Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Luthers uitleg van Psalm 51 (slot)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Luthers uitleg van Psalm 51 (slot)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Luthers boek over Psalm 51 heeft, volgens ons, een drietal kenmerken. De inhoud ervan is Schriftuurlijk, in zekere zin dogmatisch, èn bevindelijk. Over elk van deze drie aspecten laten wij hier het een en ander volgen.

Schriftuurlijk

Ik noemde in de eerste plaats deze uitleg Schriftuurlijk. Luther was een exegeet. Verreweg de meeste van zijn geschriften zijn uitleggingen van Bijbelgedeelten. Aan de universiteit te Wittenberg was Luther hoogleraar in de Bijbelse vakken. Luther was bovendien een Bijbelvertaler. Steeds zien wij hem in zijn commentaren worstelen met de tekst. Bij de uitleg van Psalm 51 was dat met de Hebreeuwse grondtekst. Al nam Luther menigmaal zijn uitgangspunt in de Latijnse vertaling van de Bijbel, de zogenaamde Vulgata, waarbij hij opgegroeid was, de grondtekst was voor hem beslissend. Steeds vraagt hij, heel consciëntieus: Wat staat er? Hij heeft volle ernst gemaakt met het beginsel van het 50la scriptura, alleen de Schrift.

Maar er is meer. Luther heeft niet alleen maar gevraagd: Wat staat er? maar hij heeft tegelijk getracht binnen te dringen in de waarheid van de Schrift. In dit geval betekent dat dat hij getracht heeft de Psalm van binnenuit te verstaan. Luther maakte gebruik van de filologie, de bestudering van de woorden, maar een enkel filologische exegese kon hem niet bevredigen. De woorden vertolkten hem zaken. Wij kunnen eraan toevoegen: en die zaken waren hem persoonlijk niet onbekend. Er heeft in hoge mate een zekere congenialiteit bestaan tussen de tekst van Psalm 51, èn het eigen geloofsleven van de hervormer, tussen David en Luther.

Ook al was Luther zelf er bewaard voor gebleven ooit een zonde te begaan als David die echtbreuk en moord pleegde, toch gevoelde ook hij zich een zondaar voor God. Uit eigen geloofservaring kende hij wat David doormaakte. Dat is het wat Luthers uitleg van deze Psalm zo treffend, zo indrukwekkend maakt. Hier is maar niet een exegeet aan het werk die koel, en op een afstand, de woorden van de tekst bekijkt, maar een uitlegger, een verklaarder van wat God in Zijn Woord ons heeft geopenbaard, en wat de Geest Gods de gelovigen leert.

Dogmatisch

In de tweede plaats noemen wij Luthers exegese — tot op zekere hoogte — dogmatisch. Heel wat 'stukken' van het christelijke geloof komen hier in deze uitleg van Psalm 51 aan de orde. Ik noem de volgende: de zonde, de erfzonde, de boetvaardigheid, het geloof, de rechtvaardiging door het geloof, de heiligmaking, de vrijheid van de christen, de verhouding tussen wet en evangelie; maar verder ook: de Godsleer en de leer aangaande Christus. Dit zijn alle belangrijke geloofsartikelen. Luther houdt ervan om over 'artikelen' te spreken en bedoelt dan geloofsartikelen. Luther was niet een subjectivist. Hij dreef niet op eigen ideeën, gevoelens en ervaringen. Dat heeft hij zelfs radikaal verwor­ pen. Dat zag hij bij de Dwepers of Geestdrijvers, die ook in dit boek van Luther er zwaar van langs krijgen. Heel Luthers 'subjectiviteit' lag ingebed in de openbaring Gods in Zijn Woord. Niet dat Luther een objectivist was; neen, ook dat niet, maar dat komt straks nog aan de orde. De geloofstaal van de Bijbel was de geloofstaal van Luther geworden. In zo'n geval komen de 'stukken' aan de orde.

Er zit een zekere zakelijkheid in Luthers exegese. Hij weet goed waarover hij het heeft, en de lezer weet waarover Luther het heeft. Hij is nooit zwevend, ijl, mysterieus en ongrijpbaar. Luther was een theoloog en dat verloochende hij nooit. Hij heeft met de dogmatiek waarlijk niet een loopje genomen. Er zit in zijn exegese een diepe doordenking van de heilswaarheid, helderheid, klaarheid. Hij was wars van alle Schwarmerei. Gods Woord was hem het vaste fundament waarop hij bouwde. En toch was hij bepaald niet een kille objectivist.

