Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Herman Bavinck over de kerk (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Herman Bavinck over de kerk (2)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bavinck is een verklaarde tegenstander van iedere vorm van scheiding die God en mens naast elkaar stelt, ieder zijn eigen gebied toewijst.

Bavincks anti-dualisme

In 'Kennis en Leven', een posthuum uitgegeven bundel opstellen, van Bavinck, treffen we een artikel aan van een nog betrekkelijk jonge Bavinck (1887) waarvan de titel samenvat hetgeen wij hierboven schreven over Bavincks motivatie en doelstelling. Deze titel luidt: 'Het Dualisme in de Theologie'. Het thema van dit artikel zal haast op iedere bladzijde van zijn dogmatiek terugkeren: Bavinck is een verklaarde tegenstander van iedere vorm van scheiding die God en mens naast elkaar stelt, ieder zijn eigen gebied toewijst. Tegenwoordig zouden we zeggen: Bavinck is tegen iedere gedachte aan concurrentie tussen Schepper en schepsel, tegen iedere gedachte aan een pact dat ze met elkaar sluiten, aan medewerking die ze elkaar toezeggen.

Bavinck gebruikt hiervoor het woord dualisme, en waar hij ook kijkt, terug naar het verleden van de Nadere Reformatie, rondom zich naar de ethische en vrijzinnige theologie, hij ziet het overal. Principieel verklaart Bavinck zich tegen iedere vorm van scheiding, tegen die van wat het hart ervaart en wat het leven ons leert, tegen die van wat de wetenschappers ontdekken en wat God ons in Zijn openbaring leert, tegen die van wat de openbaring ons over de schepping vertelt en wat de natuur ons via onderzoek leert. Bavinck gebruikt in zijn dogmatiek, ook in zijn kerkleer, vele onderscheidingen, maar juist omdat hij zo tégen scheiding is laat hij altijd het betrekkelijke van iedere onderscheiding weer zien, en soms verwerpt hij de onderscheiding, of geeft hij er een andere inhoud aan, waardoor dan met één ruk soms de hele gereformeerde theologie, die van de 17e maar vooral die van de 18e en 19e eeuw gecorrigeerd wordt. Opvallend is het dan dat Bavinck op zulke ogenblikken geen enkele aanleiding biedt hem van betweterij te beschuldigen (daarvoor heeft hij zich de ander te zeer ingedacht) maar hoezeer hij gewoon vanuit zijn kritische en diepzinnige instelling gelijk heeft, en ook, hoe de ver­eenvoudiging hem altijd weer in de buurt van Calvijn brengt, en hoe die aansluiting aan Calvijn spontaan opbloeit... en Bavinck kent Calvijn.

Anti-dualisme... een thema dat geen ander motief of doel inhoudt dan dat van de gehoorzaamheid die het hele leven omspant, waarover we eerder spraken, dat van het hart en de hand die, beide van godswege aangegrepen, Hem dienen. Er is voor Bavinck maar één weten, één gehoorzaamheid, namelijk die in geloven wortelen, en er is maar één kennis van de openbaring van waaruit tegelijkertijd licht valt over ons hart, over het mensenleven, en over de natuur. Het kan niet zijn dat we een deel van onze kennis aan de schepping, de werkelijkheid te danken zouden hebben, en een ander deel aan de openbaring, of dat God iets zou doen tot op zekere hoogte, om het daarna verder aan ons over te laten, of dat Hij wél ons gemoed zou willen hebben, maar ons verstand niet, omdat dit zichzelf wel redden kan.

Zichtbare en onzichtbare kerk

Aan de hand van een aantal bekende (onder) scheidingen laten we nu zien hoe het verzet van Bavinck tegen boedelscheiding tussen God en mens in zijn kerkleer gestalte heeft aangenomen, en hoe hij het in-alles-van-Gods-openbaring-afhankelijk-zijn in zijn kerkleer heeft doorvertaald. De eerste onderscheiding om dit duidelijk te maken, een onderscheiding die wij ook bij Bavinck vinden, is die van zichtbare en onzichtbare kerk.

Deze onderscheiding, oorspronkelijk op Luther teruggaand, heeft diepe sporen getrokken zowel in de gereformeerde als de lutherse traditie. Ook heeft deze onderscheiding zijn wonden geslagen: men ging uit deze onderscheiding dan aflezen, dat de 'eigenlijke' kerk niet-zichtbaar, dus voor ons onwaarneembaar, was, zodat het met de waarneembare kerk maar niets gedaan was. Zo werd de zichtbare kerk, de concrete gemeente, teruggedrongen en tot een soort min of meer willekeurige organistievorm gemaakt die het eigenlijke niét was.

