Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het geding om de kerk tussen Kuyper en Hoedemaker (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het geding om de kerk tussen Kuyper en Hoedemaker (1)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Abraham Kuyper werd in 1837 geboren in Maassluis als zoon van de plaatselijke hervormde predikant. Hij wilde de kerk gaan dienen en studeerde theologie in Leiden.

Kuyper's afkomst

Abraham Kuyper werd in 1837 geboren in Maassluis als zoon van de plaatselijke hervormde predikant. Hij wilde de kerk gaan dienen en studeerde theologie in Leiden. Daar was het vooral prof. J.H. Scholten, één van de grondleggers van de moderne theologie in Nederland, die veel invloed op hem heeft gehad. Vijfentwintig jaar oud, werd Kuyper predikant in Beesd. In 1867 ging hij vandaar naar Utrecht en in 1870 werd hij predikant te Amsterdam.

Kuyper kwam in Beesd als modern predikant, volgeling van Scholten, die wel allerlei gereformeerde begrippen gebruikte, maar daaraan een héél andere betekenis gaf, dan de Reformatoren hadden gedaan. Volgens Scholten is er in ieder mens iets goddelijks, namelijk onze rede, ons denkvermogen. Door haar kunnen wij de onzichtbare wereld kennen, want zij is het getuigenis van de Heilige Geest in ons hart. Onder de invloed van Christus moet dit beginsel nu steeds meer ons leven gaan beheersen(!). In deze gedachtengang blijft uiteindelijk de vrome (ónvrome) mens de maat van alle dingen.

Maar in deze richting zou Kuyper niet voortgaan. Er kwam een grote verandering in zijn leven. Hij heeft daarvan zelf getuigenis afgelegd in een bijzonder boeiend en persoonlijk opstel in het tijdschrift 'De Vereeniging: Christelijke Stemmen' van 1873. Later is het ook afzonderlijk uitgegeven. Deze 'Confidentie' is onmisbaar om Kuypers diepste bedoelingen te begrijpen. Hij maakt daarin duidelijk, dat de Hervormde Kerk, de vaderlandse kerk, de liefde van zijn hart heeft. In haar wil hij werken aan kerkherstel en dat zoekt hij in de vernieuwing van haar gereformeerd grondkarakter. Het zijn voornamelijk drie gebeurtenissen geweest, die hem uiteindelijk de beslissende stoot gaven tot zijn keus voor de gereformeerde belijdenis. In de eerste plaats had hij, nog in zijn studententijd, bij het zoeken naar de geschriften van Johannes a Lasco, die nergens meer te vinden waren, tenslotte zo'n onverwacht succes, dat hij dit zag als een bijzondere gunst van God, een ervaring om nooit te vergeten. De tweede gebeurtenis was de buitengewone indruk die hij onderging bij de lezing van een Engelse roman 'De erfgenaam van Redclyffe'. Daarin werd op het hoogtepunt van het verhaal gesproken over de Anglicaanse Kerk als 'de Moederkerk, die al de schreden van den wees geleid had door zijn moeitevol leven'. Kuyper schrijft dan: 'Zulk een kerk zag ik nooit en kende ik niet. O, zulk een kerk te bezitten, een Moeder, die van der jeugd af onze schreden leidt! Het werd mij heimwee, het werd de dorst mijns levens. Dat had mij ontbroken. Dat moest middel ter redding zijn..., en mijn ideaal voor het kerkelijk leven was mij in dat vluchtig woord geopenbaard'.

De derde beslissende ervaring was de omgang met een groep gemeenteleden in Beesd, waarvoor men hem had gewaarschuwd als 'fijne' en dwepende lieden, zonderlingen, die het elke dominee lastig maken. De bekende Pietje Baltus was één van hen. Kuyper wilde hen aanvankelijk overtuigen en tot zijn standpunt overhalen. Maar het liep anders. Tot zijn verbazing vond hij bij deze eenvoudige vromen dingen terug, die hij bij Calvijn en a Lasco had gelezen. Zij overtuigen hém, dat hij op de verkeerde weg was, en zij brachten hem, zoals hij schreef: 'het Woord der verzoening. .. waarin mijne ziel alleen rust kan vinden: in de aanbiddingen verheerlijking van een God, die alle dingen werkt, beide het willen en het werken, naar Zijn welbehagen!'

