Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zijn leven en aandeel in de Doleantie (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zijn leven en aandeel in de Doleantie (1)

mr. dr. Willem van den Bergh (1850-1890)

11 minuten leestijd

In deze serie van twee artikelen willen wij aandacht schenken aan mr. dr. Willem van den Bergh, die niet alleen bekend is vanwege zijn aandeel in de doleantie, maar vooral ook op een zeer bijzondere wijze in dienst heeft gestaan van de barmhartigheid. Over deze dienst der barmhartigheid willen wij in het tweede artikel stilstaan. Wij schetsen thans kort zijn leven en denken en zijn aandeel in de Doleantie.

Een schets van zijn leven
Willem van den Bergh werd op 25 februari 1850 te Den Haag geboren, als zoon van de notaris Johannes Willem van den Bergh. Bij de nazaten bestaat de overlevering dat de godsdienstigheid in huize Van den Bergh vrijzinnig, liberaal was. Zijn moeder heeft hij op 12-jarige leeftijd verloren. Vader Van den Bergh zond zijn zoon naar de lagere school van het Nut. Al spoedig bleek, dat Willem goed kon leren. Na op 1 september 1868 eindexamen gymnasium afgelegd te hebben liet Van den Bergh zich op 16 september 1868 als student in de rechten inschrijven. Summa cum laude werd 3 juni 1869 het propaedeutisch examen in de rechten afgelegd en met dezelfde graad het propaedeutisch examen theologie op 31 mei 1870. Het candidaatsexamen theologie vond plaats op 28 juni 1872, het doctoraal examen theologie op 8 mei 1874. De keuze voor de juridische studie zal een wens van vader Van den Bergh zijn geweest, dat behoorde bij de notariële stand. Is de beslissing, theologie te gaan studeren ingegeven door romantiek of was het een zaak van overtuiging? Dr. P. Schram schrijft: 'Het is moeilijk van roeping te spreken. Willem van den Bergh is pas tegen het einde van zijn studiejaren krachtdadig bekeerd'. Wel wilde Van den Bergh meer, dan wat hij van thuis had meegekregen.
Omstreeks 1875 moet een blijvende verandering in Van den Bergh hebben plaatsgevonden. Wat gebeurd is weten wij niet, schrijft dr. P. Schram. De bekering lijkt het resultaat geweest te zijn van een proces. Op een ogenblik moet Van den Bergh genoeg gekregen hebben van wat hij veelvuldig in de Leidse studentenwereld tegenkwam, namelijk de prostitutie. Zijn bekering is allereerst inkeer geweest, schuldbesef Van den Bergh is met zichzelf en zijn schuld bezig gebleven tot zijn sterfbed toe. Dat heeft zijn verdere leven bepaald. Gedreven door zijn politieke interesse, heeft Willem van den Bergh veel over maatschappelijke vragen met Kuyper en Lohman gecorrespondeerd. In Duitsland zag hij het Diakonessenwerk van Fliedner in Kaiserswerth. Hij bezocht in Hamburg Das Raue Haus van J. H. Wichern, centrum van Innere Mission. Het bezoek aan Duitsland heeft hem diep getroffen en heeft hem verder geholpen in het denken over de dienst der barmhartigheid.

