Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Aspecten in de prediking (4 slot)

Bekijk het origineel

Aspecten in de prediking (4 slot)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Door de bediening der verzoening moet iedere hoorder er achter komen wat de Heilige Geest heeft gedaan (voorwerpelijk) en in ons wil doen (onderwerpelijk).

Zoals wij een vorig keer constateerden, heeft de gemeente naar Gods Naam genoemd nodig wederom geboren te worden. Zij is de Verbondsgemeente, tot wie Gods liefdesbrief (de preek) in eis en belofte wordt gericht. Hiervan doen wij niets af. Maar deze Verbondsgemeente mag niet menen, dat zij door geboorte óf door de uiterlijke handeling van de doop wedergeboren is. Dat zal in ieder lidmaat van die gemeente een heel persoonlijke daad van Godswege zijn. Omdat de wedergeboorte echter geheel buiten ons om gaat, zal zij moeilijk een direkt onderwerp van de prediking kunnen zijn. Het is evenals de verkiezing een groot mysterie waarover wij niet dan met grote voorzichtigheid kunnen spreken. De wedergeboorte is een gave van God die rust in Zijn welbehagen.

Wij moeten er bovendien goed op letten, dat het woord 'wedergeboorte' slechts een enkele keer in de Schrift wordt genoemd, hoewel de zaak zelf meer aan de orde komt. Weliswaar dan met andere woorden! Toch kunnen wij de wedergeboorte niet als middelpunt van onze prediking stellen, omdat dit een zeer eenzijdig werk van God is. Wie de wedergeboorte wel centraal stelt behandelt 'een geboortebericht als een ondertrouwkaart'. Met Christus 'ondertrouwen' doen wij in het geloof. Niet in de wedergeboorte, tenzij men de wedergeboorte in ruimere zin opvat. Maar dat is een onderwerp apart!

Het adres van de preek

Zoals op een brief doorgaans een adres staat vermeld, zo dient ook de prediking een adres te hebben. Hiermee bedoelen wij te zeggen, dat de bediening der verzoening geadresseerd moet zijn aan de Verbondsgemeente in haar verscheidenheid. De ernst waarmee de Heere spreekt en het heil van de zielen stellen als eis: een duidelijke adressering. Het mag niet voorkomen, dat na een kerkdienst jongeren of ouderen tegen elkaar zeggen: wie heeft de prediker nu eigenlijk bedoeld? Of zoals iemand ons eens zei: ik heb mijn naam niet horen noemen. Neen, een ieder mag en moet weten, dat in de preek zijn zaak wordt behandeld. De prediker zal om die reden in de prediking zo dicht mogelijk bij de Heere moeten staan. Dat kan de prediker niet van zichzelf. Daartoe is Gods Geest nodig. Doch daarom mag en moet hij bidden! Hij echter niet alleen. Juist omdat de zaak van de gemeente wordt behandeld, moet om de prediker een biddende gemeente staan. Er zal heus wel iets af te dingen zijn op de woorden 'bidt u mij maar vol, dan zal ik u vol preken'. Toch zullen wij een biddende gemeente voor de dienaar des Woords niet mogen onderschatten. De kracht daarvan is niet in woorden uit te drukken.

Preken is maar niet niets. Het is maar niet iets uit de mouw schudden. Preken is het Woord bedienen. Dat is een hoogst ernstige zaak. De echte bediening der verzoening beshst over: eeuwig wel óf eeuwig wee. Zoveel hangt er dus van de prediking af. In de brochure 'De prediking van de verzoening' schrijft ds. G. Boer: 'De mensen moe­ten onbedriegelijk zekerheid hebben over de eerste en laatste vragen van het leven. Zij moeten erop kunnen sterven. Zij kunnen de volgende week voor de rechterstoel van Christus staan en moeten daar het amen Gods horen op onze pediking, hetzij tot hun vrijspraak, hetzij tot hun veroordeling. Daarom behoren wij het woord der verzoening 'met gezag, uit te dragen. Een gezant spreekt daarom met gezag, omdat Hij met de volmacht van Zijn Zender is bekleed. Deze hoogheid is allerminst een reden voor de dienaar om hovaardig te worden - o verschrikkelijke mogelijkheid - maar om zich erover te verwonderen dat hij mens is en blijft, maar een mens van God gezonden'. Tot zover dit citaat dat door ons als predikers ter harte genomen moet worden.

