Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De kleding van de hogepriester (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kleding van de hogepriester (3)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

'Alzo zal Aäron de namen der zonen van Israël dragen aan de borstlap des gerichts, op zijn hart, als hij in het heilige zal gaan, ter gedachtenis voor het aangezicht des Heer en geduriglijk'. (Exodus 28 : 29)

De borstlap des gerichts was een onderdeel van het hogepriesterlijk gewaad, de efod. Deze borstlap was wel onderscheiden, maar niet afgescheiden, niet los van de efod (v.28). Door verschillende verbindingswijzen was de borstlap bevestigd aan de efod en werd gedragen, zoals het woord reeds zegt, op de borst. Evenals de efod was ook deze borstlap van het allerkunstelijkste werk en gemaakt van dezelfde stoffen. De borstlap was vierkant (25 x 25 cm) en dubbelzijdig (twee tegen elkaar genaaide lappen?), zodat het de vorm had van een zak of tas, waarin de urim en de thummim zich bevond. Op de voorzijde van de borstlap waren 12 verschillende edelstenen (in 4 rijen van drie) in goud gevat, aangebracht. In de 12 stenen stonden de 12 namen van de zonen van Israël gegraveerd. Het geheel was met gouden ketentjes en ringen aan de efod verbonden. Zo droeg Aaron de 12 stammen in 12 edelstenen gergraveerd op zijn borst als hij het heilige binnenging om het volk voortdurend voor het aangezicht van de Heere te brengen.

Wat direct opvalt is het verschil met de stenen op de schouder van de hogepriester. Daar ging het om twee dezelfde stenen met elk zes namen van de stammen van Israël; op de borstlap echter elke stam in een aparte steen. Zo droeg de hogepriester het volk als geheel op de schouders en op de borstlap ieder afzonderlijk. Geldt dit ook niet van de hogepriester Jezus Christus die de Zijnen draagt als geheel, als totaliteit op Zijn schouders, maar ook elk van de Zijnen apart kent, in het dragen op Zijn borst, d.w.z. op Zijn hart?

Ligt er geen vergelijking in de verscheidenheid van de 12 edelstenen met de verscheidenheid binnen de gemeente van Christus? ledere steen had zijn eigen heerlijkheid en schittering. Is ook de openbaring van het lichaam van Christus niet verscheiden? Paulus schrijft in 1 Korinthe 12:  want ook het lichaam is niet één lid, maar vele leden! Een lichaam heeft een voet en een hand, een oog en een oor, etc. en zij hebben elkaar nodig. Er is ook verscheidenheid van gaven in de gemeente, verscheidenheid van bedieningen en van werkingen (1 Kor. 12 : 4-6).

God heeft sommigen tot apostelen, anderen tot profeten, weer anderen leraars gesteld. Ieder mens is voor de Heere uniek, enig in zijn soort, verscheiden.

Sommigen roept de Heere al heel vroeg, in de moederschoot reeds voor Hem bestemd (denk aan Jeremia en Johannes de Doper); anderen worden op latere leeftijd geroepen (denk aan Saulus van Tarsen) of zelfs kort voor het sterven (de moordenaar aan het kruis). De Heere gaat met ieder zijn eigen weg, op zeer verschillende wijze. Alle 12 edelstenen waren verschillend, toch waren deze alle op die ene borstlap van de hogepriester. Zo zijn er wel vele leden, doch maar één lichaam (1 Kor. 12 : 20), die ene gemeente van Christus van waarachtig gelovigen die gewassen zijn in Zijn kostbaar bloed en uitverkoren van voor de grondlegging der wereld.

Zoals Aäron iedere stam afzonderlijk op zijn hart droeg, zo draagt onze grote Hogepriester Christus elk van de Zijnen op zijn hart, hetgeen wijst op de onveranderlijke liefde en toegenegenheid voor degenen die Hem liefhebben. Was het dragen op de schouder beeld van Zijn goddelijke kracht, het dragen op zijn hart is het beeld van Zijn goddelijke li efde; Zijn kinderen zijn Hem dierbaar, kostbaar. Met elk van de Zijnen op Zijn hart verschijnt Hij in het hemels heiligdom voor het aangezichts Zijns Vaders. Wat een tere liefde en zorg van Christus dat Hij zondaren op Zijn hart wil dragen. En dat enkel uit genade! Wat een Hogepriester hebben wij toch in Christus ontvangen! Na Zijn hemelvaart is Hij weer in de heerlijkheid bij de Vader, aan zijn rechterhand. Zou Hij door die heerlijkheid die Christus nu heeft ons niet vergeten? Nee, dat is onmogelijk; want Hij draagt de Zijnen op zijn hart, zó dichtbij, inniger kan het niet. Laten wij Christus daarin toch nooit wantrouwen. Hebr. 7 : 25 getuigt: '...alzo Hij altijd leeft om voor hen te bidden'. Stel dat het mogelijk zou zijn dat een vrouw haar zuigeling vergat, dan zegt de Heere: '...zo zal Ik toch u niet vergeten'! (Jes. 49 : 15). Bovendien zoals door meerdere verbindingen van ketentjes en ringen en hemelsblauw snoer de borstlap goed aan de efod vastzat (n.b. niet met haken en ogen die vandaag vastzitten en morgen los kunnen zijn), zo zijn de ware gelovigen vast verbonden aan Christus. Paulus was daar zó van overtuigd dat hij uitriep: 'Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus?'

