meer beperkt tot de verloren schapen van het huis Israels, maar deze strekt Zich uit tot allen die door de Vader aan Hem gegeven zijn. Zijn herderschap is dan universeel. Goed verstaan: alle volken omvattend. Wanneer Hij daarom zal terugkeren op de wolken des hemels zal het zijn: één kudde onder één Herder.

De eerste christelijke gemeente

Na Zijn opstanding heeft de Heere Zich opnieuw als Herder vertoond. Niet alleen in het voorgaan van de schapen naar Galilea, maar ook o.a. aan het meer van Tiberias, wanneer Hij als de goede Herder Zijn schaap, Petrus, onder handen neemt en deze rotsman in het ambt van herder herstelt. Ook de eerste christelijke gemeente heeft Hem als Herder gekend en erkend. Door de ooggetuigen (de apostelen) wordt Hij genoemd: de opperste Herder en Opziener der zielen. In deze naam komt Zijn bijzondere zorg voor de zielen naar voren. In Hebreen 13 : 20 lezen wij, dat de God des vredes de grote Herder der schapen, door het bloed van het eeuwige testament, uit de doden heeft wedergebracht. En in zijn eerste zendbrief horen wij Petrus zeggen, dat de overste Herder verschijnen zal. Uit al deze voorbeelden weten wij, dat de Heere Jezus als Herder in de eerste christelijke gemeente bekend is geweest. Dóór het geloof weet de gemeente van onze tijd dit eveneens. Door Zijn Woord en Geest weidt Hij immers de kudde Gods. Hij is de goede Herder bij uitstek! Als zodanig is Hij door Zijn Vader aangesteld. Van dit Herder-zijn doet Hij geen afstand, ook al zet Hij op aarde Zijn taak voort door middel van de onderherders.

Deze onderherders zijn niet meer, doch ook niet minder dan werktuigen in Zijn hand. Dat is een grote genade door Hem als onderherder aangesteld te zijn. Dat geeft grote verwondering, dat Hij 'een mannetje uit het slijk' tot dit werk van een herder heeft willen roepen. Hoe meer verwondering, hoe kleiner een onderherder van zichzelf zal denken, en in navolging de van de overste Herder Zijn werk zal verrichten. Onderherders dienen derhalve altijd te bedenken, dat zij slechts onderherders zijn. Dat geeft grote afhankelijkheid en aanhankelijkheid en bewaart ze voor dictatuur in de gemeente Gods.

Zorg voor de gemeente Gods

De overste Herder heeft een bijzondere zorg voor Zijn gemeente. Dit blijkt ons o.a. uit Efeze 4:11. Op die plaats spreekt de apostel van de verhoogde Christus dit: 'En Dezelfde heeft gegeven sommigen tot apostelen, en sommigen tot profeten en sommigen tot evangelisten, en sommigen tot herders en leraars'. Het was de bijzondere opdracht van de overste Herder om het heil voor Zijn schapen alléén te verwerven. Niemand mocht Hem daarbij helpen, niemand kon Hem daarin terzijde staan! Hij alléén, maar Hij dan ook volkomen! Wat de uitdeling van het verworvene betreft maakt Hij gebruik van mensen: postelen, profeten, evangelisten en herders en leraars. Zij allen zijn hierin, door genade, Zijn mede-arbeiders. Zij allen zijn hierin uitdelers van de menigerlei genade Gods. Wie tot dit uitdelen is geroepen behoeft dat niet met mondjesmaat te doen. Hij mag de schapen laten grazen in de grazige weiden van het Woord. In die grazige weiden is zoveel te vinden, dat de schapen nooit honger behoeven te lijden. Daarom is de opdracht aan de onderherders om de schapen steeds in die grazig weiden te brengen. Ze daar te weiden, waar hun honger gestild wordt. De Pastor bonus, de goede Herder heeft voldoende verworven voor al Zijn schapen. Zij behoeven niet van kommer en kwel om te komen. Wee daarom die onderherder die zijn kudde op dorre zandvlakten weidt. Zulk een herder wordt een pastor malus, een slechte herder genoemd. 'Waar nu een prediker staat in de kerk, in een grote plaats of in een kleine, op een belangrijke post of op een onbelangrijke, men zij toch eenvoudig en nederig bedienaar des Woords (d.i. onderherder) met al de anderen. Daar zij maar geen meer of minder. De een achte zich niet meer dan de ander. Die veel talenten ontving, of een belangrijke post ontving, die oefene zich om aller dienaar te zijn'. Wij willen dit citaat van onze oud-voorzitter ds. W. L. Tukker graag onderstrepen. Uitgebreider kan men hiervan kennis nemen in zijn boek 'Geloof en verwachting', bladzijde 174 en 175. Een onderherder dient inderdaad aller dienaar te zijn in navolging van Hem Die aller dienaar was n.l. de Heere Jezus Christus.

