Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de pers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de pers

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Terugzien op 10 jaar kerkvisitatie

In juni van dit jaar nam ds. A. W. Kranenburg van Hoogeveen afscheid als voorzitter van het College Visitatoren-Generaal, een funktie die hij tien jaar vervuld heeft. Het werk van dit college is geen sinecure, niet alleen door de tijd die het vergt, maar vooral ook omdat men vaak in probleemsituaties erbij geroepen wordt. Juist visitatoren komen met allerlei knelsituaties in aanraking. Maar het is ook belangrijk werk, gericht op de opbouw van de gemeente. De kerk mag dankbaar zijn wanneer mensen bereid gevonden worden naast het gemeentewerk zo'n veelomvattende functie te aanvaarden. Bij de afsluiting van deze tienjaarlijkse periode had ds. L. de Liefde een gesprek met ds. Kranenburg voor het blad Woord en Dienst van 6 juli. Uit dit gesprek geven we het volgende door.

'Als je nu terugkijkt op tien jaar visitatiewerk, wat zijn dan de belangrijkste aspecten voor je geweest?

Het is niet eenvoudig daar zo maar iets uit te lichten. Het werk van de generale visitatie is erg gedifferentieerd. Het leukste, het meest boeiende, heb ik gevonden het visiteren van de predikanten voor buitengewone werkzaamheden. Zij zijn aangesteld voor categoriaal werk of als functionarissen bij organen van bijstand van de generale synode. De diversiteit van het werk sprak me aan. En ook: de visitatie kreeg bij die gesprekken soms een sterk pastoraal karakter. Daarnaast heb ik de gewone visitatie in de nieuwe IJsselmeerpolders erg boeiend gevonden. Dat gebied is nog niet bij een provincie ingedeeld, vandaar dat het visitatiewerk door de generale visitatie wordt gedaan. Het breed moderamen van de classicale vergadering fungeert als kerkeraad, daarom doen wij het werk dat anders vanuit een provincie wordt geregeld. In dat nieuwe gebied kwam je voor verrassende dingen te staan, gemeenteopbouw van de grond af aan. En dan vooral in Samen op Weg verband.

Het woord "gemeenteopbouw" valt. In het studierapport over de visitatie, waaraan wij beide hebben meegewerkt, hebben we een onderscheiding aangebracht in het werk van de visitatie. Enerzijds is het dienstbaar zijn aan de opbouw van de gemeente, anderzijds is het door gesprek en raadgeving moeilijkheden uit de weg ruimen. Groenenberg noemde het de 'brandblusfunctie'. Welk aspect heeft gedomineerd?

Het aspect van gemeenteopbouw heb ik het meest interessant gevonden. Maar op de zogenaamde 'brandblusfunctie' word je als college het meest aangekeken. Dat vroeg ook soms de meeste tijd.

Welke moeilijkheden waren het? Op grond van modaliteitskwesties, of om redenen van karakterologische aard?

Met name eigenlijk het laatste. Op de kwestie van de modaliteiten komen we nog wel terug. Maar bij de specifieke moeilijkheden, waarbij wij als generale visitatie werden geroepen, domineerde toch de karakterologische kwestie. Predikanten zijn lang niet allemaal geschikt om in teamverband te werken. Zij zijn daar eigenlijk ook niet voor opgeleid in het verleden. En als je dan ook nog een gedachte hebt dat jij het moet doen en weet, dan dreigen maar al te gauw problemen in de samenwerking met bijvoorbeeld de kerkeraad. Dan komen zomaar "nieuwe" modaliteiten op, ter rechterzijde en ter linkerzijde. Gebonden aan de inbreng van de predikant en de reactie van de gemeente. Of erg politiek sociaal, of erg gericht op bevindelijkheid van een bepaald type. Tact is dan niet altijd aanwezig om door conflicten heen te gaan. Ze escaleren dan.

Zijn er bepaalde patronen te onderscheiden in conflicten?

Ja. In conflictueuze situaties heb ik het vaak jammer gevonden dat kerkeraadsleden afhaakten. Je ziet dan nogal eens gebeuren dat tijdens het conflict mensen afhaken die een groep vormen die als een soort schaduw-kerkeraad gaat opereren. Zij verwachten dan wonderveel van commissies, bijvoorbeeld van bezwaren en geschillen of van ons. Maar ik heb hen altijd moeten voorhouden dat de beslissingen toch vallen op het plaatselijk vlak. In de kerkeraad. Ik heb dan ook altijd aangeraden niet weg te lopen, maar om zitting te blijven houden in de kerkeraad. Daar gebeurt het en dan ben je erbij.

