Luther, een mens machtig in de Schriften
18 April 1521: Luther moet zich verantwoorden voor de Rijksdag in Worms.
18 April 1521 is een datum, die iedereen kent: Luther moet zich verantwoorden voor de Rijksdag in Worms.
Al waren er in Worms zoveel duivels als pannen op de daken, ik ga. Herroepen kan en wil ik niets, want iets tegen het geweten te doen is niet raadzaam. Ik kan niet anders, hier sta ik. God helpe mij, amen. Deze twee uitspraken, één tegen z'n vrienden, één tegen de jonge keizer en zijn rijksgroten, spreken tot de verbeelding. Luthers moed in die uiterst gevaarlijke situatie wordt door iedereen bewonderd.
Veel minder bekend is zijn verantwoording. Toen de kanselier hem vroeg of hij zijn geschriften wilde herroepen, antwoordde hij o.a.: 'Als onze Heere, die niet kon dwalen het (nl. bewijs het me) vroeg, mag dan een worm als ik niet vragen, dat men mij uit profetie en evangelie van mijn ongelijk overtuigt? '
Dit is wel de kernzin van z'n verantwoording, want de kanselier haalde dit eruit en zei: 'Uw beroep op de Heilige Schrift is niet nieuw, dat hebben alle ketters altijd gedaan. Hoe durft u vol te houden, dat u de enige bent, die de bedoeling der Schriften begrepen hebt? Hoe durft u tegen het alom en altijd aanvaarde orthodoxe geloof, door Christus, de volkomen wetgever ingesteld, in te gaan? Ik vraag u, Martinus, een kort en zakelijk antwoord'.
Toen was Luthers slotantwoord: 'Wanneer ik niet overtuigd wordt door argumenten, die op correcte én evidente wijze uit de Heilige Schrift genomen zijn, zal ik niet herroepen. Want ik geloof noch paus noch concilies, daar het vaststaat, dat ze al te dikwijls gedwaald hebben, zo ben ik door de bijbelwoorden, die ik aanhaalde overwonnen en mijn geweten is gebonden in het Woord van God'.
Maar de woordvoerder van de kerk antwoordde hem: 'Laat uw geweten toch rusten (depone conscientiam, Martine). Veilig en raadzaam is alleen: zich onderwerpen aan de kerk' .
Duidelijk is hier dat het gezag van de Heilige Schrift alleen maar theoretisch was, dat van de kerk stond erboven. De overtuiging van Luther, dat hij een vast fundament voor zijn overtuiging gevonden had, is uitgedrukt in de laatste strofe van 'Een vaste burcht' (volgens sommigen, o.a. Spitta, gemaakt bij zijn vertrek uit Worms): Het Woord moeten ze laten staan en niets daarbij verzinnen. God geeft ons Zijn Geest. Laten ze ons ontnemen, wat ze maar willen, ze winnen er niets bij; we blijven toch in het rijk van God.
Om te bewijzen dat.het hem ernst was, besloot Luther om, tijdens z'n verblijf op de Wartburg, het Nieuwe Testament tot het volk te brengen. Hij vertaalde in helder, voor iedereen leesbaar Duits en gebruikte daarvoor niet de Vulgaat, maar een nieuwe editie van het Griekse Nieuwe Testament, door Erasmus uitgegeven, in 1519 in Haguenau verschenen. Iedereen kon nu lezen wie er 'gelijk' had, de kerk en z'n theologen, geestelijk, Sophisten, Scholastici óf Luther alleen.
Zijn vertrouwen in de kracht van het Woord was hem bevestigd door de ervaring. Toen hij in 1522 weer van de Wartburg in Wittenberg terugkeerde was het er erg onrustig. Ongeduldige geesten hadden getracht verregaande 'hervormingen' op te leggen. Luther ried toen om het alleen van het Woord te verwachten: 'Ik wil preken, ik wil spreken, ik wil schrijven, maar ik wil niemand dwingen, want het geloof wil vrij zijn en zonder dwang aangenomen worden... en er zal geloof geboren worden, als het Woord vrij z'n gang kan gaan... het Woord heeft, terwijl ik sliep, zoveel gedaan om het pausdom te verzwakken, als geen vorst of keizer ooit hadden gekund. Alleen het Woord, door mijn geschriften verbreid en mijn prediking heeft dat bewerkt'. (Dit zegt hij in de tweede van de Invokavitpreken, waardoor hij in 8 dagen de vrede weer herstelde.)
Luther zag dus in de Heilige Schrift het criterium van alle prediking en onderwijs. Hij had de bevrijdende kracht ervan zelf ervaren. De uitleggingen van de kerk in de voorgaande eeuwen hadden hem alleen maar zware, onuitsprekelijke angsten bezorgd, maar de Schrift had hem 'de poorten van het paradijs geopend'.
De ware bron van de Geest, ' dat is de Schrift, was bedolven onder het stof van de traditie. Er was een uitlegtraditie van de Schrift, die haar had verduisterd en tot een wassen neus gemaakt. We moeten met de schriften van de leraren van de kerk naar de bijbel lopen, en daar gericht en oordeel halen. De Schrift is de zekerste, helderste, duidelijkste uitlegger van zichzelf. Als het Woord opengaat, verlicht het, maakt het blij en het maakt de eenvoudigen verstandig. De Geest komt dan eigener beweging en drijft onze geest uit en zullen dan zonder gevaar theologisch kunnen spreken. We moeten achter de letterlijke woorden geen aparte geestelijke betekenis gaan zoeken. Het is gevaarlijk en misleidend om het Woord te vergeestelijken, het Woord is geestelijk. Luther spreekt over die schrijvers, die de Metamorphosen van Ovidius op Christus betrokken. Hij noemt dat een 'Gaukelsspiel', waardoor de gewetens zijn misleid.
