Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ambtsdragersvergadering over  'De zekerheid van het heil' (1)

Bekijk het origineel

Ambtsdragersvergadering over 'De zekerheid van het heil' (1)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

EEMNES-BUITEN — Op donderdag 1 mei 1986 sprak ds. W. Chr. Hovius uit Katwijk aan Zee voor 180 herv.-gereformeerde, chr. gereformeerde en gereformeerde gemeente-ambtsdragers over 'Het gebrek aan zekerheid des geloofs in verband met de Avondmaalsviering en Avondmaalsmijding'. Deze ontmoetingsavond vond plaats in gebouw 'Calvijn' te Zeist. Gastheer was ds. M. Verduin uit Zeist.

In alle gemeenten komen we mensen tegen die zeggen graag meer zekerheid te willen hebben, met name over de dingen van de eeuwigheid. In het algemeen zijn het de minste gemeenteleden niet, die daarover worstelen voor Gods aangezicht, naast veel oppervlakkigheid en onverschilligheid die we ook in de eigen gemeente meemaken. Er is ook veel onbijbelse bekommernis, die niet recht doet aan de vraag naar de geloofszekerheid zoals we daarover in de Bijbel worden onderricht. Immers komt het ook voor dat het meer echt is om géén zekerheid te hebben dan wél zekerheid. Enerzijds is het een wonder om in de gemeente nog 'missende mensen' te ontmoeten, die met de zaken bezig zijn en die uitzien en worstelen. Anderzijds mogen wij nooit op een onbijbelse wijze het gemis aan zekerheid als het nagenoeg hoogste gaan stellen in het geestelijk leven. Helaas komen deze ontsporingen in diverse gemeenten voor.

Op zichzelf zullen velen, met name in de Hervormde Kerk, zeggen: 'We mogen helemaal niet zo spreken of denken vanwege het heilsegoïsme dat veel te pietepeuterig en te kleinzielig opereert tegenover de enorme vraagstukken in de wereld waar wij vandaag voor staan en waaraan wij helemaal niet toekomen'. Echter zij hierbij aangetekend dat men — zelfs ook wanneer men kan spreken van de vruchten van het geloof — de vruchten niet moet maken tot de grond. Ongetwijfeld zal geen enkele christen zich anno 1986 kunnen onttrekken aan de grote vragen die er zijn van wereldwijde strekking, maar anderzijds moeten we ook bedenken dat al wat uit het geloof niet is zonde is.

Eigen zekerheid

Het waarachtig geloof, gewerkt door de Heilige Geest door middel van het Woord, brengt zijn eigen zekerheid mee. Het is onbestaanbaar dat de Bijbel spreekt over het geloof, zonder dat daar ook zekerheid is. Dat komt niet alleen tot uiting als wij de grondwaarden voor het geloof nagaan ('amen zeggen' in het Oude Testament en een wat sterker accent op het vertrouwen in het Nieuwe Testament), maar ook wanneer wij letten op de tegenstelling tot geloof in de Heilige Schrift. In Mattheüs 6 staat het geloof tegenover de bezorgdheid. In Markus 4 staat het geloof tegenover vrees, in de Jacobusbrief tegenover twijfel en in Johannes 14 tegenover ontroering.

Geloven is altijd onbeperkt vertrouwen. En vanuit die verzekerdheid wordt zowel in het Oude als het Nieuwe Testament gezongen en geroemd. Talrijke uitingen in de Psalmen, zelfs ook nog in aanvechting en donkerheid, vormen hiervan voorbeelden, evenals het getuigenis van Job: 'Ik weet, mijn Verlosser leeft'. Ook kunnen we noemen Romeinen 8 ('want ik ben verzekerd'). Wij hebben dit vol te houden, allereerst omdat de Bijbel ons dat leert, maar ook tegenover ontsporingen in leer en leven. Luther en met name Calvijn stellen in hun getuigenis tegenover de onschriftuurlijke leer van Rome (die spreekt over de heilsonzekerheid) de Schriftuurlijke heilszekerheid des geloofs. Immers wordt in de roomskatholieke leer van het geloof en de genade rekening gehouden met de mogelijkheid dat de mens op het laatst nog een onvergeeflijke doodzonde begaat. Daartegenover heeft de Reformatie , in het voetspoor van de H. Schrift, klip en klaar de heilszekerheid van het geloof beleden.