Dissertaties
Op 29 juni 1878 promoveerde Van den Bergh op het onderwerp: 'De strijd tegen de prostitutie in Nederland'. Wat maakte dit onderwerp belangwekkend? Het probleem was dat prostitutie van overheidswege werd gelegitimeerd, dat wil zeggen: bevorderd. Naar negentiende-eeuwse opvatting was regeling van prostitutie daarbij ondenkbaar. Nadenkend over deze materie, zag Van den Bergh dat reglementering in strijd was met de grondwet, omdat zij inging tegen de geest van christendom en humanisme waarop de Nederlandse wetgeving gebaseerd was. Van den Bergh protesteerde met zijn proefschrift tegen de prostitutie als een gewettigde plaats in de samenleving. Het ging er niet om dat de overheid de prostitutie zelf zou bestrijden, dat was haar taak niet. De overheid moest het terrein van de zeden en de voorlichting daarover toevertrouwen aan instanties die daartoe aangewezen waren, zoals de kerk. De faculteit van Leiden achtte de dissertatie de doctorsgraad magna cum laude waardig. Van den Bergh was in 1878 de meest deskundige in Nederland op dit terrein. Het was echter een jaar na zijn promotie, te merken dat zijn hart naar iets anders uitging. Hij zocht een ander doel om voor te werken. Daartoe was de juridische studie, die nu achter hem lag, hoogstens een middel. De mr.-titel heeft hij vrijwel nooit meer gebruikt.
Reeds op 30 september 1879, iets meer dan een jaar na het verdedigen van zijn juridische dissertatie, promoveerde Van den Bergh voor de tweede maal. De titel van deze dissertatie luidt: 'Calvijn over het genade-verbond'. Enkele aandachtspunten zijn: het dogma van het Verbond behoort tot de centrale Gereformeerde geloofswaarheden. Hij toont met veel citaten uit Calvijns dogmatische geschriften en Bijbelcommentaren aan hoezeer voor deze hervormer het Genadeverbond fundament en kern was van het Christelijk geloof. Door met name deze studie is Van den Berg getroffen door Gods oordeel, door de boodschap dat mensen verkoren of verloren zijn. Van den Bergh verlangde steun bij zijn hunkering naar heilszekerheid. Hij wilde bevindelijk doordringen in de ziel. Dat betekende worsteling. Maar met minder kon hij niet toe. Zijn geestelijke toestand ging hem ter harte. En wat voor hem gold, zag hij eveneens als de weg voor anderen. In het licht van het Genadeverbond ziet de mens zijn zondigheid.
Op 15 oktober 1879 trouwt Van den Bergh met Ida Pierson, dochter van ds. Pierson uit Zetten, de opvolger van de bekende ds. Heldring.

Naar de pastorie
21 juni 1879 bracht de kerkeraad van de Hervormde gemeente te Schaarsbergen een toezegging van beroep op Willem van den Bergh uit. Aan 'den standplaats' waren verbonden een jaarlijks traktement van ƒ 1.400,–, vrijdom van alle lasten, vrijdom van bemesting van de tuin alsmede gebruik van de pastorie, tuin, stal- en koetshuis en een daarbij behorend wagentje. Op 7 december deed Van den Bergh zijn intrede. De intreepreek, die Van den Bergh tijdens zijn huwelijksreis prepareerde handelde over de woorden uit Ex. 33 : 10 en 11. Een biograaf zegt dat het een aangrijpende boetprediking was. Uit veel levensbeschrijvingen blijkt, dat Van den Bergh een man was, die veel strijd te voeren had met zijn zondig bestaan voor God. Zich schuldig wist voor een Heilige God. Keer op keer smeekte om genade en behoud. Steeds weer inkeerde en schuld beleed voor Gods aangezicht. Daardoor geen enkele pretentie had, maar zich ook zeer bescheiden opstelde, in het besef van zijn grote verantwoordelijkheid. Hij wilde niet in toga preken en legde evenmin de zegen aan de gemeente op. Hij ging in de gemeente met ijver en vroomheid aan de gang en oogstte daarvoor waardering. Meteen na zijn komst in Schaarsbergen sprak Van den Bergh zijn voorkeur uit voor christelijk onderwijs en richtte een afdeling van de Unie 'Een school met den Bijbel' op. Tijdens de bouw van de school werd met de werklieden elke maandagmorgen de week geopend en vrijdagsmiddags de week gesloten! De school was een belangrijke mogelijkheid om de kinderen te bereiken met de waarheid waarvan Van den Bergh meer en meer overtuigd was geraakt!
Het lijden is Van den Bergh niet bespaard gebleven. Zelf kampte hij steeds met een zwakke gezondheid. Voor herstel verbleef hij vele jaren in Zwitserland. Het is onvoorstelbaar, wat Van den Bergh aan werk verzet heeft, gelet op zijn zwakke gezondheid. Ps. 51 is voor Willem van den Bergh een levenspsalm geworden. Wat heeft hij zich ten tijde van onzekerheid en innerlijke strijd, in deze psalm herkend. Alles wat hem zeer pijnlijk trof, bracht hem dichter bij de Heere en ook steeds verder op de weg van het geloof! In Voorthuizen deed Van den Bergh op 12 oktober 1884 intrede. Meteen na zijn komst noemde hij de gemeente 'Gereformeerde Kerk van Voorthuizen'. Hij voelde zich geroepen om te werken voor de 'kerkelijke kwestie'. Hij zag slechts één weg en waarheid: herstel van de Gereformeerde orthodoxie. Ook in Voorthuizen heeft Van den Bergh zich ingezet voor de christelijke school. In Voorthuizen staat nog steeds de Willem van den Berghschool, naar zijn naam genoemd. In het bijzonder onderstreepte Van den Bergh de betekenis van de ouderlingen en diakenen; ook op landelijke vergaderingen getuigde hij daarvan.

