Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Boekbespreking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbespreking

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Twintig preken van Aurelius Augustinus. Ingeleid, vertaald en toegelicht door Gerard Wijdeveld, Ambo, Baarn 1986, 208 biz., gelijmd ƒ 27, 50.

De vertaler van deze preken van Augustinus heeft al naam gemaakt door een nieuwe vertaling van Augustinus' Belijdenissen en Augustinus' Over de stad Gods. Geen Nederlandse vertaling van deze klassieke werken laat zich vlotter lezen dan die van dr. 'Wijdeveld. En ook zijn vertaling nu van een twintigtal preken van Augustinus is zodanig dat het lijkt of Augustinus deze preken in onze eigen taal heeft gehouden.

In de 'Inleiding' deelt Wijdeveld ons mee dat er ongeveer een 550 losse preken van Augustinus bewaard zijn gebleven. Deze 20 bieden dus niet meer dan een proefje. Wijdeveld heeft een keus gedaan. In zo'n geval blijft het altijd de vraag of het een goede keus is.

Maar wat ons geboden wordt is in elk geval interessant en fraai. Wij horen Augustinus over het Onze Vader, over de Tien Geboden en over de Zaligsprekingen. Over de heilsfeiten die herdacht worden op de Kerstdagen, de Paasdagen, Hemelvaartsdag en op de Pinksterdagen. Maar ook over de heihgen en de martelaren en over wonderen die geschied zijn. Augustinus rekent af met de Arianen, maar nog veel meer met tal van volkszonden.

De zonde van de 'hoererij' komt in zijn steeds weerkerende boeteprediking het meest aan de orde. Augustinus pakt daarin de mannen straffer aan dan de vrouwen, terwijl in het algemeen gevoelen van die tijd deze volgorde net andersom had moeten zijn.

Er is veel lof op de 'maagdelijkheid': het ongehuwd blijven van zowel mannen als vrouwen. Steeds is er de heen wijzing naar de hemel, waar de hoogste gelukzaligheid is.

De preken als geheel stellen, naar mijn gevoelen, meestal teleur, de echte 'Woordbediening' is er zo moeilijk in herkenbaar. Maar allerlei fragmenten in deze preken stellen niet teleur, maar zijn boeiend, treffend, raak.

Om hier een voorbeeld van te geven het volgende: 'Het ongeluk van de mensen hgt eigenlijk daarin, dat ze datgene waarom ze zondigen bij hun dood hier achterlaten en de zonden zelf met zich meenemen. U zondigt omwille van het geld: u moet het hier achterlaten. U zondigt omwille van een landgoed: u moet het hier achterlaten. U zondigt omwille van een vrouw: u moet haar hier achterlaten. En wat het ook mag zijn waar u hier om zondigt: als u de ogen sluit om te sterven, laat u het hier achter; en de zonde zelf die u begaat, die draagt u met u mee.' (blz. 39). Wij zijn erg ingenomen met deze bundel en ook met de manier van Wijdevelds vertalen, al zullen de lezers wel voor lief moeten nemen dat constant gesproken wordt over de 'Heer', en dus niet over de 'Heere'.

Het zou ons welkom zijn als de vertaler nog meer werken van Augustinus of van andere kerkva-, ders op deze wijze toegankelijk maakte voor de christenheid van nu. U begrijpt: wij bevelen 'deze bundel van harte aan.

' K. Exalto

i I I Doleantie-Wederkeer. Opstellen ! over de Doleantie van 1886. Onder i redactie van D. Deddens en J. Kamp-I huis. Uitg. Vijlbrief, Haarlem 1986, I gebonden ƒ 45, 50, 345 blz.

In 1983 verscheen uit de kring van de vrijge-'maakt-Gereformeerden een bundel studies onder de titel Afscheiding-Wederkeer. Dit fraaie boek heeft veel aftrek gevonden. Onlangs verscheen er een derde druk van (prijs ƒ 39, 50). En nu uit dezelfde kerkelijke kring weer een bundel studies, ditmaal over de Doleantie van 1886. Weer een kloek boek (groot van formaat), weer een móói boek, zowel wat het uiterlijke betreft (vele foto's) als wat de inhoud betreft. Weer een boek waarin al in de titel het woord 'wederkeer' voorkomt.

