Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Globaal bekeken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Globaal bekeken

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op dinsdag 3 juli a.s. hoopt aan de Universiteit van Amsterdam drs. G. H. Cohen Stuart-theologisch adviseur vanwege de Nederlandse Hervormde Kerk in Jeruzalem - te promoveren tot doctor in de letteren, op een proefschrift (engelstalig) waarvan de titel is 'De strijd in de mens tussen goed en kwaad'. Promotor Is prof. dr. M. Boertien - voorheen voor de Christelijke Gereformeerde Kerken werkzaam in Israël. We feliciteren drs. Cohen Stuart met de afronding van zijn studie en hopen dat zijn theologische arbeid namens onze kerk met betrekking tot Israël gezegend mag worden en vruchtbaar zal zijn.

Van de stellingen bij het proefschrift noemen we de volgende:

o 'Voorzover het Nieuwe Testament een Joods geschrift is, is het even zinvol te spreken van anti-judaïsme in het Nieuwe als in het Oude Testament. Beide zijn en worden in christelijke uitleg op anti-judaïstische wijze verklaard en toegepast. Met andere woorden: er is geen anti-judaïstische Schrift; er is alleen anti-judaïstlsch schriftgebruik.'

o 'Ook al kan en mag de huidige, complexe werkelijkheid Israël niet gelijkgesteld worden aan het bijbelse Israël, toch dient de christelijke hermeneutiek uit te gaan van het feit, dat God het verbond met het levende en dus veranderende Israël niet heeft opgzegd, en dient iedere vorm van exegese die de band met het voortlevende Israël ontkent, te worden afgewezen.'

o 'Wie de belijdenis van de messianiteit van Jezus loslaat, kan de kerk in geen geval vertegenwoordigen in het gesprek met Israël.'

o 'Het schrijven van een proefschrift behoort tot de creatieve resultaten van de boze drift, want zonder boze drift zou niemand een proefschrift schrijven.'

***

Woordwerk, het christelijk literair tijdschrift van de vereniging 'Schrijvenderwijs', is de tweede jaargang ingegaan.

De redaktie van Woordwerk kreeg toestemming om een keuze uit onbekende gedichten van Willem de Merode, die reeds 45 jaar geleden overleden is, te publiceren. Van de 2000 gedichten van De Merode werden er ongeveer 1200 gepubliceerd.

Hier volgt één van die niet uitgegeven gedichten. Wie ze alle wil lezen, het adres is Schans 37 4251 PW Werkendam. De titel van het gedicht Is 'Beloften'.

Wat zin ik aarzlend op een woord
En talm nog om tot U te gaan?
Gij hebt mijns harten roep gehoord ;
En neemt een zucht voor woorden aan.

Gij zijt zoo zorgend en zoo goed.
Wijl ik nog weifel: zal ik 't doen?
Komt Gij mij helpend tegemoet
En geeft mij reeds den vredezoen.

Nu stamel ik: vergeef de schuld.
Mijn gansch bestaan heeft U getart.
Gij troost: wijl Ik u heb geduld,
Vergaf Ik; kom, kind, aan mijn hart.

O Heer, die onze dwaasheid kent.
En laffe hunkring en verdriet,
Die ieder helpt uit elke ellend
En toch ons weder vallen ziet.

Gij glimlacht om onze eeden schier
Ze zijn U slechts tot moeite en last.
Gij zegt: kind, zoek uw toevlucht hier.
En houdt u aan mijn sterkte vast.

Want: 'k maak u arm, veracht, gehaat.
En ziek van ziel, en zonder vrind.
En uitgeworpen en gesmaad.
Zóó blijft Ik de uwe, en gij mijn kind!

Maandag avond 5 juli 1926

***

'Geen haast meer, want wij hebben de tijd'. Dat is een uitdrukking, die niet in onze tijd past. Tijdnood, tijdgebrek, gejaagde tijd, dat is het moderne probleem. De uitdrukking hier gebezigd is evenwel de titel van een ooit bij uitgeverij Voorhoeve uitgegeven boekje (zonder jaartal) van dr. Th. Bovet. Hij spreekt in dat boekje over het stil zijn tot God op de volgende wijze:

'Het eerste wat nodig is om God te horen is stilte, zwijgen. Het zwijgen is de natuurlijke basis waarop zich het bovennatuurlijke van het geloof voltrekt. (Max Picard) Het gebed is een samenspraak met God, wij maken daar echter meestal een monoloog van waarin wij alleen spreken en opstaan zodra wij klaar zijn. Kierkegaard zegt: "toen zijn gebed steeds aandachtiger en verinnerlijkt werd, had hij steeds minder te zeggen en op het laatst werd hij helemaal stil". Hij werd stil en wat zo mogelijk een nog grotere tegenstelling tot het spreken is, hij werd een hoorder. Hij dacht eerst dat bidden spreken was, hij leerde dat bidden niet alleen zwijgen is, maar luisteren. En zo is het: bidden is niet zich zelf horen praten, maar bidden is stil worden en stil zijn en wachten, tot men God hoort. In onze lawaaiige wereld is het niet altijd eenvoudig om deze stilte te laten groeien. De beste tijd is altijd de vroege morgen en dat is tevens het meest geschikte ogenblik om de komende dag te overzien. Ik ken mensen die iedere dag vóór vijf uur opstaan om stil te worden voor God.

Dan moeten we voldoende tijd hebben om uit de diepe stilte God te horen. Natuurlijk kan Hij wel eens dadelijk antwoorden op een schietgebed, maar als regel zal het goed zijn als we een vol uur vrijhouden voor deze stilte. Wie er slechts een kort ogenblik voor over heeft en aldoor op de klok moet kijken, mag niet verwonderd zijn als hij niets hoort. Dan moet hij maar vroeger opstaan.

Wij mogen van deze stilte geen bovennatuurlijke openbaringen verwachten of een mystiek opgaan. Wij vragen God van harte of Hij onze gedachten wil leiden en ons Zijn wil en Zijn plan duidelijk maken, maar ook of Hij ons wil helpen onze eigen wil op te geven.

De eerste gedachten die hierbij opkomen, zijn dikwijls de zorgen van alle dag, een telefoongesprek, een brief die wij niet mogen vergeten, enz. Het is aan te bevelen een en ander meteen op te schrijven, zodat het ons verder niet bezwaart. Misschien schiet ons daarna een naam te binnen, meestal de naam van iemand waaraan wij iets moeten doen: we zijn hem wat schuldig, of we hebben hem verwaarloosd, of wij mogen hem niet, of hij is ons een verzoeking. Laten we die naam opschrijven want het is een vermaning.

Onze gedachten worden daarna misschien ingesteld op onze eigen luisterende toestand: We vinden ons zelf belachelijk, wij staan niet graag zo vroeg op, er kon ons wel eens iets zeer onaangenaams te binnen schieten...

Als we ook deze schijnbaar bijkomstige gedachten opschrijven stuiten wij meestal op zeer concrete en belangrijke weerstanden: we ontdekken plotseling wat we eigenlijk niet willen prijsgeven, het persoonlijke reservaat waar God niet mag binnendringen. (...)'

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 juni 1984

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Globaal bekeken

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 juni 1984

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's