Zijn aandeel in de Doleantie
Bij weinigen is de Doleantie zo zeer 'vlees en bloed' geworden als bij Van den Bergh. Kuyper schreef: 'Een kerk die klaagt zonder zich op te richten, is een lamenteerende en geen dolerende kerk'. Bij Van den Bergh was er een echt doleren, een treuren om het diep verval van de kerk, door eigen schuld en nalatigheid. Het is bijzonder interessant om een beschrijving te geven over de toestand, het verval en het geestelijk leven van de kerk in de tijd van Willem van den Bergh. Ook speelt Kuyper een grote rol in het denken van Willem van den Bergh. Evenmin kan een uitvoerige verhandeling worden gegeven over de oorzaken, die hebben geleid tot de Doleantie.
We moeten ons in het kader van deze artikelenreeks beperken tot enkele aspecten van waaruit Van den Bergh zijn aandeel leverde in de Doleantie. De vraag is dan ook in dit verband: 'Wat wilde Van den Bergh nu eigenlijk precies en welke kerk stond hem voor ogen?' Niet helemaal een als die van de Afscheiding van 1834.
Daarvoor heeft Van den Bergh Kuyper gewaarschuwd. Evenals deze Afscheiding wilde ook de Doleantie herleving van de Gereformeerde Kerken. Maar er was verschil. Allereerst in de methode. Veel meer dan de Afscheiding die een spontaan karakter heeft gehad, is de Doleantie georganiseerd. Van den Bergh meende te weten hoe God de ware Hervormde Kerk hebben wilde en dus hoe de huidige zou moeten worden veranderd. Hij had zijn vaste idee wie tot de Hervormde Kerk mochten behoren en wie niet. Dat legde hij op! Hij wilde doleren opdat de plaatselijke kerk zich bekeren zou. Hij wilde zelf aan het werk, opdat de kerk zich zou reorganiseren naar zijn model. Als dat gebeurde zou de reformatie bereikt zijn. Van den Bergh zag slechts – binnen de omheining van de bestaande kerk – de kerk van zijn dromen. Hij verwierp wat daar niet bij hoorde: die rest ging onder zijn censuur. Van den Bergh behoefde zich niet af te scheiden. Hij scheidde de anderen af (dr. P. Schram). Hij wilde hervormd zijn, zoals de vaderen dat waren geweest. Naar heilige overtuiging was en bleef hij dat. Nog in 1886 moet Van den Bergh bemerkt hebben dat het naïef was geweest te veronderstellen dat allen zich wel zouden buigen naar zijn eis. Toen heeft hij zich radicaal aan Kuypers 'Vrije Kerk' gewijd, die hij, soms zonder hel zich bewust te zijn, uiteraard vroeger al had voorgestaan. Van den Bergh is altijd zeer onder de indruk geweest van Kuyper. Het diepste kerkverval was volgens Van den Bergh, dat er aan het geestelijk leven geen aandacht werd gewijd, er veel vacante gemeenten waren en de rijken boven de armen werden geplaatst. Het verval toonde zich o.m. door de geringe financiële bijdragen. Collecten in de kerk behoorden er alleen voor de armen te wezen!

