Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Pastoraat in de moderne tijd (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Pastoraat in de moderne tijd (2)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het navolgende willen we luisteren naar enkele kritische vragen die bij ons op tafel worden gelegd door mensen die zich bezighouden met de beoefening van de praktische theologie. In de eerste plaats geven we aandacht aan een opstel van de emeritus-hoogleraar van de V.U. dr. J. Firet. In de bundel Spreken als een leerling (Kampen, 1987) schrijft hij over 'De bediening van het geheimenis, over het beroep van predikant op de grens van het derde milennium'. Wij leven, zo betoogt hij, in een agnostisch tijdperk. Het 'praktisch agnosticisme' is één van de belangrijkste kenmerken van onze cultuur en van de westerse bestaansbeleving. Het is het gevoel 'je weet het niet en je kunt het niet weten, je kunt van niets zeker zijn'.
Firet spreekt ook van een 'gelaten agnosticisme', dat mijns inziens zo ongeveer overeenkomt met religieus indifferentisme: 'je kunt het niet weten — en dat is nou eenmaal zo' en 'geen interesse — godsdienst interesseert mij niet'. Hebben we als mensen van deze tijd hiervan niet allemaal een touch gekregen? Firet zegt zelfs dat het van ons als een alles doortrekkend grondgevoel in de botten zit. Van hieruit komt de vraag op: 'vergeet ik in mijn theologiseren, in mijn preken, in mijn pastoraat niet teveel, dat het over een mysterie gaat en let ik er niet te weinig op, dat het mysterie werkelijk mysterie is?... Is het een al te stellige affirmatieve (bevestigende) theologie, waarin wij met gemak praten over Gods almacht en Gods alwetendheid, er niet mede schuldig aan dat bij Auschwitz (en alles waar die naam symbool voor is) velen het geloof verloren?' Firet wijst op de grote mystieken, zoals Dionysius de Areopagiet, die het inzicht hadden 'dat geloof niet primair het ultieme weten is, maar het kennis hebben aan wat buiten het weten valt, aan dat wat verlangd wordt, wat gehoopt wordt, aan Hem die boven ons denken en begeren uit onze hoop is' (a.w. 71). Van hier uit voert hij een pleidooi voor het verstaan van de predikant als mystagoog, als inleider en inwijder in een geheimenis. Het christelijk geloof is alles behalve vanzelfsprekend in onze moderne tijd. Wij moeten grondig beseffen dat de mensen niet zomaar weten over Wie wij het hebben als wij de God van Israël, de Vader van onze Heere Jezus Christus ter sprake brengen. Er is niet zomaar kontakt te leggen via de loopbrug van een algemene religiositeit. Die brug is immers opgehaald! Zijn wij pastores die zelf ten volle deel hebben aan de wereld van vandaag met haar verwarring, haar verbijstering, haar niet-weten? Komen we zo tot 'een samen-bestaan' met onze medemensen? De predikant is in deze benadering niet de 'leverancier van het Woord', maar gaat met mensen mee in een pogen tot verstaan te komen: de predikant als mystagoog, geestelijk begeleider, hermeneutische gids. Dit pleidooi voor een nieuw, eigentijds verstaan van de taak van de predikant en pastor loopt dan uit op een treffende verwijzing naar Jesaja 50 : 4, waar we lezen (in de N.B.G.-vertaling) 'De Heere Heere heeft mij als een leerling leren spreken om met het woord de moede te kunnen ondersteunen. Hij wekt elke morgen. Hij wekt mij het oor, opdat ik hore zoals leerlingen doen.' Firet parafraseert: iets zijn voor vermoeide mensen in schemer en duisternis; met hen op weg gaan om iets te ontdekken van bevrijding, hoop, leven, 'de ware en hechte wijsheid' (Calvijn). Predikanten en pastores als medeleerlingen van de moeden. Als we in contact blijven met de levenschenkende Geest in ons, kunnen we mensen uit hun gevangenschap uitleiden en hoopgevende gidsen worden.