Het werk van de Heilige Geest

Dat de preek een adres moet hebben, zal nu wel duidelijk zijn. Maar niet minder zullen wij kennis van het werk van de Heilige Geest moeten hebben. Willen wij in de prediking op verschillende geestelijke gesteldheden kunnen ingaan, dan mag kennis van dit werk van Gods Geest niet ontbreken. Indien deze kennis ontbreekt, gaan wij 'freewheelen' en wordt er terecht van ons gezegd, dat wij 'zielepeuteraars' zijn. Het gaat in de prediking niet om het zeggen van wat geesteljke zaken? Ook niet, dat de mens besproken wordt. De mens dient aangesproken te worden. Door de bediening der verzoening moet iedere hoorder er achter komen wat de Heilige Geest heeft gedaan (voorwerpelijk) en in ons wil doen (onderwerpelijk). En nogmaals: laten wij het voorwerpelijke toch voorop laten gaan! Wij achten het een oneer voor de Heilige Geest, wanneer dit niet gebeurt. De Heilige Geest heeft evenals de Vader en de Zoon een zeer werkzaam aandeel gehad in de grote daden Gods. Deze grote daden Gods moeten verkondigd worden. Die verkondiging gaat niet buiten de Geest Gods om. Daarom dient de Heilige Geest evenveel eer te ontvangen als de Vader en de Zoon. Wij kunnen ons vergissen, maar wij hebben wel eens de indruk - en hierbij sluiten wij onszelf in - dat het werk van de Heilige Geest in voorwerpelijke zin teveel door ons wordt verwaarloosd en dat wij Zijn werk alleen maar toepassen op het heil in de mens. Maar doen wij, als wij terecht zeggen, dat de prediking trinitarisch moet zijn het werk van de Heilige Geest in voorwerpelijke zin dan niet tekort? Wij menen van wel. Het werk van de Heilige Geest in onderwerpelijke zin komt pas goed uit de verf, wanneer wij Zijn werk in voorwerpelijke zin in een helder daglicht hebben gesteld. Maar wanneer dit gebeurt mogen wij ook voluit spreken van het onderwerpelijk werken van de Geest. Hiervan behoeven wij niets achter te houden. Immers door de Heilige Geest wil de prediking leiden tot het besef, dat de Geest een totale vernieuwing van de mens wil bewerken. En dat juist, omdat God met ons en onze kinderen een Verbond heeft gesloten. In dit verband herinneren wij aan de magistrale rede van Petrus op de Pinksterdag. In die rede zegt hij o.a.: 'Want u komt de belofte toe, en uw kinderen, en allen, die daar verre zijn, zovelen als er de Heere, onze God, toe roepen zal'. De belofte is toegezegd, de belofte des heils. Deze belofte wil de Heilige Geest vervullen. Petrus is met het aanbod der genade maar niet minimaal omgegaan. Neen, het was een ruim aanbod van genade. Laten wij daarom het welmenend aanbod der genade ook ruim laten uitgaan. Want men geeft toch bepaald geen geestelijke leiding in de prediking als men dit heerlijk aanbod van de Geest maar zo minimaal óf tot enkelen laat uitgaan. Het mag uitgaan tot allen! Dat wil de Geest Gods. Wellicht is het bovenstaande een 'stokpaardje' van ons. Maar juist over het welmenend aanbod der genade hebben wij zo onze zorgen. Sommige predikers durven niet vrij en eerlijk te nodigen. Staan zij dan wel in de vrijheid van Gods Geest en daarmee in de vrijheid van het Woord? Het is toch niet in de lijn van het woord en van de confessie, wanneer nooit eens of zelden een weimenende, vriendelijke en ernstige nodiging uitgaat? Laat het aanbod van Godswege maar ruim uitgaan met hieraan gepaard de belofte. Laat diep in ons hart en hoofd gegrift staan wat de Dordtse Leerregels zo schoon zeggen: 'welke belofte alle volken en mensen, tot welken God naar Zijn welbehagen Zijn Evangelie zendt, zonder onderscheid moet verkondigd en voorgesteld worden, met bevel van bekering en geloof. De trits is: aanbod, belofte en bevel.