De breuk
Toen Van den Bergh op 14 juni 1884 het beroep naar Voorthuizen aannam, legde hij daarbij een belangrijke verklaring af, nl. dat hij met trouw aan de Koning der kerk en als dienaar van een gereformeerde kerk zich niet mocht verbinden om alles te doen wat volgens de verordeningen van de Nederlandse Hervormde Kerk aan kerkeraden en leraars wordt voorgeschreven. Hij beriep zich daarbij op art. 32 NBG en op Matt. 15 : 9, Hand. 15 : 10 en Jes. 10 : 1. In 1886, kort na de schorsing van de 80 kerkeraadsleden te Amsterdam, kwam de breuk. De kerkeraad van Voorthuizen heeft toen een adres van sympathie aan de geschorsten gezonden. En op de kerkeraadsvergadering van 4 februari 1886 werd besloten de band met de hogere kerkbesturen door te snijden en terug te keren tot de kerkenorde waaronder de kerk van 1592-1816 leefde. Op zondag 7 februari werd dit besluit aan de gemeente bekend gemaakt. Van den Bergh heeft een belangrijk aandeel gehad bij de beroeping van candidaat Houtzagers te Kootwijk. Houtzagers werd op 20 november 1885 geëxamineerd door een aantal gereformeerde predikanten. Van den Bergh leidde de bijeenkomst. Er is in 'De Heraut' later op gewezen dat dit examen, al was het dan onregelmatig, toch kerkelijk was, want het ging uit van het bestuur van een gereformeerde kerk, die bijgestaan werd door twee 'genabuurde' kerken. Van den Bergh schreef aan alle hervormde kerkeraden een brief, waarin hij ingaat op de onaanvaardbare manier waarop de aanneming tot lidmaten geregeld is. Belangrijk in deze brief is, dat geconstateerd wordt, dat het kwaad schuilt in de organisatie zelf. Bij Amsterdam en bij Kootwijk bestonden de classicale besturen geheel of bijna geheel uit belijders, maar als het erop aankomt, kiezen ook veel belijders tegen Gods Woord en voor het reglement. Daarom moest men met de organisatie (!) breken. Voor Van den Bergh lag de toekomst in de 'Vrije Kerk'. Zo liet Van den Bergh zich dan ook op het Synodaal Convent benoemen in de commissie 'ter bevordering van vereeniging met de Afgescheidenen'.
Van den Bergh gaf rekenschap van zijn ideeën in een artikel op 2 oktober 1887, waarin hij uiteenzette dat Johannes 17 ons leert dat die eenheid gezegend wordt die de verheerlijking van Christus beoogt. Dringend nodig is het de gescheidenheid achter ons te laten, omdat een lichaam zich alleen gezond kan ontwikkelen als alle afzonderlijke delen samenwerken. Tevens op deze wijze de hoogmoed wordt tegengegaan die nadruk legt op het verschil van 'mijn' kerk tot die van de anderen. Het was de vurige ijver van Van den Bergh om de kerk als geheel te herstellen en te bevrijden van een onbijbels juk, uit liefde voor de Heere en voor zijn Bruidsgemeente. De ijver voor die gemeente heeft Van den Bergh verteerd. Hoe zou dat nu liggen, 100 jaar later met betrekking tot Samen op Weg?

A. Peters, Barneveld

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 1988

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Zijn leven en aandeel in de Doleantie (1)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 1988

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's