Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Globaal bekeken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Globaal bekeken

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een predikant-lezer (zelf reeds emeritus) werd aangestoken door het hiervolgende gedicht van mevr. E. IJskes-Kooger over de emeritus-predikant'.

'Als hij zijn ogen dicht doet, ziet hij weer de scherpe groeven in de kanselrand. De Bijbel in de zwarte, leren band. De stoel met het beschadigde fineer.

De consistorie waar zijn toga hing. De tafel met het donkergroene kleed. De hamer, waar hij vrijwel niets mee deed. Ze staan gegrift in zijn herinnering.

Soms in zijn dromen, mompelt hij een naam Of zoekt naar woorden uit de liturgie Hij loopt weer door zijn oude pastorie. Hij ruikt de klimroos voor het open raam.

Hij denkt aan zijn gemeente met wat pijn Hij haalt ze allemaal voor de geest De mensen die hij is tot troost geweest Maar die hem nu reeds lang vergeten zijn.

Zijn warm, verlangend hart vindt rust bij Hem. Die naar hem omziet in zijn eenzaamheid. Hij zegt en in zijn stem klinkt geen verwijt: 'tot weerziens broeders, in Jeruzalem'.'

Tevens reikte genoemde predikant ons een gedicht aan gevonden bij dr. Ph. J. Hoedemaker, de theoloog in de vorige eeuw, die met Kuyper herhaaldelijk de degens kruiste:

'Drie dingen benauwen mijn gemoed Het eerste dat ik sterven moet Het tweede doet mij evenzeer Ik weet nog niet de tijd waneer Het derde doet het bovenal Ik weet niet hoe het daar toch wezen zal.

Drie dingen verheugen mijn gemoed Het eerste dat ik sterven moet Het tweede doet het evenzeer Ik behoor aan Christus, mijne Heer' Het derde doet het bovenal dat ik eeuwig bij Hem wezen zal.'

Dr. J. Haitsma, emeritus predikant te Boskoop, heeft in de jaren van zijn 'rust' een uitermate vruchtbare pen. Recent verscheen van hem bij uitgeverij De Groot (Goudriaan, Kampen) een boek over Christiaan Salomon Duijtsch (zijn laatste levensjaren), de bekeerde joodse rabbijn (1734-1795), die vanaf 1777 tot aan zijn dood predikant te Mijdrecht was. Nadat hij gestorven was schreef zijn zoon C. A. Duijtsch een 'ter gedachtenis'; bestaande uit 30 coupletten, voorafgegaan door een gedicht van negen regels van ene C. van Epen. Hier volgen enkele fragmenten.

• 'Couplet 4 en 5 luiden: Mijn vader! — sleet gij hier veel kommerlijke dagen, Veel uuren vol van zorg — en bangen tegenspoed? De Godheid was Uw Schild! — Hij zag in d' onweersvlagen

In goedheid op U neer en heeft U steeds behoed.

Maar! — werd uw smert te groot, te veel, om lang te dragen,

Jehovah zag Uw leed vol mededogen aan, En riep! — "Kom hooger op! — en aanschouwd Uw welbehagen.

Uw Jesus! — die uw schuld reeds lang heeft afgedaan.'

Over het sterven van zijn vader dicht de zoon in vers 23 V.V.: ,

'kort voor dat hij den jongsten snik, Den adem heeft gegeven! — Sprak hij: "Mijn dierbaar huisgezin. Ras breekt die tedere band der min Door de eindpaal van mijn leven? Ras rust ik in mijn graf, ontslaakt van de aardsche zorg!

Verrukkend oogenblik! — nu zwijgt geheel de reede; Het zalig uur is daar? 'k Verlaat mij op mijn Borg. En stap, van Hem verzeld, in 't eeuwig zalig Eden. 'k Ben daar geheel verlost van Satans heerschappij! (...)

Vaarwel mijn dierbere Gade! — de scheiding is nabij. Volheerlijk verschiet! — haast naderen die tijden. Dat ik als hemeling, U bij mijn Borg ontmoet! Alwaar het Godlijk Lam (dat door zijn dierbaar lijden Ons heeft verlost!) ons met deez' woorden groet: "Komt gij gezeegend volk, beërf nu deeze streeken. Voor U van eeuwigheid, door dierbaar bloed gekogt! (...)

Mijn telgen! — mijn kroon! — groei op in reine deugden! JEHOVA wil en zal uw tot een Vader zijn; Leevt gij hier na(ar) zijn woord! — dan stervt gij eens in vreugden; Hij zei U tot een Gids, in deze rampwoestijn.

Heft dan een danklied aan! — Juijch met mij Huysgenooten. Ik zie een Engelendrom rondom mijn rustplaats staan!!! Ik zie de deuren der volmaakste plaats ontslooten, En zal met deeze stoet, straks naar mijn Goël gaan!

• Over de wijze van zijn sterven schreef Van Epen:

Gewis, vol rampen was zijn leven Maar zalig was zijn dood; En het geen ons heil vergroot; Hij stierf schier zonder snik te geven! Ja! — de Opperherder wenkt! Zijn ziel word eensklaps, van 't katijvig (= rampspoedig, zwak) vleesch ontslagen.

• 't Laatste couplet luidt:

Duijtsch, een wonder onzer eeuwen, Voortgesprooten uit Hebreeuwen; Maar bekeerd tot Israels God, Zal aan 't nageslacht nog leeren, Hoe zij die Gods Zoon vereeren, Deelen in het heuglijkst lot

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 juni 1988

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Globaal bekeken

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 juni 1988

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's