Kuyper's kerkelijk program

Kuyper schrijft dan verder, dat de kerk, die hij zoekt, moet zijn 'Gereformeerd en Democratisch, Vrij en Zelfstandig. 'Aan den naam "Gereformeerd" hecht ik, en om niets geef ik dien prijs.' In de eerste plaats wil Kuyper aan die naam vasthouden als protest tegen het ongezonde partijwezen in de Hervormde Kerk, waar iedere predikant in een vak of groep kan worden ingedeeld. 'Daartegen nu ken ik maar één redmiddel: Noem u naar niemand...! Wees wat gij zijt, naar Afkomst, Doop en Belijdenis. Wees Gereformeerd.' Daarmee komt heel de rijke erfenis van onze vaderen immers mee. Elk geslacht kan niet opnieuw beginnen. Dit is geen liefde voor het oude, geen verstening, maar gereformeerd in de zin van: door God zelf gereinigd. Op deze gereformeerde lijn moeten we onszelf dan verder ontwikkelen. Hierbij mogen we bedenken, dat óns volk, zelfs nu nog, in zijn kern gereformeerd is. Al in 1849 eiste J. A. Wormser, de vriend van Groen, in de kring van het Réveil terugkeer tot het gereformeerde type voor de zending en de hulpverlening van de kerk. Het kiezen voor deze gereformeerde lijn betekent overigens wel, dat we bestrijden allen die Gods Woord verwerpen!

Vervolgens dient de Kerk een democratisch karakter te hebben. De kleine burgerij en de lagere volksklasse mag niet, als onmondig, het spreken belet worden. Vandaar dat Kuyper een voorstander is van de zgn. kiescolleges, waardoor de getalsmatige meerderheid van de gemeenteleden het overwicht krijgt in de kerkelijke colleges. Blijkbaar heeft hij niet gevoeld, dat deze kiescolleges weinig gereformeerd-calvijns van opzet waren. Er ontstond nu nl. in de gemeenten een formele verkiezingsstrijd, compleet met kerkelijke kiesverenigingen, stembusacties, partijleuzen enz. Dat was het revolutionaire liberalisme op het kerkelijk erf! Maar volgens Kuyper had de democratie de toekomst en was zij niet tegen te houden. Hij ziet er zelfs een Bijbelse grondslag voor. Hebben Jezus en de apostelen bij hun prediking van het evangelie niet juist de meeste ingang gevonden bij de eenvoudigen?

Wil de Kerk waarlijk leven dan dient zij vrij te zijn. Zolang de Haagse Synode, dat staatscreatuur van 1816 haar beheerst, is zij niet vrij. De volkskerk, de kerk van de massa, kan het ideaal niet zijn. In feite is de volkskerk te vinden bij Rome. Zij wil Christus en de wereld verenigen en is daarom gedoemd tot onvruchtbaarheid.

Tenslotte behoort de Kerk zelfstandig te zijn. Onafhankelijk van de staat, levend van eigen middelen. Vereist is dan ook een sanering van het ledenbestand, opdat het pastoraal werkterrein overzichtelijk zal zijn. Zo zal men tenslotte ook moeten overgaan van hoofdelijke omslag op vrijwillige bijdragen.

Wat nu de praktische zijde van het kerkelijk leven betreft, moet er in de kerk zijn: leerdienst, eredienst en liefdedienst.

Leerdienst houdt in, dat de kerk in haar prediking 'een welgeordende levens- en wereldbeschouwing' heeft te brengen als de afspiegeling van het waarachtige leven dat in Christus is. Zonder de Belijdenis is dit onmogelijk. Daarom dient de gereformeerde kerk steeds opnieuw gereformeerd te wórden.

In haar eredienst moet het niet alleen gaan om leerdiensten. Er dienen ook kortere, liturgische diensten te komen. Het Heilige Avondmaal viere men veel vaker dan het minimum van eens in de drie maanden. De liefdedienst van de kerk moet een goede armenverzorging omvatten. Maar niet alleen aandacht voor het stoffelijke, ook voor de ziel! Daarom in- en uitwendige zending. Om dit alles te bereiken wil Kuyper in Amsterdam gerichte actie voeren. Ook buiten de officiële kerkeraad om. Nodig is de versterking van het gereformeerd karakter van de kerk tegen het Modernisme en versterking van de positie van de kerkeraad tegen de macht van de Synode.

Daarover in een volgend artikel.


Na de artikelen van drs. K. Exalto over 'de Kerk in de gereformeerde belijdenisgeschriften' en van prof. dr. C. Graafland over 'de Kerk bij Wilhelmus a Brakel', volgt thans een derde serie in deze reeks, namelijk over het geding tussen Kuyper en Hoedemaker over de Kerk, geschreven door ds. K. Schaap te H.I. Ambacht. Hierna volgen enkele artikelen over het geding Kuyper-Vos in de vorige eeuw, van de hand van dr. L. G. Zwanenburg te Ede.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 augustus 1984

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Het geding om de kerk tussen Kuyper en Hoedemaker (1)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 augustus 1984

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's