Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Niet alleen bij brood...

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Niet alleen bij brood...

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

'Doch Hij, antwoordende, zeide: Er is geschreven: De mens zal bij brood alleen niet leven, maar bij alle woord, dat door de mond Gods uitgaat.' Matth. 4 : 4

In de woestijn heeft de Zoon des mensen het aan den lijve ondervonden. Als de duivel aanvalt, doet hij dat op de meest kritieke momenten. Voelen wij ons zwak, dan probeert hij ons leven, ons hart binnen te dringen. Als bijvoorbeeld zorg, moeite, rouw ons leven bedreigt, kan hij venijnig zijn als een slang en lispelen: 'Waar is nu uw God, op Wie u vertrouwt? Waarom helpt Hij u niet?'

Zo ook hier in de woestijn.

Als Jezus veertig dagen en veertig nachten gevast heeft, en daarna door de honger wordt gekweld, grijpt de duivel zijn kans. Dan komt hij voor de dag. Op het meest kritieke moment.

Wij weten, dat de Zoon des mensen juist met het oog op de duivelse verzoeking naar de woestijn was gebracht. De Geest had Hem weggeleid. Waarom denkt u?

De eerste Adam was in het paradijs voor de duivel door de knieën gegaan. Hij viel - en kwam terecht in de woestijn, het beeld van ons bestaan vol dood en verderf. Daarom 'moest' Jezus als de tweede Adam in onze situatie de duivel zijn overwinning ontnemen door hem in een tweegevecht te verslaan.

De Geest, die Hem had weggeleid, wist heel goed, wat Hij deed. Hij zou Hem ook doorhelpen en uithelpen. Worden wij geleid door de Geest, en laten wij ons leiden, dan kan ons geen kwaad overkomen. Hij zal ons sterk maken en ons in het uur van de verzoeking niet begeven of verlaten.

Veertig dagen en nachten is Jezus in de woestijn, waarna de duivelse verzoeker verschijnt. Geestelijk is Hij ontzettend sterk, maar lichamelijk krimpt Hij ineen. Hij schreeuwt om voedsel. Het is hèt kritieke moment, waarop de duivel heeft gewacht. Dan schiet hij toe. Geloof maar dat zijn verschijning de Zoon des mensen doet huiveren. Het is heus geen engelengedaante, zoals Luther ons wil doen geloven. Het is een vreselijk gezicht geweest.

In het paradijs was het een zeer lichamelijke zaak, evenzo hier. We moeten vast houden aan een uitwendige satanische verschij­ning. Waar het namelijk op aankomt, is, dat de Zoon van God als mens verzocht werd in onze lichamelijke situatie, waarin wijzelf voor de verleiding zijn bezweken en nog dagelijks bezwijken.

Als de duivel zijn tegenstander ziet, stelt hij Hem direct de vraag: 'Indien Gij Gods Zoon zijt, zeg dan, dat deze stenen broden worden'. M.a.w. er is gezegd bij de Jordaan, dat U het bent... bewijs Uw Zoonschap dan... als U het niet doet, dan bent U het ook niet. Deze vraag is levensgevaarlijk. In Gen. 3 wierp hij ook al zo'n vraag op: Heeft God niet gezegd...? De eerste Adam viel. De tweede Adam geeft geen krimp. Nu niet en straks niet aan het kruis, als het opnieuw zal klinken: 'Indien Gij Gods Zoon zijt, kom er dan af'. Hij hoeft slechts één woord te spreken en er is een overvloed. Hij, Die steen en brood geschapen heeft, kan steen tot brood maken. Toch doet Hij het niet. Waarom weigert Hij? Alles zou verloren zijn: Gods Naam, Gods eer, Gods volk. Hij móet gehoorzaam blijven aan Zijn Zender, Zijn roeping, Zijn taak. Anders zou Hij geen Middelaar kunnen zijn. Geen Borg voor zondaren.

Jezus weifelt geen moment en antwoordt: 'Er is geschreven: De mens zal bij brood alleen niet leven, maar bij alle woord, dat door de mond Gods uitgaat'. Hij redeneert niet. Hij discussieert niet. Eva ging met satan een gesprek aan. Dan moeten we het verliezen. Jezus antwoordt, meer niet. Dapper herhaalt Hij de woorden van Mozes uit Deut. 8 : 3. We merken het wel. Hij kent de geschiedenis van Zijn volk goed. Juist dit gedeelte handelt over Israels verzoekingen in de woestijn. Daar verzocht (lees beproefde) de Heere Zijn volk veertig jaren om te weten, wat er in hun hart was. Hij verootmoedigde hen, liet hen honger lijden en voedde hen met het onbekende manna, opdat Hij hun bekend maakte, dat de mens niet alleen van brood leeft, maar van alles, wat uit de mond van God gaat. Zij moesten gehoorzaamheid leren, maar zij luisterden naar de boze en lieten zich verleiden. Zij probeerden van hun kant te zien wat er in Gods hart was. Zij verzochten de Heere door Zijn belofte en bevelen in twijfel te trekken ofte vergeten. Zij zondigden tegen Hem en verbitterden in de dorre wildernis, en zij begeerden spijs naar hun lust en zij spraken tegen God: Zou Hij een tafel kunnen aanrichten in de woestijn? ' (Ps. 78).

