Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

C. H. Spurgeon en Calvijn (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

C. H. Spurgeon en Calvijn (2)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Reformatorisch

Op grond van de Heilige Schrift hield Spurgeon staande, dat de mens ten volle verantwoordelijk is om het Evangelie te geloven èn dat hij daartoe vanwege zijn zonde geheel en al onbekwaam is. En hij achtte het onmogelijk dit spanningsveld verstandelijk doorzichtig te maken, en iedere poging daartoe ongeoorloofd. Zowel het Hypercalvinisme als het Arminianisme maakte zich — naar het oordeel van Spurgeon — schuldig aan deze ongeoorloofde beredenering (rationalisering) van het Woord van God: 'Dezelfde moeilijkheid ontstaat, wanneer er gevraagd wordt: Hoe kunnen mensen verantwoordelijk zijn wanneer ze omkomen in de zonde, als genade alleen zo'n einde kan voorkomen? Iemand zegt: Maar ik begrijp deze leer niet. Misschien niet, maar bedenk dat, wanneer wij gehouden zijn u de waarheid te vertellen, wij niet gehouden zijn u de macht te geven om dit te begrijpen; en bovendien, dit is niet een onderwerp voor het begrip, het is een zaak van geloven omdat het geopenbaard is in het Woord van God. Het is één van de (niet verstandelijk te bewijzen) stellingen (axioma's) van de theologie, dat, als een mens behouden wordt, God daarvan al de eer moet hebben'.

Volgens Spurgeon was er een innerlijke verwantschap tussen het Hypercalvinisme (uiterst rechts) èn het Arminianisme (aanhangers van de leer van de vrije wil), omdat zij zich beiden schuldig maakten aan een ongeoorloofde beredenering of 'verstandelijking' van het Woord van God. Immers, het Arminianisme stelde, dat de zondaar bevolen werd om te geloven, en dat hij daarom daartoe in staat moest zijn — dit laatste is een verstandelijke conclusie. En het Hypercalvinisme stelde, dat de zondaar niet in staat is te geloven, en dat hij daarom daartoe niet bevolen kan worden — in dit laatste is evenzeer een verstandelijke conclusie, en wel de omgekeerde van de Arminiaanse. Maar beiden — zowel het Hypercalvinisme als het Arminianisme — maken zich schuldig aan het trekken van verstandelijke conclusies uit het niet te beredeneren Woord van God. Naar Spurgeons vaste overtuiging behoorde het tot de wezenlijke zaken van de theologische waarheid, dat de rede of het verstand (ratio) ondergeschikt werd gemaakt aan het geloof: 'Ik geloof, dat u het ongeloof beter zult uitroeien door uw geloof dan door uw verstand; door uw geloof en door uw handelen overeenkomstig uw overtuiging van de waarheid, zult u meer goed doen dan door middel van welk argument dan ook, hoe sterk het wellicht mag zijn'.

Daarom meende Spurgeon zijn standpunt te moeten bepalen tussen het Hypercalvinisme en het Arminianisme in, daarbij zelf te kennen gevend, dat hij een rasechte Calvinist was: 'Welnu, ik, die noch een Arminiaan ben noch een Hypercalvinist, maar een Calvinist van Calvijns eigen stempel, ik denk, dat ik tussen de twee partijen in kan staan'.

Zijn Calvinisme zou dan daarin bestaan, dat hij alles geloofde wat de Hypercalvi­ nist geloofde, met dien verstande, dat hij — als het er op aan kwam — méér geloofde dan de Hypercalvinist; terwijl hij niet alles geloofde, wat de Arminiaan geloofde, maar tegelijkertijd wèl van mening was, dat de Arminiaan dikwijls op sommige punten in de leer gezonder was dan de Hypercalvinist.

