Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Paasprediking in het dodenrijk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Paasprediking in het dodenrijk

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

'Tandem vicisti, Galilaee' - Gij hebt toch de victorie, Galileeër.

'Tandem vicisti, Galilaee' - Gij hebt toch de victorie, Galileeër. Volgens een oud verhaal zijn dat de laatste woorden geweest van Julianus de Afvallige, de Romeinse keizer, die in 363 in een veldtocht tegen de Perzen stierf. De man, die het christendom een halt wilde toeroepen, maar die het van Christus toch niet kon winnen.

Zo klinkt mij de tekst in de oren, waarin gesproken wordt van Christus' prediking aan het adres van de geesten, die in de gevangenis zijn (1 Petr. 3 : 19). Een tekst, waarvan een menigte verklaringen is gegeven en die maar moeilijk tot in de grond gepeild kan worden. Het gaat hier over een paaspreek in de gevangenis van het dodenrijk.

In elk geval vraagt Petrus, die deze woorden heeft geschreven aan lijdende christenen, hierin extra aandacht voor de alles overwinnende macht van Jezus Christus, de Levensvorst van Pasen. Hij geeft hoog op van Hem. En hij noemt dan een aspect van het paasgebeuren, waaraan men niet direct zou denken, maar waarin een geweldige troost ligt opgesloten.

De dodengang van de Levendgemaakte

Christus' opstanding is een heilsfeit, dat de heerlijkheid van de levende Christus predikt. Ook een heilsfeit, dat de rechtvaardigmaking van zondaren predikt. En niet minder een heilsfeit, dat perspectieven opent naar een nieuw leven, met een uitzicht op een zalige opstanding. Maar daarbij blijft het niet. Petrus trekt in het negentiende vers van hoofdstuk drie van zijn eerste brief nog een ander register open. Hij zegt, dat Christus wel is gedood naar het vlees, maar levendgemaakt door de Geest (vers 18). De Geest was het. Die Hem levend maakte. Er was geen houden aan. Met onweerstaanbare kracht is Christus opgestaan. Zijn dood wordt op de voet gevolgd door Zijn levendmaking. 'Het was niet mogelijk dat Hij door de dood gehouden zou worden' (Hand. 2 : 24).

En dan ... in het negentiende vers beschrijft Petrus de geweldige reikwijdte van dit gebeuren. Kruis en opstanding worden in onlosmakelijk verband met elkaar gezien als een machtige prediking. In de Geest immers is Christus heengegaan om de geesten, die in de gevangenis van het dodenrijk zijn, te prediken. Petrus ziet hier Christus' dodengang als een triomftocht door het rijk van de koning der verschrikking.

Zijn dood op Golgotha heeft de dood gedood. Zijn levendmaking door de Geest in Zijn opstanding uit de doden is als slotakkoord van Zijn kruisdood een machtige bazuinstoot, die tot in het dodenrijk wordt vernomen. Niet voor niets springen dan ook de graven open, als Jezus de laatste adem uitblaast en roept: Het is volbracht' (Matth. 27 : 50-53).

Jezus maakt Zijn huiveringwekkende gang door het dodenrijk. 'Dood, waar is uw prikkel? Hel, waar is uw overwinning? ' (1 Cor. 15 : 55). De onverbiddelijke en onherroepelijke dood moet opzij. Aan Hem de victorie. Toch overwonnen.

Het dodenrijk kan er niet omheen

Dat bazuingeluid van Christus' victorie, het geweldige gebeuren van Pasen is dus een alles doordringende prediking, die ook in het dodenrijk wordt gehoord. Dat is het, waarop Petrus de nadruk legt. Zelfs de geesten, die in de gevangenis van dat dodenrijk zijn, moeten het erkennen, dat aan Hem de victorie is. De ongehoorzamen uit de tijd van Noach, die de spot dreven met God en godsdienst. Zij worden in het ongelijk gesteld. De gevangenis van de dood, waarin zij zich thans bevinden, dreunt op zijn grondvesten.

