Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Toevluchtnemend geloof

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Toevluchtnemend geloof

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zeldzaam

Het is nog altijd een zeldzaamheid, wanneer men iemand in de gemeente ontmoet, die zich verzekerd weet van zijn zaligheid in Christus. Verreweg de meeste gemeenteleden verkeren in het grensgebied tussen aan de ene kant volledige onzekerheid aangaande hun persoonlijk deel aan Christus en ^an de andere zijde een flauwe hoop, dat het met hen wel goed zal komen. Deze toestand van schemering verlamt grotendeels de blijde kracht van het christelijk leven. Zien wij wel, dat een helder en fris geloofsleven wel zover ongewoon onder ons is geworden, dat men het bijna verdacht gaat maken? De meeste gemeentëTeden, voor wie het leven der genade althans niet onverschillig is, behoren tot de zogenaamde bekommerden. Zij komen niet verder dan tot wat men van oudsher de uitgaande daden des geloofs heette. Zij namen toevlucht tot God of tot Christus.

Onderscheid

Het is voor een predikant van groot gewicht om te weten hoe hij de bekommerden moet beschouwen. Zijn ze in het Koninkrijk van God of erbuiten? Als altijd komt het hier aan op een nauwkeurig onderscheid.

Er zijn mensen onder hen, die zomaar om genade roepen. Baat het niet, het schaadt ook niet. Er is bij hen een zekere ontzetting voor dood en hel, en nu keren zij zich tot God of tot Christus om vergeving van zonde en verlossing van de hel, maar het ontbreekt hen aan kennis van het Evangelie. Zij hebben geen gezicht in de gewilligheid Gods om hen in de weg van het geloof en van de bekering genadig te zijn. Zij weten of bedenken in het geheel niet, dat de Heere hen door het Evangelie tot Zich roept. Misschien stemmen zij toe dat anderen geroepen worden, maar daar blijft het ook bij. Zij maken de algemene roeping niet tot een bijzondere, die voor hen persoonlijk geldt. Het ligt in dit geval voor de hand dat zij door gebeden, tranen en beloften God tot barmhartigheid proberen te bewegen. Hoe zondig zulk een pogen is, zien zij niet. Natuurlijk — er zijn gevallen, waarin een roepen om genade niet als zondig mag worden beoordeeld, al is het geen uiting van geloof God duidde het de Ninevieten niet ten kwade, dat zij enkel rekening houdende met de mogelijkheid, dat God barmhartigheid bewijzen zou, om genade riepen. Bovendien was het de raad van Petrus aan Simon de tovenaar om te bidden of zijn zonde hem misschien vergeven worden zou. In dit geval kunnen wij daaruit afleiden, dat het God aangenaam is, zo men ongeroepen tot Zijn barmhartigheid de toevlucht neemt.

God barmhartig

Maar het is een geheel andere zaak wanneer God zelf vóór ons is; door ons Zijn Evangelie te laten verkondigen — wij mogen ons dan niet aanstellen, als achtten wij de roeping door het Evangelie als niets. Als men God tot barmhartigheid wil bewegen, terwijl Hij ons in de verkondi­ ging van het Evangelie een bewijs van zijn barmhartigheid geeft — het laat zich bij enig nadenken beseffen, welk een grote zonde dat is. Christus zelf behoefde God niet barmhartig te maken. God was het uit zichzelf — zeg nu zelf, zou het dan geen grote zonde zijn om God tot barmhartigheid te willen stemmen?

Iemand, die zo handelt gaat Christus voorbij. En, wanneer hij al zich tot Christus begeeft, beschouwt hij deze niet als Middelaar, maar als een die naast de Vader staat, als God en rechter. Het blijkt daaruit, dat hij beurtelings God en Christus om genade aanroept, zonder zich van deze wisseling terdege rekenschap te geven. Door deze terzijdestelling van het middelaarschap van Christus, doet men met zijn hulpgeroep aan de rechtvaardigheid Gods evengoed tekort als aan zijn barmhartigheid. Men onderschat die rechtvaardigheid wel in hoge mate, wanneer men denkt haar met zijn tranen te kunnen bedwingen. En dat, terwijl Christus zijn bloed nodig had om haar genoeg te doen. In zulk een vluchten tot God openbaart zich dan ook geen geloof Het enige, wat er zich in openbaart, is een puur natuurlijke drang tot zelfbehoud.

Wij ontkennen intussen niet, dat dit roepen om genade een voorteken van en toeleiding tot wat beters kan zijn. Het wordt evenwel gevaarlijk wanneer het bij het vleselijk geroep om genade blijft. Weet u wat er dan gebeurt? Sommigen vatten een zomaar invallende tekst, die genade toezegt, voor het antwoord op hun gebed op. Zij doen dat vooral, wanneer deze met ongewone klaarheid en kracht voor de geest komt. Zo bouwen zij hun hoop op een valse grondslag. Hun invallende tekst vervangt bij hen Christus. Anderen, die niets kregen, wat voor antwoord gelden kon, zijn tot wanhoop of tot ongeloof vervallen. Het kan ook gebeuren, dat zij zich in de klasse van de zogenaamde bekommerden lieten inlijven. Zij troosten zich met de gedachte, dat ook deze lammeren tot de kudde behoren en de schaapskooi zullen binnengaan.

