Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Maatschappij van Welstand (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Maatschappij van Welstand (1)

7 minuten leestijd

Met deze Maatschappij werd oorspronkelijk beoogd om steun te verlenen aan het kwijnende protestantisme in het zuiden van de vorige eeuw.

Wellicht zullen niet velen van onze lezers bekend zijn met "De Maatschappij van Welstand'. Toch is deze Maatschappij een merkwaardige verschijning met name in de kerkgeschiedenis en de economische en maatschappelijke geschiedenis van de vorige eeuw in het zuiden van ons land. De oorspronkelijke en volledige naam van de Maatschappij luist: "De Protestantsche Maatschappij tot bevordering van Welstand, voornamelijk onder landlieden'. Zij is opgericht in 1822 en bestaat nog steeds.

Met deze Maatschappij werd oorspronkelijk beoogd om steun te verlenen aan het kwijnende protestantisme in het zuiden van de vorige eeuw. Tot 1795 had het (gereformeerd) protestantisme ook een stempel kunnen zetten in die gebieden, waarin het ten opzichte van de Rooms Katholieke Kerk schaars vertegenwoordigd was. Dat was met name het geval in Noord-Brabant, dat voor 1795 tot de zgn. generaliteitslanden had behoord. Ondanks het geringe aantal protestanten, zeg gereformeerden, tegenover een Rooms Katholieke meerderheid hadden de eersten toch een enigszins overheersende positie, mede als gevolg van de bevoorrechting door de Overheid. Deze Noord-Brabantse Protestanten behoorden grotendeels tot de lagere amtenaren, die overigens allemaal een sober bestaan leidden en voor een kleiner deel tot de kleine boeren en arbeiders, wier bestaan meestal ook zeer erbarmelijk was.

De bevoorrechting van de Gereformeerde Kerk werd na 1795 beëindigd en dat betekende, dat ook aan de dominante positie van de protestantse minderheid in het zuiden een eind kwam. Als gevolg van de scheiding van Kerk en Staat viel de voorkeur voor protestanten weg bij de benoeming in ambten en bedieningen. Met name was ook de functie van schoolmeester niet meer bij voorbaat voor hen weggelegd. Omdat er alzo voor hen in het zuiden werkgelegenheid verloren ging, waren zij genoodzaakt om naar elders te vertrekken. De meesten van hen waren toch reeds van oorsprong uit de noordelijke provincies afkomstig.

Het gevolg hiervan was, dat de positie van het protestantse deel van de bevolking van Brabant snel verslechterde. De Franse overheersing, een landbouwcrisis en werkloosheid deden er geen goed aan. Zoals gezegd, besloten velen van hen om weg te trekken naar boven de grote rivieren. Wie achterbleef dreigde te verkommeren. Het gevolg hiervan was dat tal van Hervormde Gemeenten in Brabant ook met de ondergang werden bedreigd, althans dat de predikantsplaatsen op de tocht kwamen te staan.

1816

Bij het beruchte 'Algemene Regelement" van 1816, uitgevaardigd door Koning Willem I, was zoals bekend enerzijds bepaald, dat de traktementen van de predikanten van de Hervormde kerk door de Staat werden betaald, doch anderzijds was aan deze subsidiëring van de predikantsplaatsen de voorwaarde verbonden, dat een gemeente minstens 50 leden moest tellen, wilde de predikantsplaats door het Rijk bekostigd kunnen worden. Let wel, het betrof dan volwassenen leden. (Het onderscheid tussen doopleden en belijdende leden gold toen nog niet.) In tal van hervormde Gemeenten dreigde in het begin van de vorige eeuw het aantal leden beneden dit fatale minimum te geraken of zat er al onder. In het laatste geval betekende dit, dat zodra de predikantsplaats vacant zou raken, het afgelopen zou zijn met het hervormde kerkelijk leven ter plekke.

In het zuiden groeide bij een aantal hervormden de gedachte, dat er iets moest worden ondernomen om het aantal hervormden op peil te houden. In een Hervormde Gemeente, die door een te laag aantal leden met de ondergang werd bedreigd zouden hervormden van elders zich duurzaam moeten vestigen. Met name werd gedacht om hervormden van elders in die gemeenten op boerenbedrijven te vestigen, hetgeen veelal de meest duurzame band met die plaats betekende.

Oprichting

Zo werd in 1822 daartoe opgericht 'De Protestantsche Maatschappij tot bevordering van Welstand, voornamelijk onder landlieden'. De stoot tot de oprichting daarvan werd gegeven door ds. Jacob van Heusden, hervormd predikant te Hilvarenbeek.

