Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een rotssteen mij te hoog

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een rotssteen mij te hoog

7 minuten leestijd

'Van het einde des lands roep ik tot U als mijn hart overstelpt is, leid mij op een rotssteen, die mij te hoog zou zijn.'Ps. 61 : 3

Eén van de moeilijkheden bij het lezen van de Bijbel is, dat het ons binnenbrengt in een land, waar we ons nauwelijks een voorstelling van kunnen maken. Een land van bergen en van dalen. Wij zijn gewend te leven in een vlak land. Een paar weken vakantie in een berglandschap verandert daar niet veel aan.
Als achtergrond van onze tekst moeten we ons misschien voorstellen een aardverschuiving, zoals die zich in de bergen na een hevige regen kan voordoen. Een stroom van modder en steen stort zich langs de berghelling naar beneden. Redde zich, wie zich redden kan! Temidden van het neerstortend geweld is er een vaste rots, die niet wankelt. Wie daar op komt is veilig. Maar… die rots is te hoog! Ziet u het voor u?
Zo nu gevoelt zich David. Wellicht moeten we ook bij deze psalm denken aan de tijd van Absalom. David is een vluchteling. Hij roept van het einde des lands, ver bij Jeruzalem en het heiligdom des Heeren vandaan. Hij is overstelpt zoals een mens temidden van een aardverschuiving. Er waren andere tijden in zijn leven geweest. Hij zegt ervan: 'Gij zijt mij een Toevlucht geweest, een sterke Toren voor de vijand (vs. 4). Is dat nu alles weg? David kan er voor het moment niet meer bij komen. De Heere lijkt wel vergeten genadig te zijn! Psalm 61 is niet het gebed van een man, die de Heere niet kent, maar het gebed van één die meent de Heere kwijt te zijn. En nu kan alleen de Heere hem uit deze nood verlossen. Ja, dat houdt David vast: 'Ik zal mijn toevlucht nemen in het verborgene Uwer vleugelen.' Waar moet hij anders heen!
Zo vaak is het in het leven zo, dat toch de belangrijkste vraag niet is wàt ons overkomt. Al komen we menigmaal niet verder dan het zien op alle gevaren en bezwaren of die nu van geestelijke aard zijn (geestelijke verlating, aanvechting, overgebleven zonde, etc.) of ook van andere aard (ziekte, verdriet, rouw, tegenslag e.d.). Wat kunnen overigens ook onze zogenaamde uiterlijke omstandigheden, diep inwerken op onze geestelijke toestand! Toch is niet het belangrijkste wàt ons overkomt, maar waar het ons brengt.
Brengt het ons tot opstandigheid, dan krabbelen we onze nagels stuk aan de voet van de rots zonder dat we er op komen.
Wanhoop doet ons verslagen aan de voet van de rots neerzitten of we laten ons zelfs meesleuren in de stroom van de aardverschuiving, die over ons kwam.
David wordt erdoor in zijn hulpeloosheid tot nieuwe afhankelijkheid gebracht. Wat hebben we allen nodig dat te leren, ook als we nog nooit van genade leerden leven. Wat moeten we het daarna steeds weer overleren!
'Leid mij…', zo bidt David. Het wordt voor hem heel persoonlijk. Ook dat kan immers nog zo'n groot gevaar zijn. Er is zoveel in de wereld en ook in de kerk waarover we ons druk kunnen maken. En dat behoeft waarlijk ook niet allemaal onbelangrijk te zijn. Maar toch! Christus zegt: wat baat het u de hele wereld te winnen, wanneer we schade lijden aan onze ziel. Dat noemt men tegenwoordig dan wel geestelijk egoïsme. Maar gaat het niet om de persoonlijke relatie met de Heere in de eerste plaats? Wanneer onze Catechismus over het ware geloof spreekt dan horen we datzelfde geluid: 'niet alleen anderen, maar ook mij' (antw. 21). Zo we niet persoonlijk in de genade delen, dan staan we er buiten. Voor David is dat een onverdraaglijke zaak. Daarom is zijn worsteling zo hevig.
Waarom is die rots zo hoog? Omdat we zo diep gevallen zijn! Eén van de kenmerken van onze tijd is, dat er zo weinig besef is van de heiligheid Gods. De Heere is te rein van ogen om het kwade ook maar te kunnen verdragen! Wie dat leren mag, onder de tucht van de Wet en bij het licht van Gods Geest, leert de diepte van zijn gevallen bestaan zien. Het kan ons dan ook als een aardverschuiving zijn. We dachten altijd nog wel brave en nette mensen te zijn, zelfs kerkelijk en godsdienstig. De Heere, zo vonden we, mocht wel blij zijn dat er nog mensen waren zoals wij. Maar wanneer dat nu eens allemaal onder onze voeten wordt weggeslagen? Dan worden we wat we zijn: ellendig en jammerlijk, arm en naakt. Dan is er niets waarmee we voor de Heere kunnen bestaan. Wat wordt de rots dan hoog!
Maar wat is dan die rots? Mogen we dat niet lezen in de volgende psalm. Daar lezen we: Hij, dat is God, is mijn Rotssteen en mijn Heil, mijn Hoog Vertrek' (Ps. 62 : 3). Het staat er zelfs meer dan één keer (vgl. ook vs. 7 en 8). Wie denkt dan niet aan Christus, die tegen Petrus zegt: 'en op deze petra (deze rotssteen) zal Ik Mijn gemeente bouwen.' Die petra is niet de mens Petrus (zoals de kerk van Rome leert). Op Petrus kon niet gebouwd worden. Niemand heeft dat meer ondervonden dan Christus Zelf. Die petra is de belijdenis van Petrus. De belijdenis aangaande Christus, de Zoon van de levende God. In Hem buigt de hoge en heilige God Zich neer tot in de diepte van onze verlorenheid: in onze lage stand reikt Hij ons genadig de hand! Juist wanneer u zich in de diepten van uw verzondigd bestaan weet, mag u zien op Hem. 'Bezwijkt dan ooit in bittere smart of bange nood mijn vlees en hart, zo zult Gij zijn voor mijn gemoed: mijn rots, mijn deel, mijn eeuwig goed'!