Heb je bepaalde dingen in de tien jaar zien veranderen in de kerk?

Moeilijke vraag. Om met de kerkeraden te beginnen. Ik heb me verwonderd over de inzet die er nog altijd is van vee! mensen. Ook van jongere kerkeraadsleden. Het is geen erebaantje meer. Ook heb ik me verheugd over de tendens om in kerkeraden meer tijd te maken voor bezinning, voor persoonlijk pastoraat aan elkaar. Soms zie je de kerkeraad een "gesloten groep" worden, alleen maar gericht op de specifieke situatie van hun gemeente. Hen heb ik altijd gezegd niet bang te zijn voor mensen met kritische geluiden.

Zorg om de classes

Naast de kerkeraden, de andere vergaderingen?

Ik heb zorg over het functioneren van de classicale vergaderingen. De kerkeraden zijn niet altijd trouw en stipt in hun afvaardigingen. Ik denk dat het van groot belang is om helder te krijgen hoe de classicale vergaderingen (inclusief hun organen van bijstand) dienstbaar kunnen zijn voor het grondvlak.'

Met name de modaliteitenkwestie en de problematiek van de relatie plaatselijke gemeente-deelgemeente heeft ds. Kranenburg veel zorgen gegeven en teleurstellingen bereid. Toch overweegt de dankbaarheid, voor allerlei bemoedigende ervaringen opgedaan tijdens het visitatorschap. 'Noordmans heeft eens gezegd: "de kerk heeft het vermogen te duren". Ik ben dankbaar dat te hebben gezien. Dankbaar voor de ontdekking, dat soms muurvast zittende situaties nieuwe openingen te zien geven.' Ds. De Liefde besluit zijn weergave van het gesprek met de woorden: 'Het ga hem goed in de gemeente Hoogeveen'. Woorden, waar we ons graag bij aansluiten.

 

Het priesterschap van de gelovigen

Op 11 mei jl. sprak prof. dr. W. H. Velema in de Oude Kerk van Ede een rede uit over het piesterschap van de gelovigen. Deze toespraak is afgedrukt in het augustus-nummer van Protestants Nederland. Velema wijst er op hoe het thema van het algemeen priesterschap een centraal reformatorisch thema is, gegrepen als men was door de boodschap van het N.T., dat er door Christus' dood een einde is gekomen aan een afzonderlijke priesterstand en dat alle gelovigen door Hem priester zijn (Hebr., 1 Petr. 2).

Waarom was dit voor de reformatoren nu zo'n centraal begrip? Omdat de Kerk van Rome nog wel priesters kende. Niet om als vroeger offers op het altaar in Jeruzalem te brengen; maar wel om elk altaar in welk kerkgebouw dan ook, het offer van Christus onbloedig te herhalen. Het is alleen de priester die tot deze handeling krachtens zijn wijding bevoegd is. Zo is de gelovige opnieuw aangewezen op het werk van de priester ter bemiddeling van de omgang met God. Zonder de herhaling van dit offer in het sacrament van de mis is er geen deel hebben aan de effectiviteit van het werk van Christus. De priester speelt een niet weg te denken, bemiddelende rol in de relatie God en mens. Buiten de priester om is er ten diepste geen deelgenootschap aan het werk van Christus. De priesters bekleden dan ook een aparte plaats. Zij zijn onderscheiden van de leken. Zij staan krachtens hun wijding op een andere basis dan de gelovigen. Dezen kunnen niet zonder hen. Met het werk van de priesters is de leer van de mis direct verbonden. In de samenhang van priester en misoffer ligt de bemiddeling van het heil door mensen opgesloten. Deze hele visie is door de Reformatie afgewezen. Er is eigenlijk geen betere formule voor dan dat van het priesterschap van alle gelovigen. Als alle gelovigen priester heten - de vrouwen daarbij inbegrepen - dan is heel de hiërarchie waarvan de paus de top vormt, uit zijn voegen geheven. Dan is de bemiddeling van mensen om deel te hebben aan het heil in Christus overbodig geworden. Uit het priesterschap van alle gelovigen blijkt het directe deel hebben aan de verlossing in Christus. Er kan en mag niemand staan tussen Christus en de gelovigen.

Het behoeft ook niet. De priester is overbodig geworden, omdat Christus de gelovige zelf door Zijn Heilige Geest tot priester maakt.