We moeten een vaste en zekere grond hebben, waarop we ons getroost verlaten kunnen. Luther ziet de mensen verdrinken in de zondvloed van uitleggingen, die gestalte kregen in de wetten en de hele struktuur van de kerk. Paus en kerk heersen over de Schrift.
Toen Luther de oproep ontving om op de Rijksdag te verschijnen, was hij bezig met de verklaring van het Magnificat, oftewel de lofzang van Maria uit Lukas 1. De opdracht (aan hertog Johann Friedrich von Sachsen) is gedateerd 10 maart 1521 en op 2 april reist hij naar Worms. Op 26 april verliet hij Worms en werd door een schijnontvoering, opgezet door keurvorst Frederik de Wijze, maar de Wartburg gebracht. Daar maakte hij de uitleg af en het boekje werd in september 1521 gedrukt.
Toen de strijd met paus en keizer zijn hoogtepunt bereikte heeft hij dit meesterwerk geschreven. Dat is niet toevallig. Hierin blijkt dat alles aankomt op de rechte, dat is geestelijke, uitleg van de Heilige Schrift. En die ongehoord nieuw.
Hij hoorde en zong het Magnificat als getuigenis voor zich en z'n zending in de wereldgeschiedenis. Hij, de nederige, in zijn lage staat, zag zich gesterkt in zijn strijd tegen de machtigen, die van hun tronen werden gestoten. Alles werd betrokken op die God, Die alle dingen doet (en de mens niets). Wiens grote werk is de onuitsprekelijke Gave van Zijn Zoon, en tegelijk krijgen alle dingen hun plaats. Nooit tevoren was een uitleg zó universeel, zowel wat betreft de geadresseerden (vroeger werd een uitleg van het Magnificat alleen geschreven voor geleerde monniken en geestelijken), als de inhoud. Het ging om de bemoediging van benauwde en angstige mensen. Het gaat over prediking en eredienst, om de rechte orde in kerk en staat, om het politieke leven en de verantwoordelijkheid van de vorsten, kortom over alle hoogten, diepten, lengten en breedten van het werken van God in de schepping en in de verlossing.
Alles gaat dus om het werken van de Heere God. Daarin is allereerst ook de uitlegger zelf betrokken. Hij kan Gods doen niet als een ding voor zich stellen en beschrijven. De Heere omvat en doordringt in Zijn werken ook het leven van de uitlegger. Wie de weg der uitlegging met Luther gaat, vindt ook wel enige sporen en de Heere geve dat we ook met Luther ons er diep aanbiddend voor buigen (Luthers laatste Zettel).
Hier kan Luther ons zelf het beste inleiden: 'Maria spreekt hier uit eigen ervaring, waarin ze door de Heilige Geest verlicht en geleerd is. Niemand kan God en Zijn Woord recht verstaan dan door de Heilige Geest. Maria heeft persoonlijk ervaren hoe de Geest haar verlicht en onderwezen heeft. In deze ervaring leert de Heilige Geest als in Zijn eigen school; hierbuiten worden slechts op schijn bedachte woorden geleerd, de woorden blijven woorden. We kunnen de Heere slechts kennen door het werk, dat Hij in ons doet, omdat Hij het ons laat ervaren. Nadat Maria aan zichzelf ervaren heeft, dat God in haar zo grote dingen werkt, hoewel ze toch gering, onaanzienlijk en veracht was geweest, leert de Heilige Geest haar deze rijke kennis en wijsheid: dat God zo'n Heere is, Die niet anders doet dan verhogen wat laag is, en vernederen wat hoog is, en daar ontvlamt haar hart voor Hem en stroomt over van vreugde... daar is de Heilige Geest aan het werk... we moeten persoonlijk het werk van God geproefd hebben om het te verstaan.
Zo heeft de hele Schrift maar deze ene, letterlijke, rechtmatige, eigenlijke, echte, reine, gelijkblijvende zin, die geestelijk is en toch in het eenvoudige woord van de grondtekst voor ons ligt. Deze ene betekenis en bedoeling van de Schrift of deze ene leer van de hele bijbel bedoelt altijd weer geloof, liefde, hoop. Ook de profeten spreken in de Geest en vragen geloof.
Het midden van al het werken Gods ligt in het kruis van Christus. Geest betekent: de Schrift verstaan in het licht van de heilsdaad van de gekruisigde en opgestane Christus. God zet de zijnen over in een geestelijke werkelijkheid en Hij doet dat door 'de dood op ons te leggen en het kruis van Christus met veel lijden en nood ons te geven, want Hij wil maar veel in de diepte te zien hebben om er maar velen te helpen. De Heere wil veel werken, om Zich als een echte Schepper te tonen opdat hij gekend en bemind en geloofd zal worden.
Hier sta ik, zei Luther. Waar stond hij? Voor de keizer in Worms, zeggen we dan. Maar er is meer: hij stond met de Schriften tegenover het hele Endechristische Regiment. Later (in 1524) zegt hij, dat hij ook wel vroom had kunnen zijn en goed had kunnen preken in de stilte (wat was er innig en vroom gepreekt over het Magnificat in de eeuwen voor hem!), maar dat hij dan de paus en de sophisten zou hebben laten zijn, wat ze zijn. En dat zou de duivel prachtig gevonden hebben. Nu is de duivel nergens zo bang voor als voor mijn taal en pen in de Schrift. Want de Heilige Schrift en de talen maken hem de wereld te eng, en dat doet hem schade in zijn rijk.
Hier sta ik.
De Schrift alleen.
Mijn ziel maakt groot de Heere.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 oktober 1983
De Waarheidsvriend | 20 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 oktober 1983
De Waarheidsvriend | 20 Pagina's