Een vraag kan zijn: wat is het eigenlijke werk van de Heilige Geest. Wij kunnen niet beter doen dan de Schrift te laten spreken nl. Christus verheerlijken! Niets meer en niets minder. Tot Christus wil de Heilige Geest door middel van de bediening der verzoening leiden en door Christus tot het Vaderhart van God. Dat is het oogmerk van de Heilige Geest als Toepasser. Dit oogmerk mogen wij niet in de weg staan. Naarmate wij als predikers zelf van dit werk des Geestes weten, naar die mate zal dat ook in onze prediking uitkomen.

Verscheidene Werken des Geestes

Zowel in voorwerpelijke als in onderwerpelijke zin zijn de werken des Geestes zeer verscheiden. Dat de Heilige Geest over Maria kwam en de kracht des Allerhoogsten haar overschaduwde was een geheel ander werk dan de te boekstelling van de Heilige Schrift. Zo is dit ook het geval in onderwerpelijke zin. De Geest des Heeren ontdekt ons in de bediening der verzoening aan onze zonde als vijandschap tegenover God. Niet minder brengt Hij ons de noodzaak bij, dat wij Christus dienen ingelijfd te worden. En ook dat alles buiten Christus om slechts steigerhout is. 't Wordt eens afgebroken en in 't vuur geworpen. Gods Geest schenkt de ontdekte zondaar vrijmoedigheid om de beloften Gods niet alleen voor waarachtig te houden, maar ook om die in een oprecht geloof te omhelzen. Door Gods Geest leren wij ook, dat niet de Heilige Geest voor ons gelooft, maar dat Hij het geloof in ons hart werkt en wij geloven door de Geest. Voorts bemoedigt, troost, versterkt de Heilige Geest de gelovige. In tijden van inzinking en verachteren in de genade, richt Hij de ziel weer op. Hij werkt ook een sterk verlangen naar de heerlijkmaking. Deze werken van Gods Geest en nog velen meer mogen en moeten in de prediking aan de orde komen. Vanzelfsprekend wel al naar gelang de tekst en de contekst hiertoe aanleiding geven. Want anders doen wij de tekst en de contekst geen recht. Bovendien behoeven niet alle werken van de Geest in één preek aan de orde te komen. Dan wordt het ook iedere week hetzelfde. En de ene preek behoeft zeker geen copie van de vorige te zijn. Als predikers behoeven wij niet alles in één preek te zeggen. Wij moeten maar denken: volgende week hoop ik d.v. weer het Woord te brengen, waarin een ander aspect naar voren gebracht mag worden. Zo blijft de preek 'fris' en ‘nieuw’.

Laten wij bij dit alles niet vergeten, dat wij deze schat (de dienst aan én van het Woord) in aarden vaten dragen. In onszelf zijn wij geheel onwaardig. Want wie zijn wij van onszelf? Het antwoord is; onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad. Dit antwoord geldt ook voor ons die door God in Zijn dienst zijn genomen. Wij zullen altijd met schuld onder deze heilige dienst uitkomen. Daarom mogen wij door twee dingen steeds opnieuw gedrongen worden. In de eerste plaats, dat wij door Gods Geest de toevlucht nemen tot Christus Die een verzoening is voor al onze zonden. In de tweede plaats, dat in sons hart en op onze lippen de bede wordt gevonden: 'laat hen door mij niet beschaamd worden, die u verwachten, O Heere, Heere des heirscharen; laat mij door hen niet te schande worden, die u zoeken, o Gods des heils'. Maar God geve dan ook, dat wij zeggen: 'de God des heils wil mij ten herder wezen'.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 november 1983

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Aspecten in de prediking (4 slot)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 november 1983

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's