Waarom zeg ik dit vanavond zo eenvoudig en tegelijk zo rechtuit? Niet om een hetze te voeren tegen het bezoek van de paus, niet om in de tegenstellingen binnen de Nederlandse Kerkprovincie partij te kiezen; niet om mensen die uit hartelijke overtuiging Rooms Katholiek zijn pijn te doen; niet om aan scherpslijperij te doen en mensen af te stoten. Doch om de rijkdom van het Evangelie te belijden in deze tijd. Die rijkdom bestaat in het weten van de volkomenheid van het offer van Christus, in de zekerheid van de verlossing door onze Heere en Heiland, die als onze enige Hogepriester tegelijk onze Voorbidder is. In het voorrecht dat we rechtstreeks tot Hem mogen gaan, zonder dat we de bemiddeling van een priester of geestelijke nodig hebben; in de vreugde dat God ons tot priesters maakt; dat alleen die door een waarachtig geloof Jezus Christus toebehoren samen een priesterschap vormen, uit danbaarheid voor de genade die Christus met zijn offer ons betoont.

Heeft de Reformatie dan niet iets in de plaats gekregen van het priesterschap? Is er dan geen bemiddeling meer? Kunnen de gelovigen het dan alleen af? Kunnen zij zichzelf wel helpen? Zijn we met de Reformatie misschien op het spoor van de emancipatie terecht gekomen? Emancipatie ziet ten diepste op de vrijwording van de mens ten opzichte van allerlei vormen van gezag; de mens moet zichzelf kunnen zijn. Kunnen we het priesterschap van de gelovigen met die emancipatie gelijk stellen?

De Reformatie heeft als norm voor het geloof het Woord. Dat is het middel waardoor Christus tot ons komt. Daarin ligt het patroon van het priesterschap van de gelovigen aangewezen. Er is geen sprake van dat de opheffing van de kerkelijke hiërarchie tot een doorgeslagen democratie zou worden. Het Woord is de norm. De Schrift stelt de grens. Het geloof kan niet zonder het Woord. Het geloof wordt er door verwekt, gevoed en genormeerd. Het Woord is in de plaats van de priester gekomen. Voor Luther bestond het priesterschap der gelovigen dan ook vooral in het doorgeven van het Woord. De onderlinge troost en bemoediging met het Evangelie van Christus was een stukje van dit priesterschap.'

Velema wijst er op dat de Reformatie haar kracht gevonden heeft in het Woord en de Geest. Het altaar staat om zo te zeggen op straat: de levensheiliging, het getuigenis in woord en daad, de voorbede. Tot dit priesterschap worden wij geroepen.

'Tegen deze achtergrond zien wij heel anders tegen het bezoek van de paus aan. Het is ons wel duidelijk geworden welk een gebeurtenis voor velen zijn aanwezigheid op Nederlandse grond is. Het is ons ook wel duidelijk geworden hoeveel weerstand hij oproept; neen, niet door zijn vriendelijke, voorkomende, eenvoudige en tegelijk voorname persoonlijkheid, doch door het autoritaire systeem waarvan, zoals men zegt, hij de hoogste vertegenwoordiger en tegelijk de aanvoerder is. Het is niet aan ons om partij te kiezen tussen een van de beide r.k. groeperingen. De een waardeert de paus zoals hij is en doet; de ander heeft een volstrekt tegenovergesteld, meer gedemocratiseerd, zelfs meer gefeminiseerd beeld van het pausschap voor ogen. Wat ons betreft, in het licht van het voorgaande, zeggen we: In de paus, hoe autoritair of niet-autoritair, hoe krachtig of hoezeer voorstander van een zachte lijn - u hebt in hem toch altijd nog de priester, zelfs de hoogste in rang. En het is met dat bijzondere, door een beperkt aantal van de gelovigen beklede priesterschap, dat wij moeite hebben. Neen, ik moet het anders zeggen. Het gaat niet om onze moeite met het priesterschap van de paus. Het gaat om de weg die het Woord wijst. Die weg is breder dan het priesterschap van de paus. Immers op de weg van het priesterschap worden alle gelovigen gezet. Die weg is ook smaller, beperkter. Want er is maar één priester die werkelijk bemiddelt voor het deelhebben aan het heil. Die ene priester is de waarachtige Hogepriester Jezus Christus. Hij is de Middelaar tussen God en mensen. Hij bemiddelt. Hij alleen - doordat zijn Geest ons aan Hem deel geeft. Doordat wij delen in de zegen van Zijn volkomen offer. Hij is het Licht.

