Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Herman Bavinck over de Kerk (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Herman Bavinck over de Kerk (3)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Er is geen algemeen christendom boven maar in de geloofsverdeeldheid aanwezig

Wij stellen nu een onderscheiding in de kerkleer aan de orde die dicht tegen de vorige, die van zichtbare en onzichtbare kerk aanligt, namelijk de onderscheiding tussen de ware en de valse kerk.

Deze onderscheidingen hebben de neiging om in onze gedachten spontaan door elkaar heen te gaan lopen. De ware kerk wordt dan gelijkgesteld met de onzichtbare kerk, terwijl die kerken vals zijn waarvan je kunt zien dat niet alleen de tucht en de bediening van de sacramenten ontbreken, maar zelfs ook de rechte bediening van het Woord. Hoe fout we dan zitten, valt weer van Ba­vinck te leren, die ook hier nauw aansluit bij Calvijn en de gereformeerde belijdenis.

Ware en valse kerk

Bavinck, de historie-gevoelige, begint haast altijd een onderwerp met te laten zien hoe het in het verleden behandeld werd. Zo ook in dezen. Bavinck wijst er op dat het onderscheid tussen waar en vals lang niet zo stellig, zo absoluut, is als de woorden zouden doen vermoeden, maar eigenlijk een heel betrekkelijke onderscheiding is. Zo handelde de roomse kerk on-waar voor zover zij zichzelf in de plaats van Christus stelde, en daarom is zij als kerk je-ware niet, maar dat betekent noch voor Calvijn noch voor Bavinck dat zij nu de roomse kerk als een valse kerk afschrijven. Zowel in zijn rectorale rede uit 1888 als in zijn dogmatiek (IV 291 v, 300) beroept Bavinck zich op Calvijn: altijd heeft deze erkend dat ook bij Rome nog sporen (vestigia) van de ware kerk gevonden werden, en daarom heeft Calvijn - en dit geldt heel de reformatie - de roomse kerk nooit als valse kerk afgeschreven. Valse kerk is men op het moment waarop men het wezen van het eigen kerk-zijn verloochent en dus omvalt in de secte. Maar, dan is men ook geen kerk meer. Het woord 'valse' kan dus nooit met het woord 'kerk' samengaan. De onderscheiding wil dan ook tot uitdrukking brengen dat er een grens is die geen kerk overschrijden kan dan op koste van het eigen kerk-zijn.

In de tijd na Calvijn is de onderscheiding echter anders gaan werken. In plaats van als waarschuwing en appèl werd de onderscheiding meer gebruikt als lineaal of meetlat. Men ging, in de gereformeerde traditie, inzien dat de ander wiens vorm van kerk-zijn men afwees, de lutherse kerk bijvoorbeeld, vaak veel goeds bewaard had dat men zelf onderweg kwijt was geraakt, zodat de overgang tussen waar en vals wel erg vloeiend werd, en deze tegenstelling danig werd doorkruist.

Nu heeft Calvijn er al op gewezen dat het onderscheid eigenlijk niet te maken valt, maar als kenner van de historie van gereformeerden én lutheranen en na al zijn op de weg van afscheiding opgelopen ervaringen, een weg waarop mensen de tegenstelling tussen waar en vals vrijelijk benutten om elkaar te treffen, zegt Bavinck het Calvijn nog eens na, namelijk dat je met deze tegenstelling nauwelijks uit de voeten kunt. Hij weet dat hij daarin dan breekt met haast alles wat tussen Calvijn en hem in ligt (IV 298 v), maar hij is ervan overtuigd dat deze breuk een bevrijding betekent.

Deze bevrijding is dan tevens een vereenvoudiging. De onderscheiding tussen waar en vals brengt dan tot uitdrukking dat een kerk haar recht op kerk-zijn verspeeld kan hebben. Dan is zij secte geworden, of geestelijke stroming, of religieuze groepering. Daarom moet het de kerk worden voorgehouden: het Woord Gods mag niet bedolven raken onder menselijke inzettingen of bedenksels of gedachtenspinsels.

Nooit echter kunnen we met deze onderscheiding uit de voeten om eigen kerkelijke status op te vijzelen of die van anderen af te breken. Bovendien dwing je dan jezelf om antwoord te geven op de onzinnige vraag hoeveel haren je uit de paardestaart van de kerk kunt trekken totdat het geen kerk meer is. Onvruchtbare haarkloverij. Het gaat er niet om 'hoe waar' een kerk is of 'hoe vals' in de leer, maar óf zij kerk is, of de grens niet overschreden is die het kerk-zijn markeert.

Actualiteit

Wanneer men de onderscheiding tussen waar en vals afwijst als een onderscheiding aan de hand waarvan wij elkaars geestelijke temperatuur kunnen meten, kan de toepassing van deze onderscheiding geen andere zijn dan dat wij onszelf bevragen óp het meest wezenlijke van het kerk-zijn, en in dit wezenlijke de ander als kerk zoeken. Wij zijn geroepen elkaar te zoeken en te vinden op de fundamentele zaken van de kerk en van het evangelie.

In dit verband spreekt Bavinck dan van 'fundamentele artikelen', in onderscheid van hetgeen in de bijbel meer bijzaak is. Deze 'fundamentele artikelen' zijn voor Bavinck 'het hart', 'het centrum' van het evangelie. Deze onderscheiding tussen hoofdzaak en bijzaak in de bijbel is ons inziens niet zonder gevaar, omdat er maar één instantie is die uit kan maken wat in de openbaring hoofd- en bijzaak is, namelijk de openbaring zelf. Hoe licht treffen wij niet eigenmachtig een verdeling...