De levendgemaakte Christus legt er beslag op. Zijn opstanding in het licht van Zijn kruisdood en Zijn kruisdood in het licht van Zijn opstanding, het is prediking van Christus' allesoverwinnende zege. Het is een lied, dat Petrus zingt in 1 Petr. 3 : 19, het lied van een gestorven en opgestane Koning, Die Zijn wonderbaarlijke gang gaat, dwars door het dodenrijk heen. Wie zou niet voor Zijn grootheid bukken? En wie zou zich deze troost laten ontgaan, midden in het lijden? Maar ook . . . wie moet zich dan niet haasten om Hem hulde te bewijzen? Als zelfs de ongehoorzamen uit Noachs dagen, hoewel reddeloos verloren, in hun gevangenis beven, zouden wij, voor wie het nog niet onherroepelijk te laat is, dan maar niet 'vallen voor Hem neer'?

Bekering na de dood?

Vaak is de vraag gesteld, of in een tekst als die van 1 Petr. 3 : 19 ook de mogelijkheid van bekering na dit leven wordt geleerd. Christus zou volgens wat Petrus hier schrijft, na Zijn sterven naar de hel zijn gegaan om aan de ongehoorzamen uit de tijd van Noach nog eenmaal de gelegenheid te bieden om zich te bekeren. In 1 Petr. 4 : 6 zou ook zoiets te lezen zijn. Want daar staat immers, dat ook aan de doden het Evangelie verkondigd is.

Bij nader inzien echter gaat het in beide tekstgedeelten helemaal niet om de vraag, of ook doden nog bekeerd kunnen worden. Want in 1 Petr. 3 : 19 wordt over de vruchten van de prediking van Christus' victorie over het dodenrijk niet gesproken. En in 1 Petr. 4 : 6 zegt Petrus niet meer dan dat aan hen, die thans niet meer in het land der levenden zijn, tijdens hun leven het Evangelie is verkondigd.

Een al te late hartekreet

Wel zijn er twee andere dingen, die we uit dit alles kunnen leren. En het is zeker ook de uitdrukkelijke bedoeling van wat Petrus schrijft, dat wij die twee dingen leren. Het eerste is, dat het iets afschuwelijks is om in de gevangenis van de dood te zijn - straf op een onverbeterlijke ongehoorzaamheid en op dwaze spotternij - en dan, eerst dan aan de weet te komen, dat Christus over zonde en dood de victorie heeft.

Als Noachs tijdgenoten, ik kan ook zeggen als onze tijdgenoten, in ongeloof gespot met God en godsdienst. En dat een leven lang volgehouden. En dan, eerst dan zijn ongelijk erkennen en noodgedwongen de knie voor Christus buigen. Een geest in een gevangenis. Hopeloos verloren. Dat is de donkere achterkant van Pasen. En het is nodig, dat deze kant van de paasprediking niet verzwegen wordt. Er is een onherroepelijk 'te laat'. En het algemeen aanbod van genade heeft een grens.

Geloofslied van een Godsakker

Maar toch is er ook dat andere dat wij leren mogen, als wij intijds de knie voor Christus buigen. Dan aanbidt het geloof het paaswonder van Christus' victorie over dood en graf en het jubelt het uit met de woorden van H. F. Kohlbrugge:

'Daarom, wanneer ik sterf - ik sterf echter niet meer - en iemand vindt mijn schedel, zo predikt deze schedel hem nog:
Ik heb geen ogen, toch aanschouw ik Hem;
ik heb geen hersenen noch verstand, toch omvat ik Hem;
ik heb geen lippen, toch kus ik Hem;
ik heb geen tong, toch zing ik Hem
lof met u allen, die Zijn Naam aanroepen.
Ik ben maar een harde schedel,
toch ben ik geheel week geworden
en gesmolten in Zijn liefde;
ik lig hier buiten op de Godsakker,
toch ben ik binnen in het paradijs.
Alle lijden is vergeten.
Dat heeft ons Zijn grote liefde gedaan,
daar Hij voor ons Zijn kruis droeg én uitging naar Golgotha.'

'Tandem vicisti'-- Toch overwonnen. Een al te late hartekreet. Of: 'Ik heb geen lippen, toch kus ik Hem'-- geloofslied van een Godsakker. Zelfs de geesten in de gevangenis geloven het ... en zij sidderen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 april 1984

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Paasprediking in het dodenrijk

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 april 1984

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's