Zo wordt dan de gelovende kerk losgemaakt van de empirische kerk, en de laatste legt het loodje. Met name in de Gereformeerde Gemeenten in Nederland heerst zo nog de gedachte dat geloofsbelijdenis-doen alleen de empirische kerk betreft, waarvan we dan de noodzaak belijden, en slechts zijdelings te maken heeft met persoonlijke bekering en geloof, maar ook in andere kringen leven de dingen op deze wijze, zij het vaker intuïtief dan in een duidelijke gedachtengang gegoten.

Dat de onderscheiding op Luther teruggaat is voor Bavinck een signaal met deze onderscheiding te breken voorzover zij een scheiding bewerkstelligt. Bavinck kan geen scheiding tussen uiterlijk en innerlijk toe staan, ook in de kerkleer niet. In dezen vol trekt Bavinck bewust een breuk met de hele Nadere Reformatie.

Bavinck wijst er op dat het feit dat de onder scheiding van Luther stamt ons er toe dwingt in te zien, dat zij gericht is tegen de Rooms-Katholieke Kerk: op het front tegen Rome was het noodzakelijk onomwonden te zeggen dat niet het instituut van de kerk het enige en zaligmakende was, maar het deelhebben aan het leven der kerk, aan Christus en aan Zijn werk. Nooit mag enig instituut als het enige ware worden voorgesteld, alsof een instituut zalig zou kunnen maken. Daarom kan er niet voldoende op gewezen worden dat de kerk ook een niet-zichtbare zijde heeft die evenzeer wezenlijk is als de zichtbare, en dat deze onzichtbare zijde gevormd wordt door de gemeenschap aan Christus en aan Zijn weldaden. Staande in het instituut dat wij kerk noemen, dus in de zichtbare kerk, belijdt het geloof dat het wezen van de kerk gevormd wordt door het zichtbare en onzichtbare samen, inéén. Er bestaat geen zaligmakend instituut maar wel een Zaligmaker, Christus, en de kerk is Zijn volk in de zichtbaarheid.

Voor de onzichtbare zijde van de kerk verwijst Bavinck ons dan naar de beoefening van de broederliefde, en van het geloof, maar wel binnen het instituut.

Actualiteit

Op de lijn van Bavinck, die in dezen opvallend dicht bij de reformatie aansluit, worden we opgeroepen elkaar te bewaren voor een ongeoorloofd idealiseren van het kerk-zijn. Heel kernachtig zegt Bavinck dat de kerk nooit een schim kan zijn. Zo'n schim is een ideaalbeeld aangaande vroeger, aangaande de goede oude tijden, die er overigens op die manier nooit geweest zijn, op grond waarvan dan het heden als arm-aan-de-Geest kan worden afgedaan, of een ideaalbeeld aangaande de toekomst terwille waarvan de concrete kerk dan onder de voet gelopen mag worden, of een ideaalbeeld aangaande de 'eigenlijke' kerk die boven of achter of onder de empirische, zichtbare gemeente zou liggen. Op deze wijze scheppen we alleen maar een ongeestelijk spooksel, een alibi voor onze opdracht. Bavinck zegt: 'Zichtbare en onzichtbare kerk zijn geen twee kerken. Elke poging om de gelovigen en de ongelovigen te scheiden en een ecclesiola in de ecclesia (een kerkje in de kerk, S.M.) op te richten is met des Heeren gebod in strijd' (Gereformeerde Dogmatiek IV* 290 v).

De keerzijde van het terugbrengen van de onderscheiding tussen zichtbaar en onzichtbaar tot zijn eigenlijke bedoeling is dan ook deze, dat het de eigenlijke opdracht wordt van ieder die kerk en gemeente begeert te dienen om in het spanningsveld te gaan staan tussen de kerk zoals zij is (zichtbaar) en de kerk zoals zij zou moeten zijn (onzichtbaar) krachtens haar, alleen voor God zichtbare, geestelijke wortels. Wil men werkelijk aan deze opdracht gaan staan, dan zullen inzet en uitgangspunt moeten zijn, dat men de gemeente neemt zoals zij is, en niet zoals zij zou moeten zijn, laat staan zoals wij vinden dat zij zou moeten zijn.

Als iemand het recht had om deze dingen te zeggen, deze afweer van de verschimming der kerk te voltrekken, dit verzet tegen spiritualisme in de kerkleer te bieden, deze oorlogsverklaring aan het uitpeilen van de 'echte' gelovigen uit de kerk, dit neersabelen van ieder alibi om niet midden in de kerk te hoeven staan waar de zware buien waaien, was het Bavinck wel, die, zelf afkomstig uit gescheiden kringen die de zichtbare kerk uit het oog dreigden te verliezen, het geloofsleven uit die kringen verbonden heeft met een nieuwe waardering voor het zichtbaar instituut der kerk.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 november 1984

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Herman Bavinck over de kerk (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 november 1984

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's