Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de pers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de pers

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Diakonie - kerkvoogdij

Binnen een kerkelijke gemeente kennen we de beide colleges: diakenen en kerkvoogden. Daar waar men de zgn. aangepaste kerkvoogdijen kent, ontmoet men elkaar binnen het verband van één kerkeraad. Toch hebben beiden, diakenen en kerkvoogden, ten aanzien van de besteding van de gelden een eigen verantwoordelijkheid. In theorie is die eigen verantwoordelijkheid duidelijk. Diakonale gelden dienen voor diakonale doelen en projecten aangewend te worden, hetzij dichtbij, hetzij ver weg. Kerkvoogden hebben de zorg voor alles wat met het beheer te maken heeft. Toch blijken er in de praktijk problemen te zijn. Een veelbesproken vraag op diakonale vergaderingen is: Mogen diakonale gelden 'overgeheveld worden' voor kerkvoogdelijke doelen, bijv. pastoraat, kerkbouw, jeugdwerk enz. Mag men geld dat gegeven is, gevraagd wordt om de naaste in nood te helpen, bestemmen voor de uitgaven van de kerkvoogdij opdat het gemeentewerk voort kan gaan? Hoe is het met die overhevelingen thans gesteld? In Woord en Dienst van 2 februari schrijft Mr. E. Gerritsen hierover:

'Hoe is het thans met de overhevelingen gesteld? We wezen al op het bepaalde in ordinantie 16. Maar tegelijkertijd moeten we ook wijzen op het gestelde in artikel 19 van ordinantie 15. Dit artikel luidt: 'Het college van diakenen kan bijdragen geven aan lokale regionale of generale diakonale organen, kassen, fondsen, instellingen of rechtspersonen, alsook - doch dan niet met instemming van de provinciale diakonale commissie, die daarvoor de provinciale kerkvoogdijcommissie hoort - aan de kerkkas der eigen gemeente. Gesteld mag dus worden: wel mogelijk maar met ingebouwde zekerheden. Op dit laatst genoemde artikel willen we nader ingaan.

Drie belangrijke gegevens vallen op. In de eerste plaats gaat het hier niet over het kerkelijk toezicht, maar over het kerkelijk beleid. De P.D.C, immers heeft onder meer tot taak om leiding en vorm te geven aan het diakonale leven in haar gebied. De P.D.C, zal er dan ook op toezien of en in welke mate de diakonie haar diakonale verplichtingen nakomt.

In de tweede plaats vindt overleg plaats met de kerkvoogdijcommissie. Ook deze commissie is een beleidscommissie en zal alvorens een eventuele overheveling aan te bevelen, nagaan of de gemeente c.q. de kerkvoogdij, wel alles gedaan heeft om de benodigde middelen langs de gebruikelijke weg bijeen te brengen. Bovendien zal, naar verondersteld mag worden, bezien worden of de overheveling zal leiden tot nieuw leven in de gemeente, dan wel betekent een opsouperen van de diakonale gelden, met alle consequenties van dien. Ten derde kan overheveling alleen als het om de eigen gemeente gaat. Overhevelingen naar andere gemeenten moeten dan ook als niet mogelijk geacht worden. Wellicht denken we bij overhevelingen alleen aan het beschikbaar stellen van geld in de vorm van schenkingen. Maar overhevelingen zijn ook het verstrekken van leningen tegen een lagere rente dan de markt aangeeft of zelfs renteloos. Ook indirecte subsidies, waaronder wordt verstaan het ten laste van de diakonie doen komen van kosten (deze kosten komen dan wel voor op de begroting van de diakonie) voor activiteiten, welke onder verantwoordelijkheid van de kerkvoogdij vallen. Een enkel voorbeeld: Op de diakonale begroting kan m'en tegenkomen de post autokosten predikant. Men motiveert deze post dan met het afleggen van bezoeken aan zieken, invaliden en bejaarden buiten de gemeente. Een kronkelige redenering.

Hoewel overhevelingen binnen de kerk in het algemeen zijn af te keuren, is het wel begrijpelijk dat er omstandigheden zijn, welke doen grijpen naar dit fenomeen overhevelingen. Naarmate immers de gemeente tengevolge van ontrouw van vele leden kleiner wordt, de touwtjes van de gemeente-financiën door de kerkvoogdij moeilijker aaneen geknoopt kunnen worden en, stukjes kerkelijke arbeid niet meer verricht kunnen worden, zijn overhevelingen van de diakoniekas naar de kerkvoogdijkas verleidelijk, vooral als blijkt dat de diakonie haar werk, ook ver over de gemeentegrenzen heen, onbelemmerd kan verrichten. Ook in die gevallen zijn overhevelingen echter geen goede middelen. Overhevelingen zijn alleen bij hoge uitzondering verantwoord. In alle andere gevallen is er in wezen sprake van geld, dat aan een ander toebehoort, aan zijn legale bestemming onttrekken. En dat is een kwalijke zaak.'