De motieven tot de oprichting waren velerlei. De vrees voor de overheersing van Rome en de uitsterving van het protestantse deel van de Brabantse bevolking; het verlies van een groot aantal predikantsplaatsen in de Hervormde kerk, hetgeen de werkloosheid onder de afgestudeerde theologen bevorderde (ook in die tijd was er in onze kerk een kandidatenoverschot!). De behoefte ontstond aan maatschappelijke en economische steun van vele hervormden in het zuiden. Immers, wanneer er geen plaatselijke predikanten meer waren, zouden de mensen niet slechts van geestelijke leiding, doch ook van elke landbouwkundige leiding en voorlichting verstoken zijn. De predikanten, evenals trouwens de Rooms Katholieke geestelijken, waren in die tijd, ook de aangewezen landbouwvoorlichters. In dit verband is het interessant te vermelden, dat in artikel 116 van het Koninklijk Besluit van 2 augustus 1815 betreffende de universiteiten was bepaald, dat niemand tot predikant zou kunnen worden beroepen, zonder dat hij een aantal colleges in de landbouwkunde had gevolgd.

Voor ds. Van Heusden moet het duidelijk zijn geweest, dat er op welke manier dan ook ingegrepen moest worden, indien men wilde voorkomen, dat binnen afzienbare tijd overal op het Brabantse platteland de nog overgebleven protestantse gemeenten of wel geheel verdwijnen zouden, ofwel voor het grootste deel alleen nog zouden bestaan uit gezinnen van achtergebleven paupers, gedemoraliseerd rondlopend of zich voor een dagelijkse korst brood in onkunde aftobbend op hun veel te kleine akkers. Daarom was het streven van ds. van Heusden gericht op de stichting van een 'Protestandsche Maatschappij ter bevordering van welstand, door ondersteuning en voorlichting'.

Ds. Jacob van Heusden (1757-1841)

Jacob van Heusden werd op 30 januari 1757 in Hilvarenbeek geboren (de plaats waar hij later predikant werd). Hij stamde uit de gegoede stand. Zijn vader was Cornells van Heusden, die in Hilvarennbeek notaris was en tevens optrad als 'procureur', hetgeen betekende dat hij fungeerde in kleine zaakwaarnemingen bij de handel in onroerend goed, uitgeoefend als bijverdienste bij de vervulling van een ondergeschikte betrekking bij de dorpsgerechten van Oisterwijk en Hilvarenbeek. Cornelis van Heusden was gehuwd met Johanna van der Plas, dochter van een kleine ambtenaar uit Oisterwijk.

Na eerst op de Latijnse School te 's Hertogenbosch te hebben gegaan, ging Jacob van Heusden in 1772 theologie studeren te Leiden. Als student heeft hij daar de geesteshouding gevonden, die hij zijn leven lang is blijven voeren nl.. die van het toen overheersende supra-nutaralisme. Een 'open geesteshouding', die hem bevriend deed zijn met b. v. Johannes Henricus van der Palm, die later hoogleraar te Leiden werd en in de Franse tijd agent was voor de nationale opvoeding.

Na zijn afstuderen ontving hij in 1783 een beroep naar de Hervormde Gemeente van het Brabantse St. Oederode, welk beroep door hem werd aangenomen. In St. Oedenrode zou hij 8 jaar predikant blijven. Op 6 juni 1790 huwde Van Heusden met Wilhelmina Cornelia de Bruyn, een dochter van een rijke Middelburgse reder. Voor zijn echtgenote moet het een grote overgang zijn geweest, vanuit de hogere kringen van de Zeeuwse hoofdstad naar de sombere pastorie van de kleine hervormde Gemeente van het Brabantse heidedorp St. Oederode. Veel contacten heeft het gezin in St. Oederode niet onderhouden en veel aanloop hebben ze niet gehad gezien de scherpe scheiding tussen katholiek en protestant. Mevrouw van Heusden kon daarom maar moeilijk wennen. Niettemin was ds. van Heusden zo zeer Brabander in hart en nieren, dat hij nooit heeft getaald naar een standplaats in het westen van het land en zelfs voor beroepen naar Vlissingen en Arnemuiden heeft bedankt.

Hoewel het gezin sober leefde, moet ds. van Heusden toch niet arm zijn geweest. Gezien het feit, dat hij in St. Oederode zeker één jaar zijn traktement niet heeft uitbetaald gekregen en toch daardoor geen armoede heeft geleden en dat hij zijn 3 zonen een universitaire opleiding kon laten volgen en dat hij later aan de Maatschappij van Welstand enige malen niet onbelangrijke bedragen heeft voorgeschoten; dat hij zelfs uit eigen beurs 2 boerderijtjes te Hilvarenbeek aankocht, die hij aan Rooms Katholieke plaatsgenoten in gebruik gaf om hen voor materiële ondergang te behoeden, is het duidelijk, dat van Heusden toch een aanzienlijk vermogen moet hebben gehad, wellicht mede door het aandeel van zijn vrouw daarin.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 juli 1984

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

De Maatschappij van Welstand (1)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 juli 1984

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's