De borstlap werd borstlap 'des gerichts' genoemd vanwege de urim en de thummim die deze bevatte (v.30). Wat wij er precies onder moeten verstaan is onzeker. Waren het twee stenen of twee stokjes met ja en nee erop? Hoe hebben deze eruit gezien? Hoe werden ze gebruikt? Dat alles is niet geheel duidelijk. De Heere heeft het blijkbaar niet nodig geacht dit bekend te maken, zodat wij er alleen naar kunnen vermoeden. "Wel zeker is, gelet op het gebruik in de Heilige Schrift, dat het ging om een goddelijke beslissing, rechtspraak; vandaar 'borstlap des gerichts'. De urim en de thummim dienden om de Heere te vragen bij belangrijke beshssingen, bij vragen als: wat gaat er gebeuren, wat moeten wij doen of wie is er schuldig? Wat wil de Heere? In tijden van nood en verwarring kon men dan naar de hogepriester gaan om een antwoord van de Heere te vragen via de urim en de thummim.

Calvijn ziet n. a. v. de betekenis van de woorden urim (= lichtstralen) en thummim (=volkomenheden) een heenwijzing naar leer en leven. Het licht van de leer waarmee de ware Priester alle gelovigen bestraalt, omdat het het enige hcht der wereld is en omdat daarin alle schatten van wijsheid en wetenschap verborgen zijn.

Christus' priesterschap verlicht ons meer dan genoegzaam, zo zegt hij. En de thummim was een symbool van volkomen en blijvende reinheid, die alleen maar bij Christus gezocht moet worden. Hij is de volkomen hogepriester, rein van alle smetten, volkomen heilig. Zo betrekt Calvijn de urim op het licht van de leer en de thummim op het leven. Ja, Gods bedoeling was dat beide nergens anders dan in Christus gezocht moesten worden, omdat uit Hem het licht en de reinheid is vanwelke beide Hij ons verwaardigt deelgenoot te maken, naar de mate van Zijn genadegift. God heeft juist in deze vorm van de borstlap willen betuigen dat in haar het hoogste van wijsheid en zuiverheid omvat wordt. Daarom heet ze borstlap van het recht.

Jezus Christus in al Zijn volmaaktheden is ons ware licht in alles wat wij nodig hebben. Hij draagt de beslissing voor Zijn volk steeds op Zijn hart. Wij hebben geen zichtbare beslissing van de urim en de thummim meer, maar wel die Trooster, de Heilige Geest Die ons in alle waarheid wil leiden. Door de Heilige Geest wil Christus ons leiden tot licht en volkomenheid en Zijn werk in ons volkomen doen zijn.

Dat ons gebed dan voortdurend tot Hem zij, tot deze biddende Hogepriester in de hemel om ons te leren wachten op Zijn antwoord in de weg die wij gaan zullen in ons leven. Zijn licht en volkomenheid waar de urim en de thummim van spraken zal het allervolmaaktst in ons zijn als het nieuwe Jeruzalem (Openb. 21) uit de hemel nederdaalt. Die stad is ook vierkant (evenals de borstlap!) en de fundamenten van die stad zijn met 12 edelstenen versierd (evenals de borstlap!). Die vierkante stad lijkt veel op de borstlap van de ware Hogepriester Christus: zou Christus ook deze stad, het nieuwe Jeruzalem, niet op zijn hart dragen?

In die stad zal niet inkomen iets dat ontreinigt en gruwelijkheid doet en leugen spreekt. Die zijn buitengesloten. Geve de Heere dat ons dat niet zal gelden! Wie komen er dan wel in? Wel, die geschreven zijn in het boek des levens des Lams (Openb. 21 : 27). Dat zijn de vrijgekochten des Heeren, die hun klederen wit gemaakt hebben in het bloed des Lams. Dat zijn zij die getuigen:

'Mijn God, U zal ik eeuwig loven, omdat Gij 't hebt gedaan!'

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 februari 1986

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

De kleding van de hogepriester (3)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 februari 1986

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's