In de praktijk blijkt hoezeer dit soort kwesties de gemoederen beroert. Een veelgehoord argument is: Hoe kan een gemeente haar diakonale roeping nakomen als er geen middelen zijn het kerkwerk in stand te houden? Terecht spreekt Gerritsen over de 'verleidelijkheid van het overhevelen'. Toch zullen we, met alle begrip voor incidentele maatregelen in noodgevallen, kerkvoogdijen niet moeten gaan beschouwen als de 'nieuwe armen'. Bovendien kan men zeggen: wanneer een gemeente, gestimuleerd door haar diakenen, haar diakonale roeping leert verstaan, zal men onmogelijk diakonale gelden kunnen 'oppotten'. Diakonaal geld dient levend geld te zijn. Wel zou ik, met Gerritsen, willen pleiten voor een gezamenlijk beleid.

'Het is daarom een goede zaak dat diakonie en kerkvoogdij (en mogelijk ook de zending) jaarlijks een gemeenschappelijke bijeenkomst hebben in aanwezigheid van het moderamen van de kerkeraad om tot onderling overleg te komen over ieders beleid dat men zich voorstelt het komende jaar te voeren (ord. 15 art. 20). Een beleidsnotitie van diakonie en kerkvoogdij en zending is daarbij een eerste vereiste. Zonder een dergelijk stuk, waarin ook duidelijk de redenen van het waarom en de verwachte dekking aan de orde is, gaat het niet. Als de gemeente inmiddels duidelijk is gemaakt dat de bomen niet meer tot aan de hemel groeien, zal het zeker nodig zijn in goed overleg prioriteiten te stellen en daarop de begroting te baseren.

In de kerkeraadsvergadering zullen dan de beleidsnotities, prioriteitsstellingen en begroting aan de orde komen en zal op verantwoorde wijze gezamenlijk gezocht worden naar gezonde verantwoorde oplossingen zonder te lonken naar oneigenlijke zaken als overhevelingen.'

Zo'n gezamenlijk beleid bevordert de wederkerigheid, de samenwerking en voorkomt verkeerde beeldvorming. Onbekendheid met diakonaal werk leidt er maar al te makkelijk toe dat het sprookje opgeld doet, dat in onze tijd de diakonie nauwelijks meer diakonaal werk heeft te verrichtten. De eerlijkheid gebiedt te zeggen, dat de vaak schaarse voorlichting ook aanleiding gaf tot deze beeldvorming. Het is een verheugende zaak dat het diakonaat op allerlei wijze in de belangstelling komt. Verheugend, want diakonia is een bijbels kernwoord bij uitnemendheid en behoort wezenlijk tot het gemeente-zijn.

***

Prof. ir. A. Moens over ontwikkelingshulp

Het jongerenblad Daniel van 1 febr. bevat een interview met de Wageningse hoogleraar prof, ir. A. Moens, overontwikkelingswerk. Prof. Moens is en door zijn werk - o.a. bij de studierichting Landbouwtechniek in de tropen aan de Landbouwhogeschool in Wageningen - en in kerkelijk verband nauw betrokken bij de vragen rondom de ontwikkelingshulp.

'Kunt u ons vertellen waardoor uw belangstelling voor de Derde Wereldlanden is ontstaan?

Ja, graag! In 1967 kreeg ik van de regering het verzoek om een bezoek aan Suriname te brengen. Er waren in Suriname problemen met de mechanisatie van de rijstteelt. In die drie weken werd mijn belangstelling voor de tropen gewekt. In 1970 ben ik voor de Wereldvoedsel- en Landbouworganisatie begonnen met een projekt op het gebied van de ontwikkeling van de mechanisatie in de rijstteelt in de verschillende rijstgebieden van de wereld.

Rijst is voor meer dan de helft van de wereldbevolking hoofdvoedsel. Dat is nogal wat! De wereld heeft een snel groeiende bevolking. Met name in Azië en Zuid-Amerika was er een groeiend tekort aan rijst. Een van de oorzaken was een gebrek aan technische middelen voor irrigatie en voor de rijstteelt. Samen met een aantal andere instituten uit landen als India, Senegal, Nigeria en Indonesië hebben we het projekt opgezet om te onderzoeken welke machines er ontwikkeld zouden moeten worden vooral voor de kleine boeren. Dit projekt duurde tot 1976.

De ervaringen die ik opgedaan heb met dit projekt, heb ik gebruikt in het onderwijs.

In 1974 ben ik begonnen met het geven van kolleges in de tropische landbouwtechniek aan de Landbouw Hogeschool. Mijn taak aan de Landbouw Hogeschool is in de eerste plaats het onderwijs en het onderzoek van de landbouwmechanisatie in Nederland, maar in de laatste tien jaar heb ik veel aandacht besteed aan de ontwikkelingen van doelmatige mechanisatiesystemen in ontwikkelingslanden aangegrepen door de grote nood.'

Moens acht het belangrijk dat niet alleen overheidsorganen, maar bijvoorbeeld ook landbouworganisaties bij dit werk ingeschakeld worden. Ook kwam in dit gesprek de relatie tussen zending en ontwikkelingshulp ter sprake. Hierover wordt onder meer gezegd:

'Ja, als je kennis krijgt van de werkelijke problematiek in de ontwikkelingslanden, is het prettig en nuttig niet alleen in je werkgebied met deze kennis bezig te zijn, maar ook in je omgeving de mensen bekend te maken met de nood in de ontwikkelingslanden.