Wie zo tot het licht geroepen wordt, en in het licht gezet wordt, wordt tot lichtdrager gemaakt. Mag ik de gedachte van het priesterschap nu aan het eind nog eens samenvatten in de aanduiding: Lichtdragers te zijn! Slechts één kon zeggen: Ik ben het licht. Dat kan ook de paus van Rome niet. Wie in het licht getrokken is, is daarmee tot lichtdrager geroepen. Dat zijn er Gode zij dank meer dan het, vergeleken met de grote schare, toch beperkte aantal priesters.

Wat wij vanavond mochten doen was de priesterlijke verkondiging van het werk van de enige Hogepriester. Er is geen bemiddeling van deze boodschap dan die door Woord en Geest. Het Woord neemt de plaats in van de priester. Het Woord maakt gelovigen tot priesters die zeggen: Hem, Jezus Christus, zij de heerlijkheid en de kracht tot in alle eeuwigheden. Hij is het Licht der wereld. Sterker dan onze diepste duisternis!'

De uiteenzetting van de Apeldoornse hoogleraar wijst op de rijkdom van deze centrale reformatorische notie. Tegelijk stelt het juist reformatorische christenen voor de vraag in hoeverre we ernst maken met deze notie. Heeft in de loop der eeuwen in een aantal gevallen de figuur van de ambtsdrager, met name de predikant niet een dusdanig overwicht gekregen dat in de praktijk van het gemeenteleven er weinig ruimte was voor het gegeven van het algemeen priesterschap. Ik bedoel niet: in de theorie, ofwel de theologie. Maar juist in de praktijk van de gemeentelijke arbeid, waarbij gemeenteleden, behoudens een kleine kern, het vaak lieten afweten. Het is tekenend dat ook in protestantse kringen nog wel gezegd word: 'Wij zijn maar leken'. Met alle gevolgen van dien. Het is verheugend dat er de laatste jaren opnieuw een doordenking komt wat de betekenis is van het algemeen priesterschap van de gelovigen, met het oog op de pastorale, diakonale en missionaire roeping van elk gemeentelid. Het is ook uitermate boeiend om een gegeven dat bij Luther, Calvijn, Bucer en anderen uit de reformatietijd leefde, vruchtbaar te maken in de zo geheel andere verhoudingen waarin de kerken zich anno 1985 te bevinden. Dat is niet maar een zaak van organisatie of planning alleen. Dat is bovenal een vrucht van de doorwerking van de Heilie Heest. Als we daarbij maar nooit vergeten dat de Geest organisatie, planning en toerusting daarbij gebruiken wil.

 

Progressief Nederland en de tolerantie

Tenslotte geven we u ditmaal een gedeelte door uit een artikel in Herv. Nederland van 20 juli, waarin de culturele anthropoloog prof. dr. J. Tennekes aan het woord komt. Het gaat over de tolerantie ten opzichte van minderheden. De komst van buitenlandse minderheden schept problemen ten aanzien van de verdraagzaamheid. Culturen botsen op elkaar. Hoever gaat het recht van een culturele eigenheid? In hoeverre is een tolerante houding onvoorwaardelijke plicht. Tennekes laat zien dat progressief Nederland niet zo tolerant is als het wil doen geloven.

'U vergelijkt de houding van de meerderheid tegenover buitenlandse minderheden met de houding ten opzichte van Nederlandse minderheden. Is dat wel te vergelijken?