En als wij eerlijk gemaakt zijn, moeten wij belijden met Israël op één lijn te staan. Hoe vaak schitteren ook wij niet door wantrouwen en verzet tegenover God. Onze handel en wandel, ons denken en spreken verraadt menigmaal een waanzinnig ongeloof. Wij vallen duizend en één keer voor de verzoekingen van satan. Maar... de mens Jezus, zoals de Heere God ons bedoeld heeft, blijft (jn onze plaats) staan. Hij doet datgene, wat de eerste Adam en Gods volk hebben nagelaten, en wat wij nog dagelijks nalaten.

Hij weerstaat satan, terwijl Hij verzocht wordt, als geen ander. Hij overwint. Met het enige trefzekere wapen: het geopenbaarde Woord, slaat Hij de aanval af. En daarmee richt Hij voor allen, die Hem vrezen niet alleen een tafel aan, maar maakt Hij de wildernis tot een paradijs.

De verzoeker verwijst naar het gesproken Woord, maar het geschreven Woord is voor de Zoon des mensen niet minder actueel. Het Schriftgezag is voor Hem geen probleem. Hij zet achter Gods Woord geen vraagtekens, maar uitroeptekens!

Er is geschreven! De mens zal bij brood alleen niet leven, maar bij alle woord, dat door de mond Gods uitgaat. Helaas leven miljoenen mensen bij het tastbare, het materiële: brood, drank, kleding, woongenot, enz. Ze missen oor en oog voor de eeuwige dingen.

Zoals in Jezus' tijd zien ze uit naar een aards koning, die brood en spelen geeft. Ze wensen geen Messias, die de zonden der wereld wegdraagt.

Het aardse is alles. Ze zijn uit de aarde aards. En eenmaal komen ze ermee om. Want, 'brood' op zich doet niets en bestaat zelfs niet. Dat is immers de belijdenis van de nieuwe mens. De mens moet in de allereerste plaats leven van alle Woord, dat uit de mond van God komt. Buiten de gehoorzaamheid aan Zijn Woord om is er voor de mens géén leven, ook niet temidden van een aardse overvloed. De mens Jezus gelooft niet wat de duivel tegen Eva zei: 'Gij zult niet sterven buiten de gehoorzaamheid om'. Zo kwam de dood in de wereld en werd de aarde tot een wildernis.

Jezus spreekt als de tweede Adam: 'Ik zal niet sterven, al heb Ik geen brood, ja, al geeft God Mij stenen voor brood. Ik zal nochtans leven. Dan maar zonder brood. Dan maar in de dood. Nochtans zal Ik leven'. Hoe? Dat weet Hij niet. Maar dat Hij zal leven, gelooft Hij vast en zeker. Leven zal de mens, hoe dan ook, al ware hij gestorven. Ook Deze ten dode gedoemde!

Niet door het lijden te ontlopen, maar door het lijden te aanvaarden. Niet door van stenen brood te maken, maar door de wil des Vaders te doen. En dat is: te zoeken en zalig te maken, dat verloren is. Daarom wenst Jezus Christus geen aards Koning te zijn, geen Broodkoning, maar Kruiskoning te worden. En kan Hij zeggen: 'Ik ben het Brood des levens, wie tot Mij komt, zal nimmermeer hongeren, en wie in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten'. Wie kiest voor brood alleen, die kiest voor de dood, want brood kan de maag en het hart niet verzadigen. Wie kiest voor het Woord, dat uit Gods mond gaat, zal leven.

Een vriend van Daniël zou zeggen: Al word ik in een brandende oven geworpen. Moet ik verbranden, dan moet ik verbranden. Dat is Gods zaak. Maar Hij zal mij niet overgeven aan de eeuwige dood.

Eén ding weet ik: Gods Woord laat ik nooit los. Ga weg, satan! Er is geschreven: al ging ik ook in een dal der schaduw des doods, ik zou geen kwaad vrezen, want Gij zijt met mij. Ik blijf erbij. De mens leeft niet van brood alleen, maar van alle woord, dat uit de mond Gods uitgaat.

Zo tekent Mattheus de Zoon des mensen als Borg en Middelaar, Die in onze plaats wilde staan om de zonden van ons vallen in verzoekingen en aanvechtingen te verzoenen.

Hij werd in alles verzocht, zoals wij, doch zonder zonde, opdat Hij degenen, die verzocht worden, te hulp kan komen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 januari 1984

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Niet alleen bij brood...

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 januari 1984

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's