Correctie

Spurgeon moet toch voortdurend een zeker 'mengsel' van het Hypercalvinisme — en in zekere zin ook van het Calvinisme — met het Arminianisme voor ogen hebben gestaan, wanneer hij als zijn mening te kennen gaf, dat het kenmerkend voor beiden was, dat de één de verticale en de ander de horizontale lijn in de theologie benadrukte: 'In feite denk ik, dat ik zou kunnen zeggen, dat George Whitefield (Calvinist) zijn oog strak had gericht op de hemel en dat hij alle waarheid las in het licht van God, terwijl John Wesley (Arminiaan) zijn oog gevestigd had op de mens, en met een traan in zijn oog, wenend over de val en het verderf van de mens, las hij de waarheid in het licht van zijn mededogen met de mens'.

Maar terwijl de één dit benadrukte en de ander dat, was — naar het oordeel van Spurgeon — het waarheidselement daar te vinden, waar de beide accenten elkaar 'kruisten'. Alleen dan werd de waarheid gesproken, wanneer de goddelijke souvereiniteit èn de menselijke verantwoordelijkheid gelijkelijk gepredikt werden: 'Die man zal de waarheid op het spoor zijn, die de waarheid op twee manieren kan lezen: hij, die de goddelijke souvereiniteit kan preken en toch de menselijke verantwoordelijkheid preekt'.

En naar Spurgeon's overtuiging kwam deze verantwoordelijkheid van de mens — in het Calvinisme — niet in gelijke mate aan de orde als de souvereiniteit van God: 'Ik verbind met wat genoemd wordt de calvinistische leer de andere leer van morele vrijheid en verantwoordelijkheid, die mij even waar lijkt te zijn. Mijn God is niet alleen maar een almachtig Wezen, Die dode materie kan regeren en ongevoelig atomen kan dwingen om Zijn wü te doen; maar Hij kan vrij handelende personen regeren, terwijl Hij hen absoluut vrijlaat en toch al Zijn doelstellingen met hen bereikt. Gods eeuwige bedoelingen worden volbracht, en toch blijven mensen verantwoordelijk vrij handelende personen van begin tot eind. Zegt u, dat u niet begrijpt hoe dit dan kan? Ik begrijp het ook niet, maar ik geloof het'. Met 'vrij handelende personen' bedoelde Spurgeon dan, dat er van Gods kant geen enkele dwang of drang is tot het kwade. Ongetwijfeld doelde hij hier op de verkeerd beredeneerde Calvinistische leer van de verwerping van eeuwigheid met alle gevolgen van dien voor betrokkenen in de tijd. Opnieuw wordt duidelijk, dat Spurgeon de leer van Calvijn vaak zag door de bril van het Hypercalvinisme. En zo gezien vocht hij dan tegen windmolens, want Calvijn hield wel degelijk de verantwoordelijkheid van de mens staande tegenover de souvereiniteit van God. Zonder dit te weten, zat Spurgeon m dit opzicht helemaal in het spoor van Calvijn.

Weliswaar heeft Spurgeon intuïtief haarscherp aangevoeld, dat beredenering van de Calvinistische leer van de dubbele praedestinatie (verkiezing èn verwerping van eeuwigheid) gaandeweg moest leiden tot een onderwaardering van de menselijke verantwoordelijkheid ten opzichte van de goddelijke souvereiniteit.

In dit licht moet zijn verwerping van 'de verwerping van eeuwigheid' worden verstaan. De leer van de verwerping als praedestinatie (voorbestemming) achtte hij een te verstandelijk doordachte keerzijde van de uitverkiezing van eeuwigheid.

Spurgeon meende hier een scholastieke bloedstoUing te signaleren, die levensgevaarlijk was voor de verantwoordelijkheid van de mens. Het is verbazend hoe theologisch (van God uit!) de niet-theoloog-vanprofessie vermocht te denken. Denken op de hoogte van het belijden: Ik heb geloofd, en daarom heb ik gesproken!

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 januari 1989

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

C. H. Spurgeon en Calvijn (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 januari 1989

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's