Bevindelijk

Want: in de derde plaats noemen wij zijn exegese bevindelijk. Dogma's zijn hem niet bepaalde 'objectiviteiten' waartoe de christen in geen enkele innerlijke relatie zou staan, en die dus alleen maar zouden dienen tot bevrediging van de behoeften van het intellect. Al wat God in Zijn Woord geopenbaard heeft mikt op het hart. Luther zelf was bij alles wat hij behandelde innerlijk betrokken. God en de duivel, Christus en de machten, dood en hel, zonde en schuld, verzoening en eeuwig leven — het zijn voor Luther alle realiteiten. En wat voor realiteiten! In Psalm 51 kwam hij deze realiteiten tegen en zij resonneerden in zijn eigen hart. Hij stond zelf midden in die realiteiten. Hij kende de strijd, de aanvechting. Zijn eigen hart en leven waren het slagveld. In Luthers exegese horen wij iets van een fanfare. De machten zijn in opmars, er wordt strijd geleverd, er worden, dankzij Christus, overwinningen behaald. De vijanden zijn de paus, de papisten, de monniken, de scholastieke theologen, de wetsdrijvers, de demonen, maar ook: zonde, schuld, dood en hel. Het arme, weerloze christenhart kan in eigen kracht de strijd niet aan. Het gaat er heet aan toe. Het is waarlijk geen toernooi, geen schouwspel, tot vermaak van de toeschouwers, maar bittere ernst. De klok van de eeuwigheid beiert door dit alles heen. Luther spreekt onder ander uit eigen kloosterervaringen.

Wie kan uitkomst bieden? De Wet? De wet verdoemt! Kan God uitkomst bieden? Niet de naakte God (Deus nudus), de hoge Majesteit, want Hij verplettert. Welke God dan? De omklede God (Deus vestitutus), omkleed met het evangelie, de God, die ons Zijn aangezicht heeft laten zien in Christus, die door Hem gezonden is, de God die hoog en heüig betuigt dat Hij genadig en barmhartig is. Die God, die redt! Hoe? Door het geloof! Maar dat geloof moet zich door alles heenworstelen, om tot die God te komen. God Zelf kan Zich anders voordoen dan Hij in wereklijkheid is. 'En de duivel maakt een masker van zijn eigen boosaardige tronie en drukt dan dat masker op het vriendelijke aangezicht van de God en Vader van onze Heere Jezus Christus. Alleen het geloof is bij machte om hier doorheen te breken. Het houdt zich aan het Woord, aan het Woord alléén. Luther zegt graag: aan 'das dürre Wort', dat Woord dat zo schamel, zo sober en zo eenvoudig is, en nochtans waarachtig. David is van dat alles een exempel. Hij ging als door de hel heen, alle grond onder zijn voeten viel weg. Zo'n goede brave, vrome en godvrezende koning, en ziedaar, zo diep gevallen, in een oogwenk tijds! Niets bleef over! Alleen dat éne, Gods barmhartigheid, in Christus, in het evangelie geopenbaard, door het geloof aangenomen. Tot zover over de kenmerken van Luthers uitleg van Psalm 51. Nu nog, tenslotte, een paar argumenten waarom ik dit boek zo nuttig en nodig vind. Ik noem er drie.

Ruime evangeiieprediking

Ten eerste: vanwege Luthers ruime, onbekrompen evangeiieprediking. Hier wordt het evangelie allen die het horen onvoorwaardelijk gepreekt. Het is karakteristiek voor de zuivere reformatorische prediking. Ook Luther was het bekend, dat niet alle hoorders van het evangelie waarlijk tot Christus komen, maar zij mogen wel allen komen. Ook voor Luthers besef was het zó dat alleen diegenen tot Christus komen die gevoelen dat zij Hem nodig hebben, maar dat verleidde hem er nooit toe om te zeggen: Dus mógen alleen komen die berouw hebben. Ergens in dit boek noemt Luther het berouw een conditio (voorwaarde), maar tegelijk wijst hij dan op Gods belofte die tot allen uitgaat. Alleen in die zin kan berouw een 'voorwaarde' heten dat niemand waarlijk wat een Christus hebben kan dan alleen wie met berouw tot Hem komt. De voorwaarde ligt dus, zoals Luther trouwens ook zelf zegt, in de zaak zélf, maar zij mag niet gelegd worden in enig mens. Luther stelt ook nergens enige maat aan het ware berouw. Het ging hem namelijk in wezen niet om dat berouw, maar hierom dat mensen, wie dan ook, en hoe dan ook, tot Christus zouden komen.