Zo ben ik in 1974 in het Deputaatschap voor de Zending gekomen. Op de zendingsvelden is de maatschappelijke ontwikkeling nauw gekoppeld aan de verkondiging van Gods Woord. Op de eerste plaats staat bij het zendingswerk het brengen van het Evangelie. De zendingsopdracht is: "Predik het Evangelie aan alle kreaturen". Dat is de drijfkracht van waaruit de zending bezig is. Maar zonder medische hulp zouden we toch niet beantwoorden aan Gods opdracht. En in het verlengde van het medische werk ligt het landbouwwerk. De mensen zijn vaak ziek en hebben velerlei problemen. Dit is vaak een gevolg van onvoldoende voeding en gebrek aan hygiëne. Daarom is dan de volgende taak, dat we er voor zorgen dat ze middelen en onderwijs krijgen om de landbouw te beoefenen. Over het algemeen een dankbaar werk!

Juist ook de kontakten die gemakkelijk via het landbouwwerk maar ook via het onderwijs en medische hulp gelegd worden, is er vaak een ingang om Gods Woord te verkondigen. Kijk bijvoorbeeld naar het werk van ir. Minderhoud, landbouwkundige in Zuid-Afrika. Het onderwijs in de landbouw geeft hem de mogelijkheid te vertellen dat God de Schepper en Onderhouder is van alle dingen. Hier kun je duidelijk de harmonische samenwerking zien tussen Woordverkondiging en landbouw. Deze samenwerking heeft zich als bijzonder nuttig geopenbaard. Niet alleen binnen de Gereformeerde Gemeenten, ook bij andere zendingsorganisaties. Bij bezoeken aan zendingsvelden van andere organisaties merk ik de laatste tijd dat er steeds meer nadruk gelegd wordt op het tijdelijke, de Woordverkondiging vindt dan niet meer in volle omvang plaats en staat helaas niet meer centraal. De verbinding aan het zendingsdeputaatschap ervaar ik als een aangename taak. Uit de kontakten met het Ministerie van Ontwikkelingssamenwerking is mij gebleken dat men daar de zending waardeert als een zeer efficiënte manier van ontwikkelingshulp.

Het zendingsdeputaatschap ontvangt voor bepaalde projekten bijvoorbeeld voor het salaris van een arts en voor andere middelen subsidie van de regering. De efficiency van het besteden van geld voor de zending is gelegen in de kleine administratie en het kleine aantal tussenpersonen. Het geld komt bijna rechtstreeks aan de daadwerkelijke hulp ten goede. Van de ƒ 100, — die de zending ontvangt gaat heel weinig aan kosten verloren.

Om de maatschappelijke ontwikkeling van een land met laag niveau te bevorderen moet in deze ontwikkeling struktuur aangebracht worden. Er is aansluiting nodig bij de ontwikkeling in het land. Je kunt als zendingsorganisatie geen grote stuwdam gaan bouwen, geen grote weg aanleggen. Daarvoor ontbreken geld en manschappen. Voor deze grotere projekten is geld nodig van de regering van zo'n land. Dit betekent, dat we als christenen positief achter een regeringsbeleid kunnen staan, dat ontwikkelingshulp geeft.'

Terecht accentueert Moens de eenheid van Woord en Daad. Het heil waar in het Evangelie over gesproken wordt is totaal, raakt ziel en lichaam, tijd en eeuwigheid. En het Koninkrijk van God gaat over alle dingen.

Wat niet wegneemt dat de vraag blijft in hoeverre bij vormen van ontwikkelingswerk de betrokkenheid van de kerken daar en hier tot uitdrukking komt. En wie betrokkenheid zegt, zegt ook wederkerigheid. Hoe kan in de diakonia van de kerken de beoefening van de daadwerkelijke liefde en de gerechtigheid gestalte krijgen? Het is ook geen eenvoudige materie als we ons zetten aan doordenking van de samenhang van zending, werelddiakonaat en ontwikkelingssamenwerking. Waarin ligt het eigene van de taak van de kerk in onderscheid van de overheidstaken? Wat betekent het voor de relatie tot de politieke en structurele vragen als we zoals Moens in het bovenstaande bepleit de opdracht van God tot zending verbinden met medisch werk en allerlei vormen van ontwikkelingshulp? Een vraagteken zette ik bij zijn opmerking dat het Ministerie van Ontwikkelingssamenwerking zending waardeert 'als een zeer efficiënte manier van ontwikkelingshulp'. Hoe is dat bedoeld? Dreigt in het slechtste geval de zending niet een verlengstuk te worden van de westerse ontwikkelingshulp met alle vragen die dat oproept van westerse beïnvloeding etc? Is deze 'kijk op zending' er niet naast? Enfin, vragen die een persoverzicht te boven gaan. Mogelijk kan in ons blad op deze vragen van deskundige zijde eens worden ingegaan. Het onderwerp verdient het.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 februari 1985

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Uit de pers

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 februari 1985

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's