Wat de Bijbel zegt over bezit en rijkdom
Geld en goed
De vraagstelling
We willen ons in deze artikelen bezighouden met wat de Bijbel zegt over geld en goed: of eigenlijk over hoe we daarmee moeten omgaan.
Er zijn mensen die zich afvragen of ze wel op een verantwoorde wijze met hun geld en goed omgaan. Het appèl van prof. Goudzwaard slaat aan en brengt mensen tot bezinning. Hebben we het niet veel te goed in ons land?
Voeg daarbij de vragen in verband met het milieu (door het conciliair proces geïntensiveerd op onze tafel gelegd). Genieten wij onze welvaart niet ten koste van het bederf van het milieu? Kan het allemaal niet wat kleinschaliger? Vooral als men onze situatie vergelijkt met die van mensen in de Derde Wereld. O zeker, in ons land, en ook in kerkelijke kringen hebben niet allen het even royaal. Er zijn er die moeten rondkomen van een uitkering of van een zeer karig inkomen. We willen daaraan in deze artikelen niet voorbijzien. We zullen hen ook in het oog houden. Maar toch – de situatie van wie dan ook in het Westen is rooskleuriger dan die van zeer velen in de Derde Wereld.
Onlangs vertelde een dame mij, dat zij tijdens een uitstapje van een aantal gemeenteleden getuige was geweest van gesprekken over vakanties, uitjes en plannen om nog weer in hetzelfde jaar uit te gaan. Zij had zich verbaasd over de royale mogelijkheden tot ontspanning van veel eenvoudige mensen. Onwillekeurig kwam in ons gesprek daarover de vraag op of wij met een bepaalde generatie van kerkleden bezig zijn aan een inhaalmanoeuvre. Is het misschien zo dat wat we in onze jonge jaren, en ook direct na ons trouwen niet gekend hebben, nu alsnog willen inhalen? Vandaar het verlangen om uit te gaan, uit eten te gaan, en met vakantie te gaan, ook op momenten waarop vroeger aan zo'n vakantie niet gedacht zou worden.
Ik schrijf dit niet om er kritiek op te maken. We zeggen alleen dat het begrijpelijk is dat mensen dan toch de vraag voelen opkomen, of hun omgaan met geld en goed verantwoord is.
Individueel en structureel
We willen erop wijzen dat aan het probleem twee kanten zitten, een persoonlijke, individuele kant, en een sociale, structurele kant. Het is goed te bedenken dat we ze beide in rekening moeten brengen. We mogen de ene niet tegen de andere wegschrappen. Dat gebeurt wel eens. Omdat er structureel niets gedaan wordt, helpt het persoonlijke toch ook niets. Of omgekeerd: we letten alleen op het persoonlijke en vergeten het structurele.
We denken vanuit het bijbelse gegeven dat de mens het beeld van God is. Daarmee zijn vier aspecten gegeven: de relatie van de mens tot God; die tot zijn medemens; die in de levensverbanden en de opdracht ten opzichte van de schepping. Uit deze viervoudige taak vloeit voort dat we met het individuele, het sociale, het structurele en het culturele te doen hebben. Zo komen we vlakbij de bijbelse gedachte van het rentmeesterschap. Vanuit een volstrekt persoonlijke verantwoordelijkheid hebben we te doen met het sociale, het structurele en het culturele.
We zouden nu een aantal publicaties kunnen noemen, die zich met ons probleem bezighouden. We zullen daarvan afzien. Alleen vermelden we dat de geëmeriteerde Groninger hoogleraar P. J. Roscam Abbing zich als een der eersten intensief met het onderwerp heeft beziggehouden. Hij heeft het vraagstuk daarbij in een zeer breed kader behandeld.
Rijkdom in de Bijbel
We zoeken in de bijbel naar gegevens met betrekking tot ons onderwerp. We komen in de Bijbel mensen tegen die welgesteld zijn, zowel in Oud als in Nieuw Testament. Abraham is een vermogend herdersvorst (geworden). Genesis 13 : 2 en 24 : 35. Izaak was rijk. Genesis 26 : 12-24. Jacob kon Ezau heel wat toezeggen, zonder dat we de indruk krijgen dat hij zelf daardoor berooid werd. Men zie Genesis 32. David moet wel het een en ander bezeten hebben. Salomo was rijk, zij het dat hij zijn bezit ten koste van zijn volk had verworven. Men zie 1 Koningen 3 : 13 en 10 : 14-29. In het boek Prediker wordt materiële voorspoed gezien als een geschenk van God. Men mag er dankbaar van genieten, 2 : 24, 3 : 12-13, 5 : 17-19, 9 : 7-9a.
