Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De prediking van de Bergrede (6)

Bekijk het origineel

De prediking van de Bergrede (6)

Geloven op maandag

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Moet een kerk, die waarlijk geluisterd heeft naar Mattheüs 6, niet kritisch ingaan op de wijze waarop we consumeren en verteren, op de besteding van ons geld en goed in een wereld vol armoede en honger?

Het opschrift boven dit artikel is ontleend aan een themanummer van het tijdschrift Wending, ruim dertig jaar geleden, waarin een antwoord gezocht werd op de vraag naar de betekenis van het Evangelie voor de levenspraktijk van elke dag. Men zou kunnen zeggen, dat die vraag nog altijd actueel is. Dat is niet zo vreemd; in elke tijd staan we immers voor de opgave de geboden van God toe te passen op onze concrete levensbeslissingen.

Gemeente in de wereld

Daarom kan niemand van ons de vraag naar de ethische toespitsing van de Bergrede in de prediking ontgaan. De prediker heeft immers een gemeente voor zich, die leeft in een samenleving vol uitdagingen en vragen. Hij dient dicht bij het Woord te blijven, dat Woord aan het woord te laten komen, maar ook er blijk van te geven dat hij de leefwereld van zijn hoorders kent. In dat spanningsveld van Woord en actualiteit voltrekt zich het gebeuren van de prediking.

Juist vanuit een pastoraat dat dicht bij de mensen wil zijn, mag er gepleit worden voor een preek, die de vragen van het gewone leven niet verwaarloost, maar ze verheldert in het licht van de Schriften.

Mattheüs 5 : 16 laat ons zien, hoe dat ook een missionaire spits heeft. Christus roept Zijn volgelingen hun licht te laten schijnen voor de mensen opdat de Vader in de hemel verheerlijkt wordt. En de brieven van de apostelen onderstrepen de betekenis van de levensheiliging voor de evangelisatorische opdracht. Ook daarom mogen we de gemeente de onderwijzing vanuit de Bergrede niet onthouden. Dat is stellig geen eenvoudige opgave. Wat betekent bijvoorbeeld het gebod de vijand lief te hebben in de concrete situatie waarin mensen leven in gezin, buurt en arbeidsverhoudingen? Wat zijn de consequenties van het niet-oordelen als we er op letten dat mensen immers het vermogen tot oordelen hebben? Hoe kunnen we, zonder in moralisme te vervallen, laten zien wat de brede en de smalle weg van Matthëus 7 betekenen voor de gemeente in de wereld van de tachtiger jaren?

Het antwoord van geloof en bekering waartoe het heil in Christus mensen roept, raakt immers ook onze concrete daden, de wijze van leven, van omgaan met elkaar, juist in de heel gewone dingen van het leven, maar ook in de grote vragen die de actualiteit wil dienen, zonder actualistisch te willen zijn, kan aan deze vragen niet voorbijgaan. Professor Smelik schrijft ergens: 'Prediking zonder ethische consequenties verliest het contact met de mens-die-in-de-wereld staat. Wie in de wereld staat, moet ethische beslissingen nemen. Wie de ethiek uit de prediking elimineert, verspeelt de gehoorzaamheid aan het Woord', en hij voegt er aan toe: 'Prediking zonder ethiek is leeg; ethiek zonder verkondiging is blind'. 'k Meen dat in deze laatste formulering het spanningsvolle van ethiek en preek helder is aangegeven.

Profetisch getuigen

Een kerk, die in de gereformeerde traditie staat, weet van de opdracht om in de samenleving overheid en volk te confronteren met Gods geboden en beloften. Het profetisch en apostolisch getuigenis geeft daarin heldere richtlijnen.

Stellig is er het gevaar van verpolitisering, van vermenging van de twee rijken, van een synode of kerkeraad die op de stoel van de overheid gaat zitten. Maar hoezeer dit ook een terrein is vol voetangels en klemmen, het ontslaat de kerk niet van haar profetische opdracht tot getuigen. Als we dit toespitsen op de woorden van Christus in Mattheüs 5:7, kunnen we zeggen: valt er vanuit de Bergrede juist in onze tijd niet veel te zeggen over de beleving van liefde, sexualiteit en huwelijkstrouw? Oppenheimer heeft in zijn jongste boek Liefde en huwelijk indringende dingen gezegd over de waarde van liefde en huwelijkstrouw en gewezen op de pastorale taak van de kerk om in deze tijd tegen de stroom van een verabsoluteerd vrijheidsdenken op te roeien. Maar er is meer aan te wijzen. Moet een kerk, die waarlijk geluisterd heeft naar Mattheüs 6, niet kritisch ingaan op de wijze waarop we consumeren en verteren, op de besteding van ons geld en goed in een wereld vol armoede en honger? Is een individualistisch liberalisme waarbij als uiterste consequentie 'halen, hebben en houden' het levenspatroon beheerst, ook voor de hervormd-gereformeerden geen voortdurend gevaar? Doorgaans zijn we in onze kringen er sneller bij zonden op het terrein van het zevende gebod dan op dat van het achtste te signaleren. Vanuit de Bergrede valt er ook licht op de diakonale roeping van de gemeente.