Er liggen hier twee klippen, waarlangs het schip van het geloof (oftewel het schip van de kerk, denkend aan de prediking van het Evangelie) moet varen om niet te stranden en schipbreuk te lijden. Vanaf de vroegste tijden is er een onbijbels antinomianisme geweest, dat leert dat men van de wet af is als men tot het geloof in de Heere Jezus is gekomen. Men kan dan vrij en blij als een christen leven. We zien de uitwaaiering daarvan binnen de vrije groepen, die een ernstige aanslag plegen op het kerkelijk en gemeentelijk leven. Daarbij laat men heel het geloof opgaan in verzekerdheid. Alle andere werk en alle andere oefeningen en vruchten van het geloof laat men buiten beschouwing. Het geloof is dan niets meer en niets minder dan zekerheid, waarbij men er heel snel toe is gekomen om de boodschap van de vergeving der zonde door het bloed van de Heere Jezus verstandelijk te aanvaarden en te menen dat men zó zeker is van de behoudenis. Lijnrecht daartegenover staat een wettisch piëtisme dat al heel vroeg de zekerheid van het heil en van het geloof heeft overgeheveld naar het welwezen van het geloof. Men zei: 'Het wezen van het geloof is de toevluchtneming tot de Heere Jezus, maar het is een bijzondere weldaad als men zeker mag zijn van de zaligheid, die men verkrijgt door buitengewone openbaringen van God'. Óok is het mogelijk dat men in het kader van een onbijbelse zelfbespieding in zichzelf graaft en wroet terzake van wat men heeft meegemaakt en gevoeld.

Gegrond op het Woord

Op grond van de H. Schrift en de belijdenis (zondag 7 van de Heid. Catechismus, art. 23 van de NBG en uitspraken van de Dordtse Leerregels) sluit de kleinste mate van het geloof, door de Heilige Geest gewerkt, zekerheid in zich. Deze zekerheid betrekt zich allereerst op het Woord van Gods genade, de belofte van Zijn heil, de Zaligmaker en Zijn volbracht Middelaarswerk . . . voorwerpelijk. De vaste grond der behoudenis ligt niet in maar buiten de mens, in wat God zegt en in wat de Heere Jezus door kruis en opstanding teweeg heeft gebracht. Geloven is niets anders dan 'waar laten zijn wat God zegt en wat God gedaan heeft, in tegenstelling tot wat de mensen zeggen, tot wat ik zelf denk, tot wat in de kerk wordt beweerd door links of rechts'.

Daarbij is betrokken de onderwerpelijke, persoonlijke gemeenschapsoefening met de Heere. En de zekerheid komt alleen maar tot stand doordat wij leren, door genade, helemaal van onszelf af te zien. De grond van de zekerheid ligt altijd in de betrouwbaarheid van Gods Woord en beloften en niet in allerlei wisselende omstandigheden, ervaringen en ondervindingen. Het is niet zó, dat ervaringen buiten het geloof om gaan. Wél is het zó, dat het geloof zich niet in de ervaringen grondt. Geloof grondt zich ook niet in het gevoel. De prediking die op het gevoel inspeelt is zelfs in zijn scherpste vorm misleidend, omdat het 'ophouders' zijn op de weg en de mensen afhouden van de enige en volkomen Zaligmaker en Zijn volbracht Middelaarswerk.

Er zijn mensen die een tijd in hun leven hebben gehad waarin ze dachten 'als ik het maar voelen mag van binnen, dan geloof ik dat het waar is'. Maar naarmate de Heere ons verder en bijbelser leidt en naarmate we méér houvast krijgen aan het Woord Gods en méér buiten onszelf worden gebracht, leren we zeggen: 'als ik het nu eens geloven mag, dan voel ik het ook'. Dit laatste is bijbelser. Er is enorm veel gevoel buiten het geloof om. Tenslotte is het gevoel altijd iets van ons. Het komt van binnenuit naar buiten toe. Het waarachtig geloof als gave Gods komt echter van buiten naar binnen. Dat is een werk Gods en niet van de mens. Het wordt wel in de mens neergelegd, maar uiteindelijk wordt het door God in de mens gewerkt. En dat is een groot verschil met het gevoel. Het is een groot verschil, ook met 'werkzaamheid'.