Nochtans geloof ik dat deze onderscheiding gehandhaafd moet blijven. Er is een onderscheid tussen hoofd- en bijzaken in de schriftopenbaring, maar men mag deze onderscheiding alleen maken met de bedoeling elkaar op de hoofdzaken te zoeken en te vinden, uitzuiverend wat niet van direct fundamenteel belang is (1410, IV 140). Bavinck heeft ons inziens gelijk: wanneer wij het onderscheid tussen hoofd- en bijzaken uit het oog verliezen, verliezen we ook de bedoeling uit het oog van het onderscheid tussen ware en valse kerk, en dan gaan we, in strijd met de bedoeling, de 'waarheid' van de andere meten, en spelen in feite een wedstrijd voor eigen publiek.

Zo kan men dit bijvoorbeeld toepassen op het Samen-op-Weg-proces. Men mag van hervormde zijde mijnentwege de gereformeerde het vel over de neus halen, mits men tegelijkertijd laat merken hoezeer men begeert de ander beet te pakken op de fundamentele zaken. Beet te pakken, en niet aan te pakken. Ik denk dat de Waarheidsvriend het laatste stuk van deze les nog wat moet inoefenen, willen we niet echt achter Bavinck terug.

Weinig opgemerkt maar heel opmerkelijk zijn de dingen die Bavinck in verband met het onderscheid tussen ware en valse kerk over de ketterij zegt. Wanneer deze onderscheiding niet meer dienen kan om de maat te nemen, hetzij van de eigen kerk hetzij van die van de ander, dan heb je ook geen middel meer in handen om precies uit te maken wat wél ketterij is, en wat niét. Ketterij is dan niet langer iets, dat in de eerste plaats moet worden opgespoord om daarna spoorslags in zijn geheel te worden verwijderd, maar iets dat door de kerk moet worden meegedragen. De afwijkende mening, de ketterij, zal er altijd in de kerk zijn, en het zal mensen altijd moeilijk vallen er greep op te krijgen. Bavinck noemt ketterij zelfs een 'zwevend begrip' (IV 304). Iedere kerk wordt gekenmerkt door een veelheid in opvattingen, en daar zijn opvattingen bij die niet deugen. Het is nu een zaak van wijsheid om te onderscheiden hetgeen niét door de beugel kan, en mensenwijsheid is altijd maar betrekkelijk.

Bavinck heeft het ons inziens scherp aangevoeld: de waarheid van God is niet een rekenkundig gegeven aan de hand waarvan men andere opvattingen controleren kan. Een dergelijk waarheidsmonster kent de kerk niet, en verdraagt zich niet met de levende stem waar de kerk van leeft: de viva vox Dei. Terecht mikt Bavinck niet op uniformiteit in alle stukken van de leer, maar op de eenheid in het geloof, in de religie van de Schrift. Zolang een kerk er als kerk is, dus niet 'vals' in geworden, is zij niet wit, 'waar', maar grijs, in een mengelmoesje van wit met zwart, en de gemeenschap in de religie van het belijden kan bestaan in de verschillen. 'Er is geen algemeen christendom boven maar in de geloofsverdeeldheid aanwezig' (IV 307).

Ik denk dat in hervormde kring meer spontaan invoelingsvermogen voor dit inzicht is gebleken dan bij gereformeerden. Natuurlijk, hervormden zijn ten aanzien van de ketterij laks geweest, hoe parmantig ze zich ook vaak presenteerden, maar daarachter zit toch ook iets van het besef van de 'grijsheid' van de kerk, van het voorlopige dat de zichtbare kerk kenmerkt in deze bedeling, en van de menselijke onmacht tot zuiverheid te komen, een onmacht die ook het streven naar zuiverheid relativeert. Hadden de gereformeerden in dezen beter naar Bavinck geluisterd, dan zouden heel wat kerkelijke bedrijfsongevallen - afzettingen, afscheidingen - wellicht voorkomen zijn, en zou de geschiedenis der gescheiden kerken een ander verloop hebben gehad. Toch - en helaas - is Bavinck met Kuyper meegegaan de weg van de Doleantie op. Tenslotte stamde hij zelf uit de Afscheiding. Eigenlijk staat deze daad op gespannen voet met het bovenstaande, maar om deze daad te rechtvaardigen ontwerpen Kuyper en Bavinck dan de leer van de pluriformiteit der kerk, Bavinck behoedzamer en tegenstribbelender dan Kuyper omdat de eenheid der kerk hem zo lief is. Wie dan echter scherp kijkt, ontdekt dat Bavinck dan niet spreekt vanuit het wezen van het kerk-zijn, maar vanuit de veelkleurigheid van de schepping die ook in de herschepping terugkeert: de schepping was al zo veelzijdig en veelsoortig, dat de kerk, voortkomend uit de herschepping, het ook wel moest worden. Ons inziens is dit een gelegenheidsconstructie die vanuit Bavincks eigen grondgedachten over de kerk pijnloos kan worden weggesneden. Wat kon Bavinck anders doen dan Kuyper dekken?

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 november 1984

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Herman Bavinck over de Kerk (3)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 november 1984

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's