Niet vergeten

Men moet nooit uit het oog verliezen, dat het geloof uit het gehoor is en het gehoor door het Woord Gods. Waar het Evangelie op die manier niet gekend wordt, kan van geloof geen sprake zijn. Het geloof is een vertrouwen van het hart, geboren uit de prediking van het Woord. Het heeft tot inhoud de zekerheid, dat God niet alleen gewillig is om zich in Christus met mij te verzoenen, maar mij ook beveelt om mij tot Christus te begeven. Daarbij behoort de belofte, dat Hij mij alsdan vergeving van zonde en het eeuwige leven geven zal. Ziet, dit geloof drijft ons allereerst naar Christus de Middelaar. Er vindt een intense werkzaamheid in ons hart plaats. Er is een aanroepen van Zijn Naam, een aannemen van Hem, een toevertrouwen van zichzelf aan Hem, een overgave aan Hem, waarbij men zich aan Hem kwijtraakt. Dat vluchten tot Christus is dan niet een proberen om Hem te bewegen ons aan te nemen. Welnéén, juist omdat wij geloven aan Zijn Woord: die tot Mij komt zal Ik geenszins uitwerpen, gaan wij tot Hem. Daarom blijven wij ook niet bij Christus staan, maar gaan wij van Hem tot de Vader, terwijl wij ons verlaten op diens belofte. De inhoud van die belofte is, dat God aan allen vergiffenis en leven toezegt, die tot Christus hun toevlucht nemen. Wanneer wij deze weg niet bewandelen, móeten wij het niet vreemd vinden, dat ons gebed niet verhoord wordt.

Geloofszwakte

Wij hebben het toevluchtnemend geloof hier tot nu toe getekend in zijn kracht. Dit neemt intussen niet weg, dat het soms te zwak is, om zonder moeite van het hulpgeroep der ontwaakte consciëntie te worden onderscheiden. Wij spreken dus van een zwak geloof Niet van een half geloof Daarbij blijft men steeds twijfelen zonder te kunnen komen tot het ontkennen, maar ook zonder te kunnen komen tot het geloven. Intussen moeten wij niet vergeten, dat het geloof altijd zekerheid is. Het sluit de twijfel en het wantrouwen ten enenmale uit. Maar desalniettemin — het geloof kan zwak zijn. Dat is, onbekwaam om voldoende weerstand te bieden aan bedenkingen, die van buitenaf worden aangebracht, of, in eigen binnenste oprijzen, zodat het geloof licht bewogen en voor een tijd werkeloos gemaakt wordt.

Van zulk een zwak geloof vinden wij een goed voorbeeld in de Heilige Schrift. Denkt u maar aan de vader van het maanzieke kind. Hij geloofde in de almacht van Jezus. Wij horen hem toch zeggen: Heere, ik geloof. Hij maakte dus een begin met het geloof maar toch was zijn geloof naar eigen oordeel en uitspraak niet sterk genoeg om de twijfel te overwinnen. Hij begeert van Christus versterking van zijn geloof Kom mijn ongeloof te hulp! Wij hebben daar een aanwijzing in, dat het geloof zich nooit bij zijn zwakheid neerlegt, maar naar de volkomenheid streeft. Welnu, zo kan ook iemand, die tot Christus toevlucht neemt, te zwak in het geloof zijn om allerlei bedenkingen als deze te boven te komen: zouden mijn grote zonden mij ook uitsluiten van hen, tot wie het Evangelie zich richt? Heb ik in de uitnodiging van het Evangelie voldoende grond om tot Christus te gaan? Het kan ook gebeuren, dat het vertrouwen op de beloften van het Evangelie wordt tegengestaan door de vrees, of men wel oprecht is in zijn geloof. Het gaat toch immers altijd om een oprecht geloof?

De predikant moet onderscheiden of deze zwakken begeren sterker te worden. Zo ja, dan mogen ze weten, dat God het geloof nooit om zijner zwakheid wil veracht.

Is er nog helemaal geen geloof, maar enkel onrust en bekommering van hart, die zich uit in de vraag: wat moet ik doen om zalig te worden, houdt dan niet terug, dat niemand behouden wordt dan alleen door het geloof in het Evangelie. Zulke harten, ontroerd door schuldbesef moeten stü zijn, en luisteren naar wat God door het Evangelie tot hen zegt. Ze moeten op Zijn Woord tot hen Hem een antwoord geven. Een boetvaardig zondaar past het om te horen naar wat God hem zegt, in plaats van diens woorden door eigen geroep te overstemmen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 september 1989

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Toevluchtnemend geloof

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 september 1989

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's