Er is een tijd geweest in de kerk waarin men zei: 'Het geloof zit in je hersenen; geloven is redelijk zindelijk denken'. Ongetwijfeld heeft het geloof met het verstand te maken. God schakelt dat niet uit. Hij verlicht het verstand door Zijn Geest. De zetel van het geloof is echter niet in het verstand.

Gevoel

Ten tijde van het piëtisme zei men dat je het geloof moet voelen. 'Er moet iets van warmte van binnen zijn en dan is het pas echt', zei men. Ook daarvan is men teruggekomen, ook al moeten wij erbij zeggen dat er geen waarachtig geloof is in de beoefening buiten het gevoel om. Maar het zetelt niet in het gevoel. Anno 1986 beleven we een tijd waarin wordt gezegd: 'Geloof is actie .. . geloof is doen . . . Als je gelooft, ga je de straat op en ga je demonstreren tegen kernbewapening en voer je actie voor betere omstandigheden in de samenleving'. Ongetwijfeld heeft het geloof ook zeer te maken met de praktijk van alledag. Geloven doe je ook met je handen en voeten. De hele mens is erbij betrokken. Echter zit het geloof ook niet in de handen. Het geloof is een werk van God in het hart, waaruit de uitgangen van het leven zijn en de hele mens is daarbij betrokken.

Men zegt weleens: 'Wie nog nooit heeft getwijfeld, heeft ook nog nooit geloofd'. Ook dit is een onbijbelse uitdrukking, omdat het gevaar hierin zeer groot is dat wij uiteindelijk als hét kenmerk van het geloofde twijfel gaan zien. En dat is volgens de H. Schrift zonde. Twijfel is geen vrucht van het waarachtig geloof en kan dus God niet behagen.

Calvijn heeft het positiever verwoord als hij zegt: 'Er is geen vuur van het geloof of er is altijd de rook van de twijfel'. Calvijn zegt niet: 'Waar rook is, daar is vuur, maar waar vuur is daar is rook'. Waar het waarachtig geloof door de Heere wordt gewerkt, daar is in dat geloof zekerheid van God en van Zijn Woord, maar in de gelovige is zo veel onzekerheid, aanvechting en twijfel. Heel het leven heeft Gods kind met twijfel en vrees te kampen en alleen door het zich vastklampen aan wat God zegt en wat de Heere gedaan heeft en door te leren rusten in het volbrachte werk van Christus zal er ook de overwinning zijn van deze strijd tegen het vervloekte ongeloof dat God altijd weer verdacht stelt.

Het geloof dat de Heere werkt door Zijn Woord en Geest is een wonderlijk werk. Tot sterking van het geloof heeft de Heere de prediking van Zijn Woord gegeven, maar ook de zichtbare tekenen en zegelen. Erg mooi is in dit verband het beeld dat Luther van het geloof gebruikt, als hij zegt dat de steun van het zien sterkte geeft aan wat gehoord is (zoals een wijze schoolmeester de les vertelt, maar deze les ook duidelijk maakt door voorbeelden op het bord). Als Doop en Avondmaal worden bediend, handelt God als een wijze schoolmeester, die zegt: 'Nu heb Ik het u al zó vaak verteld uit Mijn Woord, maar nu zal Ik het u ook nog eens laten zien door de zichtbare tekenen en zegelen bij de sacramenten'.

De bediening en viering van het H. Avondmaal is in verband met de heilszekerheid van grote betekenis . . . niet overtrokken . . . We moeten het sacrament ook niet overaccentueren ten koste van het Woord Gods. Men kan immers tegenwoordig bijkans geen kerkelijke conferentie bijwonen of er moet Avondmaal worden gevierd. Dit is een modeverschijnsel of een manier om iets te willen suggereren dat er niet of nauwelijks is. Anderzijds mogen we het sacrament ook niet onderschatten, omdat ook het H. Avondmaal het oog van de gelovige richt op de gekruisigde Christus en de heerlijkheid van Zijn opstanding.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 mei 1986

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Ambtsdragersvergadering over  'De zekerheid van het heil' (1)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 mei 1986

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's