"Ja, dat kan nuttig zijn, omdat mensen die van zichzelf denken dat ze tolerant zijn ten opzichte van minderheden, door de mand vallen als het om mensen uit Staphorst gaat bij voorbeeld. Progressief Nederland acht zich tolerant, maar is het niet. Dat besef kan hopelijk bijdragen tot een relativering van een zekere zelfingenomen heid en tot het onderkennen van de werkelijke dilemma's. Het dilemma waarvoor de anti-discriminatiewet bepaalde bevolkingsgroepen zet, wordt door progressief Nederland niet erkend als een dilemma. Ik pleit hier niet voor intrekking van het voorontwerp, maar ik vind wel dat de discussie erover buitengewoon onzindelijk wordt gevoerd. Aan de andere kant vind ik het erg, dat men in bepaalde hervormd-gereformeerde kringen ongehuwd samenwonenden en homoseksuelen over één kam scheert met de weigering hen als leerkracht te benoemen. Ongehuwd samenwonen doe je uit een bepaalde overtuiging van waaruit je niet eens zou moeten solliciteren naar een baan op een zwaar-gereformeerde school. Dat ligt heel anders dan bij homoseksualiteit. Daar ligt een grens die niemand zou mogen overtreden. Discriminatie van homoseksuelen mag natuurlijk nooit. Veel christelijke scholen hebben zich gelukkig gedistantieerd van dergelijke beperkingen, het gaat om een heel kleine groep scholen. Toch moet ook die groep mensen reëel worden benaderd. In de discussies rond de anti-discriminatiewet is niet de moeite genomen te kijken wat de wet bij mensen die het er niet mee eens zijn, aanricht. Als we op die manier met onze islamitische minderheid zouden omgaan - wat niet zal gebeuren - zouden daar vele afkeurende reacties op komen. Het is onbegrijpelijk dat mensen als de vrijgemaakt gereformeerde hoogleraar ethiek, Douma, niet serieus wordt genomen als hij zegt dat er voor christenen in Nederland geen reden tot ongehoorzaamheid jegens de overheid is, behalve 'als we onder voorschriften in de geest van het voorontwerp wet gelijke behandeUng worden geplaatst'."

Is het niet begrijpelijk dat mensen meer moeite hebben met Nederlandse minderheden dan met buitenlandse minderheden?

"Heel begrijpelijk, maar het is niet eerlijk. Van progressief ingestelde mensen verwacht je dat ze bereid zijn begrip op te brengen voor de eigen subculturen. Nu is daar nauwelijks sprake van. De autochtone minderheden zijn, denk ik, te dichtbij.'"

Het is me hier niet begonnen om de kwesties rondom de anti-discriminatie wetgeving. Maar wat me in dit artikel getroffen heeft is de scherpe kijk op de verhoudingen in ons land. Er is al vaker gezegd dat allerlei liberale en progressieve landgenoten zich zeer tolerant opstellen ten aanzien van ethnische minderheden, maar op de ketting springen als het gaat om christelijke meningen, waar ze het niet mee eens zijn. Wat dat betreft kan trouwens de geschiedenis van de 19e eeuw ons het een en ander leren. Tolerantie is overigens geen eenvoudige zaak. Juist een samenleving, die alles toelaat, blijkt op het stuk van wezenlijke verdraagzaamheid spanningen op te roepen. Laten voorts ook zij die begeren te buigen voor het gezag van Gods Woord zichzelf eerlijk onderzoeken. Wordt de strijd tegen wat we als kwaad en als zonde zien altijd met zuivere wapens gevoerd? De schriftuurlijke waarschuwing geen onnodige aanstoot te geven zullen we gedurig weer ter harte moeten nemen. Tekenend is in het artikel van Tennekes het woord 'subcultuur' m.b.t. het rechtzinnige volksdeel.

Ik weet, dat dit in de beschouwing van een cultureel anthropoloog een vakterm is die niet gevoelsmatig belast moet worden. Toch geeft het wel iets weer van de verhoudingen in onze cultuur. En met name van de voortgang van het proces van ontkerkelijking en ontkerstening. Christenen gaan een minderheid vormen. De theocratische belijdenis van de zeggenschap van de Heere der Heeren over heel het leven blijft niettemin staan. In de vorm van het getuigenis zal dat belijden mogen klinken. Het lijkt me hachelijk als dit getuigenis, stel dat dat mogelijk zou zijn, met politieke machtsmiddelen, ondersteund zou worden. Dat zou een aantasting zijn van de zuiverheid van het echte, bijbelse getuigen. Juist zij die de Naam van Christus belijden mogen weten dat Hij sprak over kaf en koren dat op de akker van de wereld opgroeit tot de dag van de oogst. Bijbels motief voor een pleidooi voor verdraagzaamheid in ons volksleven kan voor een christen alleen maar zijn de belijdenis van de lankmoedigheid van God die Zijn zon doet opgaan over bozen en goeden. Tegelijk weten we dat een theocratisch belijden tegenstpraak oproept. Moge de komende discussie rondom de anti-discriminatiewetgeving gevoerd worden op een eerlijke wijze. Het is te hopen dat de nuchtere overwegingen van Tennekes aan het adres van zijn progressieve landgenoten daarin een plaats zullen krijgen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 augustus 1985

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Uit de pers

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 augustus 1985

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's