Ik geef nu eerst een opsomming van de opstellen die men hier aantreft. Na een Ten Geleide van de hoogleraren Deddens en Kamphuis volgt eerst een verhaal van het Doleantiegebeuren te Amsterdam, geschreven door ds. H. Bouma. Prof. dr. L. Doekes beschrijft daarna Kuypers kerkidee. Prof. dr. D. Deddens grenst het 'Doleantiekerkrecht' af tegen de opvattingen van de Afgescheidenen. Prof. J. Kamphuis doorlicht het conflict Gunning-Kuyper aan de hand van de bij beide verschillende'visie op de weg die de kerk te gaan heeft. Dr. M. J. Arntzen vraagt aandacht voor de figuur van Willem van den Bergh. Dr. J. Wessehng doet hetzelfde ten aanzien van ds. J. J. A. Ploos van Amstel. En dr. C. Smits ten aanzien van de figuur van J. C. Sikkel. Prof. dr. C. Trimp laat zien dat er binnen de Doleantie, vooral bij Kuyper een bepaalde visie leefde op het diakonaat, verband houdend met zijn visie op het herstel van de kerk. Hoe in de kring van de Afgescheidenen het Doleantie-streven bekeken en bewoordeeld is komen wij te weten uit het opstel van drs. M. te Velde 'Voortrekkers en nakomers'. Dhr. P. A. Bergwerff beschrijft ten slotte het reilen en zeilen van De Standaard in de tijd voor en tijdens de Doleantie.

In een boek als dit komt men veel 'geschiedenis' tegen, soms interessant, soms hoogst interessant en soms maar weinig interessant.

In dit verband een kleinigheid. Dr. Arntzen noemt P. L. Schrams studie over Willem van den Bergh een 'dissertatie' en even verderop nog een keer een 'proefschrift', maar dat is onjuist. Schram was al veel eerder gepromoveerd. De meeste auteurs hebben bekende maar ook wel weinig bekende of onbekende bronnen geraadpleegd. De literatuurverwijzingen achter elk opstel kunnen ons daaromtrent inhchten. In ieder geval, er is veel werk verzet. Ik memoreer dat met respect.

De in alle stukken weerkerende tendens van heel het boek is dat de Doleantie een daad van gehoorzaamheid is geweest, en een wederkeer tot God en zijn Woord en zijn dienst. Zelden wordt dat in deze bundel gezegd óp een voor anderen irriterende wijze, maar het wordt wèl gezegd.

Kuyper wordt niet critiekloos beschreven. Sikkel had al critiek op hem, en wat mij betreft had het in het artikel van Smits nog wel wat duidelijker naar voren kunnen worden gebracht. Ook Van den Bergh had critiek op hem, maar bleef toch zijn volgeling. Van terzijde: Van den Bergh zou volgens Arntzen zo evangehsch gepreekt hebben, in elk geval niet wettisch: ik zou graag wat bewijzen daarvoor gezien hebben; voorhands kan ik het niet geloven.

Het voert te ver bij elk opstel afzonderlijk een paar opmerkingen te maken. Er is geen stuk bij, waar ik geen waardering voor heb. Bijzondere waardering heb ik voor het stuk van Trimp, dat mij veel nieuws bood, en dat van Kamphuis, dat theologisch het diepst graaft. Het stuk van Kamphuis dwong mij ook het meest tot een positiekeuze. Wat dat betreft, ik kwam te zitten tussen twee vurem De tegenwoordige Gunningcultus en daarmee gepaard gaande Kuyperverguizing kan ik niet meemaken (daarin sta ik aan de zijde van Kamphuis), maar ik kan evenmin Kuyper volgen en tegelijk voorbijzien aan bepaalde gedragingen en uitspraken van Gunning die naar mijn gevoelen 'dieper' en 'geestelijker' waren dan Kuyper zelfs maar kon vermoeden. Er was bij Gunning nog wel iets meer en anders dan alleen maar een 'tragisch levensgevoel' in Griekse trant. Ik verdedig Gunning niet, hij is mij te weinig écht gereformeerd, te zwevend, te wijsgerig, te 'oecumenisch' en te 'ethisch' ook zijn waarheids-en geloofsbegrip. Maar van schuld heeft hij een dieper besef gehad dan Kuyper; en ik had wel gewenst dat dit Kamphuis meer zou hebben aangesproken.

Tot slot nog een keer die gehoorzaamheid. Wordt daar in deze bundel niet te vlot en te gemakkelijk over gesproken? Moet het dan soms gaan van 'vrijmaking' tot 'vrijmaking'? Ik : • hoop dat alle afgescheiden broeders (!), ook de vrijgemaakten, nog eens ontdekken dat het óók een daad van gehoorzaamheid kan zijn om ir^ ; een kerk te blijven die tóch nog een 'moeder' is, ondanks haar vele ziekten en kwalen. Tenslotte hebben de 'Dolerenden' het er na 1834 . ^ ook nog 52 jaar in uitgehouden. Was dat ^^pT kéérd? - -^^

K. Exai : '

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 januari 1987

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Boekbespreking

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 januari 1987

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's