In het Nieuwe Testament treffen we vrouwen aan die Jezus dienen van haar goederen. In Jeruzalem werd niemand gedwongen zijn bezit te verkopen. Er waren kennelijk goed gesitueerde mensen in de eerste christelijke gemeente. Ananias werd niet veroordeeld omdat hij niet alles afdroeg. Petrus bestrafte hem omdat hij gelogen had en zich anders had voorgedaan dan hij in feite had gehandeld, Hand. 5 : 4 en 9. De leugen waarmee schijnvroomheid gepaard gaat is voorwerp van kritiek, niet het feit dat hij niet alles aan de armen wilde geven.
God is de absolute Eigenaar
Bij dit alles moet wel bedacht worden dat God de absolute Eigenaar van alles is. Men zie Ps. 50 : 10 en Leviticus 25 : 23. God heeft Israël het land toegedeeld, Deut. 2 : 5. De mens is de gebruiker. Hij kan slechts het zijne noemen wat hem ten gebruike is gegeven. Hij heeft nooit de absolute zeggenschap. In dit verband mag de term rentmeesterschap nog wel eens gebruikt worden. We treffen haar aan onder andere in: Lucas 16 : 2, 12 : 42 en 24 : 45. Een rentmeester staat in dienst van de heer van het huis. Hij moet op diens aanwijzing zorg dragen voor het huis en het goed van de heer. Hij ontvangt volmacht om het werk te doen en aan anderen werk en voedsel toe te dienen. Hij is verantwoording schuldig aan zijn heer. Samenvattend: entmeesterschap betekent: opdracht – volmacht en verantwoordingsplicht aan de heer.
Sociale maatregelen in Israël
We treffen in het oude Israël allerlei sociale maatregelen aan die de armen moeten beschermen. Deze mogen niet van armoede sterven, zelfs niet sociaal ondergaan.
In dit verband mogen genoemd worden het sabbatsjaar en het jubeljaar. Lev. 25; de lossing van het land, 25 : 23-28; en van de huizen, vers 29-34 en de houding jegens de armen, vers 35-55. Hieruit leidt Calvijn de conclusie af, dat de naaste een grens is aan ons bezit.
Waarschuwing tegen rijkdom
Behalve deze gegevens treffen we in de Bijbel ook herhaalde waarschuwingen aan tegen rijkdom. Matt. 6 : 24: men kan niet God dienen en de mammon. De Farizeeën waren geldzuchtig, Luc. 16 : 14. Het is gemakkelijker dat een kameel gaat door het oog van een naald dan dat een rijke het Koninkrijk Gods binnengaat, Luc. 18 : 25. Men bedenke ook dat Paulus zegt dat geldzucht de wortel is van alle kwaad, 1 Tim. 6 : 10. Hij laat erop volgen dat velen van het geloof zijn afgedwaald en zich met vele smarten doorboord hebben. Opmerkelijk de waarschuwing tegen geldzucht èn de vermelding van de afval van velen. Geld doet God vergeten, zou men zeggen. Ook Jacobus wijst uitvoerig op het gevaar van rijkdom, 5 : 1-6.
We herinneren ook aan de kritiek op het sociale onrecht door de profeten. Men leze Amos 2 : 6 en 7 als een scherpe aanklacht tegen Israël. Hetzelfde in Micha 7 : 1-6. Hier is ongetwijfeld te spreken van een protest tegen sociaal onrecht, en van maatschappijkritiek uit de mond van de profeet.
Als we het geheel overzien zijn we geneigd een parallel te trekken met wat de Bijbel zegt over seksualiteit. Deze is een schone gave van God. Zij kan verworden tot een demonie. Geen wonder dat geld en seksualiteit nog wel eens met elkaar vergeleken worden, en dat beide ook een invalspoort voor de zonde zijn. Bezitten kan ontaarden in bezeten worden.
We beginnen het volgende artikel met de conclusie uit het nu vermelde.
W. H. Velema
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 juli 1989
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 juli 1989
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's