Boeteprediking

Ten tweede: vanwege Luthers boeteprediking. Al is het berouw, de zondekennis en de boete niet voorwaardelijk, zij is wel nodig. Er moet tot berouw en boete worden opgeroepen. Zondekennis, schuldgevoel, verootmoediging voor God behoren wezenlijk tot het leven des geloofs.

Het zijn klanken die men, helaas, tegenwoordig niet overal meer hoort, of die beginnen te verzwakken. Maar men zal moeten beseffen, dat er een 'geloof kan zijn dat geen diepgang van aarde heeft, geen wortel heeft. Men kan het gewicht wel eens teveel in de éne schaal leggen, dan is het evenwicht weg. Zonde, vloek, oordeel en toorn Gods, schuld en hel zijn dan woorden, die men niet meer durft of wil gebruiken. De spanning is uit de prediking weg. Luther leert ons wat anders. Waar geen zonde is, is ook geen vergeving; waar geen schuld is, is ook geen verzoening; waar geen hel is is ook geen hemel; en waar geen duivel is, is ook geen Christus.

Als wij in navolging van de reformatoren

positie kiezen voor een onvoorwaardelijke prediking, betekent dat niet dat wij een prediking van geloof zónder boetvaardigheid, zónder bekering, zónder geloofsstrijd voorstaan.

Nergens vindt men, naar ons oordeel, het evenwicht tussen beide, het geloof en het berouw, het geloof en de bekering, de wet en het evangelie (en omgekeerd) zo zuiver als bij de reformatoren, waartoe ook Luther heeft behoord.

Bevinding

Ten derde: vanwege het bevindelijke element in Luthers prediking. Als men 'bevinding' reduceert tot alleen maar een bepaalde 'toeieidende weg', dan zal men bij Luther niet veel vinden. Maar ik kan — heel paradox —, geheel in de geest van Luther zelf, ook zeggen: alle bevinding is en blijft toeleidende weg! Een gearriveerde christen, die er is en zich er misschien op laat voorstaan dat hij er is, dat hij een 'gelovige' is of een 'bekeerde', is voor Luther een onmogelijkheid. Achter het christen-zijn van zulk een christen zet hij een vraagteken.

Luther heeft voluit ernst gemaakt, ook in dit boek, met zijn simul iustus et peccator; een gelovige is een gerechtvaardigde, maar is tegelijk een zondaar; hij is beide in énen. Hij is zondaar in zichzelf, en blijft dat ook, met alle nood, smart, ellende, strijd en aanvechting die daarbij behoren en is — tegelijk — namelijk als gelovig christen, in Christus gerechtvaardigd, met ale vreugde, troost en blijdschap die daarbij behoren.

David was al een kind van God, toen hij viel in het kwaad met Bathseba, en daarom biedt Psalm 51 ons niet een éérste bekeringsweg, en toch moest David gaan door de diepte van schuld en berouw. En zo ziet Luther héél het christenleven. Van de Wet komen wij nooit af, en het Evangelie blijft altijd nieuw. En beide, wet en evangelie, zijn diepgaande realiteiten in, het christenleven, zij worden, om zo te zeggen, bevindelijk gekend.

Wij hebben veel gewonnen als de prediking, prediking des gelóófs wordt, maar wij hebben tegelijk weer alles verloren als men een ander geloof preekt dan dat door strijd en aanvechting heen het koninkrijk Gods ingaat, en overwint.

Luthers prediking, en dus ook zijn uitleg van Psalm 51, kan in hoge mate van nut zijn voor het geloofsleven van de gemeente, door het te verdiepen, te funderen. Luther preekte en doceerde niet zijn eigen bevinding, hij preekte en doceerde Gods Woord, maar dat Woord was hem een doorleefd Woord. Met zo'n Schriftuitleg en Woordverkondiging kan de gemeente van Christus ook heden nog gediend zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 mei 1989

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Luthers uitleg van Psalm 51 (slot)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 mei 1989

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's