Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Prof. dr. Visscher, zijn visie op en zijn strijd om de kerk (1)

Bekijk het origineel

Prof. dr. Visscher, zijn visie op en zijn strijd om de kerk (1)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het valt niet te ontkennen, dat prof. H. dr. Visscher zijn eigen plaats heeft ingenomen in de strijd om de kerk, in zijn dagen. Zijn visie en activiteiten zijn niet zonder betekenis - positief, soms ook negatief, - in verband met de strijd om de kerk in onze dagen.

Hier volgt eerst iets over zijn levensloop. Enkele dingen vallen daarbij extra op, in verband met ons onderwerp. Visscher is geboren in 1864 in Zwolle. Van moeders kant stamde hij af van de Hugenoten. Hij werd in de Waalse kerk gedoopt. Al vroeg groeide bij hem de liefde tot het ambt van dienaar des Woords. Hij volgde de catechisaties van de ethische dominee Daubanton. Later zou hij die als hoogleraar in Utrecht terug vinden. Ds. Daubanton ontdekte in hem een zeer begaafde jonge man. Mede door zijn bemoeienissen werd verdere studie mogelijk. Zo heeft Visscher gezeten aan de voeten van de voormannen van de moderne wetenschap en theologie.

Na voltooiing van zijn studie stond Visscher als hervormd predikant in St. Johannesga, daarna in Zegveld, Delft en Ouderkerk aan de IJssel. In 1904 promoveerde hij, cum laude, in Leiden tot doctor in de theologie, met een proefschrift over de 17de eeuwse Theoloog Amesius.

Amesius was een gereformeerde theoloog en een puritein, die aan een grondige schriftkennis een innige vroomheid en een strenge levenswandel paarde. Hij verzette zich tegen veel uiterlijke ceremoniën in de Engelse staatskerk. Hij was tevens een independentist, die grote nadruk legde op de betekenis van de plaatselijke gemeenten, waarvan de leden, de gelovigen, allen gelijke rechten hadden. Zij hadden veel zeggenschap en de ambtsdragers waren hun dienaren. Amesius ondervond veel tegenkanting. Daarom week hij uit naar Holland. Daar heeft hij een grote rol gespeeld in de twisten tussen de Contra Remonstranten en Remonstranten. Op de Dordtse Synode was hij adviseur van de voorzitter Bogerman. Is Visscher mede door Amesius beïnvloed als ook hij in zijn visie op de kerk een zwaar accent legt op de plaatselijke gemeente? Dit is op zichzelf niet in strijd met de gereformeerde belijdenisgeschriften. Maar overaccentueerde hij niet? Zodat wat het Nieuwe Testament zegt van de gemeente, niet helemaal tot haar recht kwam? Dit komt nog nader aan de orde. In verband met ons onderwerp zijn enkele stellingen bij Visschers proefschrift opmerkelijk. Wij citeren: 'Elke kerk blijft nog altijd een kerk, zolang zij een kring van levende lidmaten in Christus bevat, ook al zijn haar instellingen verdorven. Een kerk wordt schijnkerk, als er geen ware gelovigen in haar worden gevonden, ook al is zij zuiver in haar instellingen'. Is dit niet te subjectivistisch - onderwerpelijk - uitgedrukt? Hier missen wij toch de signalering van de betekenis van de rechte bediening van het Woord met de sacramenten in de kerk. Wij citeren verder: 'De verschillende gereformeerde groepen in ons vaderland moeten, krachtens het gemeenschappelijk beginsel, streven naar hereniging op één kerkelijk erf. Hier klinkt iets door van Visschers uiteindelijk ideaal. En dan nog deze stelling: 'Om de Afscheiding na 1834 en de Doleantie van 1886 te bestrijden, is eenvoudige reproduktie van de argumenten, door Voetius of à Brakel tegen het Separatisme van hun dagen gericht, van weinig waarde'. Visscher bedoelde dat de situatie van de kerk in hun dagen een andere was dan die in zijn dagen. En die laat hij later in zijn kerkstrijd zwaar wegen.