Is het slot van de Bergrede, met name de indringende waarschuwing voor het gericht en het verderf, niet aangrijpend actueel in een wereld waar massavernietigingswapens de demonie en de waanzin van menselijk denken en handelen demonstreren? Roept dit ons niet allen concreet tot bekering? Ik hoop in een apart artikel nader in te gaan op de relatie van de Bergrede tot het vredesvraagstuk. De gegeven voorbeelden laten genoegzaam zien hoe de Schriftgetrouwe prediking ons met de neus op de actualiteit drukt. Natuurlijk vraagt dit zorgvuldige exegese van de tekst en diepgaande bezinning op de vraag hoe we de ethische uitspraken hebben te vertolken in onze tijd. We kunnen immers het onderscheid tussen de situatie in de nieuwtestamentische tijd en die van heden niet verwaarlozen. We zullen ons moeten hoeden zowel voor een situationisme, waarin de Bijbelwoorden van hun gezag ontdaan worden, als een biblicisme dat schijnbaar ernst maakt met de letter van de Schrift, maar in wezen evenzeer het getuigenis van de Schrift ontkracht.

Een smalle weg

Ik kom nog even terug op het eerder gesignaleerde gevaar van het euvel der vereenzelviging. Dat is er. Van Niftrik heeft in de zestiger jaren op allerlei wijze daarvoor gewaarschuwd. Soms wordt, zoals bij Goedhuizen, op een m.i. ongeoorloofde wijze gehoorzaamheid aan de Bergrede en politiek-links zijn vereenzelvigd. Dan verlagen we het Woord tot een partijprogram en maken bovendien de gemeente onmondig. Het zal ons niet zo moeilijk vallen voorbeelden te geven van een kwalijke verpolitisering en vermoralisering.

Maar laten we goed zien: 'Ook hier zou wel eens kunnen gelden: 'Gij, die anderen leert, leert gij u zelf niet?' Waarom zijn we onder ons dikwijls niet zo bang concrete toespitsingen te maken als het gaat om de sexuele moraal, de zondagsviering, het ijdel gebruik van Gods Naam, en zwijgen we maar al te snel als zaken als inkomensverdeling, sociale gerechtigheid, oorlog en vrede aan de orde komen? Is dit uit gehoorzaamheid aan het Woord, uit beduchtheid voor verpolitisering? Of verraadt zich hierin misschien ook een bepaalde grondkeuze die we gemaakt hebben? Anders gezegd: het euvel der vereenzelviging is er niet alleen bij moderne theologen of links gerichte predikers, maar kan zich ook onder ons breed maken - juist in het zwijgen of vermijden van bepaalde cruciale punten. Het is goed om als predikers eerlijk onze motieven onder ogen te zien waarom wij bepaalde zaken wel en anderen niet behandelen. 'k Meen dat we juist in de ethische toespitsing van de preek die smalle weg moeten zoeken tussen vereenzelviging en vrijblijvendheid. Dat houdt in elk geval in dat preken uit de Bergrede, ook naar de kant van de ethische toespitsing, Christusprediking dient te zijn. Wettische prediking bindt de gewetens. Verkondiging van het heil voor zondaren maakt vrij tot de dienst der liefde.

Juist vanuit pastorale overwegingen zullen we hebben te bedenken dat de prediking van het radicale gebod der liefde wettisch wordt als we de hoorder laten zitten met zijn angsten en schuldgevoelens, en zijn angstig weten telkens weer gefaald te hebben. Aan de worsteling van de hoorder met zijn schuld en tekort mogen we niet voorbijgaan. Daarom dient het centrale van het Evangelie: de vergeving van de schuld, de vreemde vrijspraak, de rechtvaardiging van de goddeloze steeds weer gezegd te worden. Nogmaals wijs ik op de opbouw van de Bergrede: eerst de zaligsprekingen, dan het gebod. Vanuit dit hart van het heil, en daarom ook van de prediking, kunnen we uitgaan tot de vragen van het leven en zoeken naar de zin van het gebod en de toepassing hier en nu. Het sola fide leidt dan niet tot vrijblijvendheid, maar opent de weg tot een dankbaar leven voor Gods aangezicht.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 maart 1984

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

De prediking van de Bergrede (6)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 maart 1984

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's