Aantal ambten

In 't algemeen kunnen wij zeggen, dat de Schrift spreekt over drie ambten. De dienaren des Woords zijn verbijzonderde ouderlingen. Het zijn ouderlingen met een bijzondere opdracht. Wij mogen wellicht zeggen: lerende ouderlingen. Verder kent de Schrift de onder ons bekende ouderlingen als regerende ouderlingen. Vervolgens zijn er dan nog de diakenen. Dit laatste ambt is niet minder dan het ambt van de eerste twee. Sommigen menen, dat men gemakkelijker diaken kan worden dan lerend of regerend ouderling. Dat is een ernstige misvatting. Men wordt tot het ambt van diaken niet minder van Godswege geroepen dan voor de andere ambten. De ambten zijn inderdaad te onderscheiden, doch niet van elkaar te scheiden. Als wij terecht zeggen, dat de Geest Gods deze drie ambten aan de gemeente Gods heeft gegeven, dan doen wij de Heilige Geest oneer aan, wanneer wij het ene ambt lager of minder stellen dan het andere. Calvijn kende nog een vierde ambt, het zgn. doctorenambt. Dat was het ambt van de leraren, beter gezegd: van de professoren. Eigenlijk is dit ambt niet dan een bediening van het Woord. Professoren preken als het ware van een verhoogde preekstoel. Door hun woorden bereiken zij via de aanstaande dienaren van het Woord vele gemeenten tegelijk. Daarbij dienen zij van zondag tot zondag een gemeente in de bediening van het Woord, zodat de relatie tussen dit ambt en de gemeente niet al te los wordt. Zo was het in het verleden, zo is het naar wij menen ook nog in het heden. Niet alleen in de afgescheiden kerken, maar ook in onze eigen kerk.

De taak van de ambtsdragers

Ofschoon ook de diakenen een herderlijke taak hebben - het bevestigingsformuher spreekt immers over het uitspreken van troostelijke redenen door hen - willen wij nu toch ons meer bepalen tot de taak van alle ouderlingen nl. de dienaren des Woords en de onder ons bekende ouderlingen. Het herderlijke is hun algemene taak. Wanneer er van een dienaar van het Woord wordt gesproken als 'herder en leraar', dan is leraar zijn een specialisatie van het ambt. Als herder onderwijst hij én in het onderwijzen is hij herder. De Schrift leert ons overduidelijk wat de taken zijn van zowel de herders en leraars als de ouderlingen. Aan allen is toevertrouwd het opzicht over de kudde. Het verlorene dienen zij te zoeken; de ketterij te weren; een voorbeeld te zijn voor de kudde, niet alleen met hun woorden, maar evenzeer met hun handel en wandel. Deze taken gaan door tot op de dag van heden. En het zullen de taken zijn waarmee de ambtsdragers zich bezighouden tot op de dag van de openbaring van de overste Herder. Hiermee zullen de ouderlingen bezig zijn, hiermee zullen de dienaren des Woords bezig zijn. Tot Petrus en in hem tot alle onderherders is door de Herder gezegd: 'weid mijn schapen; hoed mijn lammeren'. Met dit alles hebben wij willen aanduiden het grote belang van het pastoraat, alsmede ook dat het een opdracht is van de Goede Herder. Een volgend keer hopen wij aan te tonen, dat het bijbelse pastoraat de achtergrond is van de prediking en alle andere werk in de gemeente. Gelijk de Heere Jezus in al Zijn onderwijs de goede Herder was, zó zijn de onderherders herderlijk actief in de prediking.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 augustus 1983

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Wat heeft de voorrang? (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 augustus 1983

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's