'Leid mij op een rotssteen, die mij te hoog zou zijn.' Heeft zo de kerk van de oude dag niet van verre gebeden om Christus: 'Geef mij Jezus of ik sterf' Een gebed tot God om God.
Nu hebben wij, levend in de nieuwe bedeling, zoveel heerlijker openbaring mogen ontvangen. Hoe worden we destemeer gedrongen om op Hem te zien. Hoe diep we ook gezonken zijn, om Christus' wil komt de nodiging tot u, al waren uw zonden rood als scharlaken en uw schuld niet te berekenen. Wat kan dat ook juist, zoals hier bij David, na ontvangen genade nog weer op ons afkomen. U beging een misstap in uw leven. Dan komt de satan er op af en zegt u: 'Dacht u een christen te zijn? Vergeet het maar, want als dat echt waar was, dan…'. Vult u het zelf maar in. De satan wil u wegsturen bij Christus vandaan. Maar Hij buigt Zich over u neer en zegt: 'Ik ben in al uw benauwdheden benauwd geweest om u een barmhartige Hogepriester te kunnen zijn. Die uw zwakheden kent!' Christus is zo diep afgedaald als u gevallen bent.
Voor ons in eigen kracht is die rots te hoog! Belijd het maar, dat de Heere een Heilige God is voor wie u niet kunt bestaan! Maar voor de Heere is onze diepte niet te diep! Daarom is er voor de Heere niets te wonderlijk. Zelfs niet om een mens te verlossen zoals u bent. Dan zijn (of worden) er twee dingen waar. Genade kost u niets, omdat Christus met Zijn bloed volkomen betaalde voor al uw zonden. Genade kost u alles, alles van uzelf om Christus alleen over te houden. Is dat het wat u nog steeds niet wilt? Dan zult u met het uwe omkomen! Welzalig een ieder, die hoe diep gevallen ook, in Christus al zijn heil, zijn hoogst geluk leert aanschouwen!

Want Uw goedheid, die wij loven,
heeft van boven
mijn geloft' en beê gehoord;
Gij deedt mij tot d' erfenis komen
van de vromen,
wien de vrees Uws naams bekoort.
(Ps. 61 : 4)

P. Kolijn, Krimpen a/d IJssel

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 september 1989

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Een rotssteen mij te hoog

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 september 1989

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's