Hoogleraar

In 1903 wordt Visscher hoogleraar in de Theologie in Utrecht. Zijn benoeming geschiedde op een buiten-ordelijke wijze. Dr. Abr. Kuyper, toen minister van binnenlandse zaken, waaronder onderwijs ressorteerde, had er de hand in. In elk geval betekende ze een aanval op de dominerende positie van de ethischen in de theologische faculteit. Visschers inaugurele rede handelde over 'De Oorsprong der Religie' . Hij vond hier dus zijn vroegere leermeester terug als collega. Jaren later zegt hij daarvan in zijn afscheidscollege: 'Ik vond hier weer dr. Daubanton, de leermeester van mijn jeugd, wien ik steeds dankbaar ben gebleven voor hetgeen ik als kind van hem heb geleerd. Die kreeg, toen hij mijn ontwikkelingsgang zag - ik zal zijn eigen woorden bezigen - het gevoel van een kip die een eendenei uitbroedde, het kuiken ziet zwemmen en tevergeefs staat te tokken om het terug te roepen naar de kant'. Uit zijn toespraken bij zijn inauguratie blijkt wel, dat er negatieve gedachten en verzet leefden omtrent Visschers benoeming, vanwege diepgaande verschillen van inzicht en richting. In deze toespraken sprak hij ook over de kerk. Tot de studenten zei hij o.a.: 'De kerk heeft vooral nodig zelfstandige mensen, die weten, wat zij willen, en willen, wat zij weten. Opdat de kerk vrijgemaakt wordt van het knellende conservatisme, dat enerzijds stelselmatig haar beste levenssappen uitput en anderzijds 'haar levensuitingen doodt'. Hier gaf hij uiting aan zijn negatieve kijk op de kerk van zijn dagen. En aan zijn ideaal. Dit lag opgesloten in de aanduiding 'vrijgemaakt.'

Tot 1931 was Visscher hoogleraar in Utrecht. Daar bleek welk een bekwaam theoloog hij was, met een sterk wijsgerige aanleg. En dat zijn grote kennis en aanleg niet alleen de theologie en het kerkelijk leven omvatte, maar ook het brede veld van de cultuur en allerlei geestesstromingen. Vanaf 1922 was hij tevens lid van de Tweede Kamer en na 1931 bijzonder hoogleraar in de theologie in Utrecht en Leiden, daartoe 'benoemd' door de Gereformeerde Bond. Deze professoraten legde hij neer in 1937. In 1947 overleed hij. Gedurende vele jaren redigeerde hij met anderen het Gereformeerd Weekblad. Hierin zijn vele artikelen over het kerkelijk vraagstuk en zijn visie daarop van zijn hand te vinden.

Afscheidscollege

Van belang in verband met ons onderwerp is de inhoud van zijn afscheidscollege in 1931 over 'De Leer van de Praedestinatie bij Calvijn'. Hierin legde hij iets bloot van wat hem ten diepste heeft bewogen. Als student in Leiden werd het hem tot een innerlijke worsteling: waar is voor de mens de vaste draaggrond en zekerheid te vinden? Toch niet in de wijsbegeerte van het idealisme, dat de geesten in zijn tijd almeer beheerste. De mens vindt die draaggrond en zekerheid niet, door met zijn rede het zijn te willen doorgronden en beheersen. Stellig ook niet in een critisch bezig zijn met de Heilige Schrift. Echter onder de colleges van professor Acquoy, over de leer van de praedestinatie van Calvijn ging hem zo, schreef hij, hét licht op. Over zijn levenscrisis en over heel zijn leven! En Calvijn ging voor hem leven als een machtige religieuze denker, die zelfs de donkerste schaduwen in de wereld verlicht zag door en in de glans van de souvereine majesteit Gods! Van het leven en denken van deze theoloog en reformator waren toen de diepste roerselen een zich radikaal gegrepen weten door deze God en een radikale gehoorzaamheid jegens deze God! Dit resonneerde in Visscher! Door dit alles was Visscher niet alleen een groot geleerde, maar ook een gegrepene door de Heere God Zelf! Hij leerde, zo schreef hij verder, die Heere bij ervaring kennen als de Souvereine God, Die verkiest en verwerpt, nooit onrechtvaardig handelt, die vol is van reddende liefde, doch ook heilig toornen kan! Tegenover die God en Diens werk wordt aan het intellectuele denken radikaal paal en perk gesteld. Hier past alleen aanbidding, geloof, afhankelijkheid! Dit laatste woord doet aan Schleiermacher denken die in 'het afhankelijkheidsgevoel het wezen van de christelijke religie zag. Het heeft echter bij Visscher wel een andere 'vulling'!

Merkwaardig is wat Visscher zegt in het slot van zijn: 'De leer van de Praedestinatie bij Calvijn'. 'Wij verkeren nu' - het was 1931! - 'in een crisis als nooit tevoren. De volkeren staan op een tweesprong. Zij zullen moeten kiezen tussen het materialisme van Marx met zijn brute slavernij - en de wandel in het eeuwige licht van de vrijheid, dat opgaat in Gods Koninkrijk. Dit koninkrijk komt ook als de volkeren het niet willen. Calvijn eist, wat onze tijd ontbreekt nl. gehoorzaamheid. Dat is ook: gezag, opdat er de vrijheid zij. In de gehoorzaamheid ligt de redding. En deze gehoorzaamheid is ten diepste die daad, waarvan Professor Koenen, een modern theoloog, zei: 'De mannen van de praedestinatie zijn altijd geweest en zullen altijd zijn de mannen van de daad!'

Calvijn

Dit alles vermelden wij als inleiding op de verdere weergave van Visschers visie op en strijd om de kerk. Hij werd er ook toe gedreven om zich te verdiepen en in te dringen in leer en de arbeid van Calvijn. Wat heeft deze reformator zich beziggehouden met de kerk! In zijn dagen waren er in Europa ook ongebreidelde individualistische stromingen en revolutionaire bewegingen.

Te midden van dit alles heeft Calvijn onderwijzend, scheppend en ordenend gearbeid. Hierdoor is hij voor de Reformatie van onschatbare betekenis geworden. Visscher, die zich zo verdiept heeft in het werk van Calvijn heeft zich eveneens bijzonder bezig gehouden met de kerk, wat niet wil zeggen dat de visies van beiden elkaar in alles dekten. De latere scholastieke gereformeerde theologie is hierop wel mede van invloed geweest. Wij vermelden hier met opzet nog, dat toen Visscher in 1918 predikant werd, de Doleantie en de uittocht van gereformeerde belijders uit de Hervormde Kerk nog in volle gang waren. Volgens Visscher werd die kerk 'leeggepompt'. Hij was toen niet de enige, die zo oordeelde. De toestand in de Hervormde Kerk was inderdaad bedroevend. Het geheel enig gezag van de Schrift en andere fundamenten van het geloof werden in leer en leven ondergraven en opzij gezet. Wel bleven er gere­ formeerde belijders in de kerk achter, doch die verkeerden vaak in een moeilijke positie. Bovendien waren ook, toen Visscher predikant werd, de sociale noden en wantoestanden groot in het volksleven. Hij was hier, evenmin als voor de geestelijke nood, die daarin heerste, blind voor! Zo was hij er mede van doordrongen dat de kerk met het oog daarop eveneens een roeping had.

Het moet ons wel duidelijk geworden zijn, dat Visscher in zijn kerkelijke strijd gedrongen werd door een diep besef van een goddelijke roeping in eigen leven. Tevens drong hem daartoe een bijzondere band met de gereformeerde belijdenis en liefde tot de kerk, als 'het Lichaam van Christus', zoals hij die zag. En daar was bij alles, ook zijn bewogenheid met het volk in bredere zin, met haar geestelijke en sociale noden!

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 februari 1985

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Prof. dr. Visscher, zijn visie op en zijn strijd om de kerk (1)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 februari 1985

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's