Brug
Tot zover Firet. De kritische vraag die hij ons stelt en de uitdaging waarvoor hij ons plaatst is deze: kunnen wij met onze nadruk op het verkondigend pastoraat nog werkelijk een brug slaan naar de moderne, agnostisch mens? Moeten wij niet in veel grotere mate bescheidenheid leren en van allerlei vanzelfsprekendheden afkomen om als bedelaars om licht, mensen die zelf de 'godsverduistering van onze tijd ondergaan, echt solidair te zijn met onze tijdgenoten? Een tweede kritische vraag laten we ons stellen door een leerling van Firet, prof. dr. Gerben Heitink van de T.U. in Kampen. Zijn dissertatie Pastoraat en hulpverlening — inleiding in de pastorale theologie en psychologie (Kampen 1977) is een veel gebruikt handboek voor praktische theologie geworden. Uit zijn definitie van pastoraat blijkt dat hij een duidelijke verbreding van het begrip en dan ook van de pastorale praktijk voorstaat ten opzichte van de (gereformeerde) traditie, waaruit hij zelf voortkomt: 'Onder pastoraat als hulpverlening verstaan wij, dat een pastor een helpende relatie aangaat met mensen om — in het licht van het evangelie en in verbondenheid met de gemeente van Christus — met hen een weg te zoeken in geloofs- en levensvragen.' Belangrijke elementen in deze definitie zijn: de nadruk op de relatie die als zodanig hulp biedt in tegenstelling tot een eenzijdig accent op de boodschap die hoe dan ook overgebracht moet worden. Wat dit betreft wil Heitink een middenpositie innemen tussen de kerygmatische en de 'partner-zentrierte' (op de partner geconcentreerde) zielzorg. De verwijzing naar het evangelie is indirect, waardoor aangegeven wordt dat het Woord van God in een pastoraal kontakt in vele gevallen niet expliciet aan de orde behoeft te komen. Als er gesproken wordt van 'in verbondenheid met de gemeente van Christus', dan is daarmee aangegeven dat pastoraat niet alleen maar binnenkerkelijk gericht mag zijn. Iedereen moet een beroep kunnen doen op de specifieke deskundigheid van de pastor. Deze pastor is er niet om klaar liggende antwoorden mee te delen, maar om te helpen zoeken naar nieuwe inzichten en perspectieven.
Pastoraat heeft niet alleen met geloofsvragen, maar net zo goed met levensvragen van allerlei andere aard van doen. Met name dit laatste aspect haal ik nu naar voren. Heitink ziet in de gereformeerde belijdenisgeschriften een antropologische versmalling optreden. Er was in de reformatie weliswaar sprake van een concen­tratie op de kern van het evangelie, het simui Justus ac peccator tegelijkertijd rechtvaardige en zondaar, de rechtvaardiging van de goddeloze door het geloof alléén. De keerzijde van deze concentratie was echter een reductie. Al het spreken over de mens wordt dan bepaald en beperkt tot de polen van zonde en genade.

Polen
Het pastoraat gaat zich dan voornamelijk afspelen tussen de polen schuldbelijdenis en genadeverkondiging. Heitink stelt daar een bredere, zijns inziens bijbelsere polariteit tegenover: die tussen schepping en herschepping. De mens is tegelijkertijd schepsel en zondaar. De mens als schepsel moet meer dan in de traditie het geval is geweest in het vizier komen en niet langer wegvallen achter de mens als zondaar. Is een pastoraal gesprek alleen maar geslaagd wanneer de schuldvraag in de verhouding tot God en de boodschap van verzoening in Christus met zovele woorden aan de orde is gekomen? Is de belang­stelling voor de situatie waarin de pastorant ­verkeert alleen maar een opstapje om tot het eigenlijke te komen, zoals het bij het traditionele huisbezoek door de ouderlingen voorkomt dat zij wat plichtmatig de nodige koetjes en kalfjes de revue laten passeren om daarna 'ter zake' te komen met een vraag naar het zieleheil? De vraag is derhalve: Hoe geven we als pastores die van harte in de klassiek-gereformeerde traditie willen staan optimaal ruimte aan de mens in al de facetten van zijn leven hier en nu?
Een derde vraagstelling ontleen ik aan het proefschrift van mevr. Riet Bons-Storm, thans hoogleraar te Groningen. De titel van haar dissertatie is Kritisch bezig zijn met pastoraat — Een verkenning van de interdisciplinaire implicaties van de praktische theologie ('s-Gravenhage, 1984). Zij kiest voor de opvatting van pastoraat als 'toespitsing van de Philadelphia'. Dat betekent dat de gemeente zelf subject is van pastoraat. Pastoraat wordt door mevr. Bons-Storm gedefinieerd als 'het met elkaar omgaan, met elkaar communiceren om er samen naar te zoeken wat het is om mens te zijn coram Deo, dat wil zeggen erover te communiceren hoe men zichzelf in de wereld kan gaan zien, in leven en in sterven, als een waardevol mens, door God bemind en aanvaard.'

Gemeente
De plaats waar deze interactie gestalte krijgt en merkbaar wordt in de wereld is de gemeente. In 1 Thessalonicenzen 4 : 9-10 lezen we dat de gemeenteleden in Thessalonica van God zelf geleerd hadden elkaar lief te hebben. Zij waren geen autodidacten, maar theodidacten in de Philadelphia, dat is de liefde als tussen zusters en broeders. 'Deze door God zelf aangeleerde Philadelphia is het cement van de gemeente en de weg om mensen bij de gemeente te behouden en tot de genade uit te nodigen.' Er is groei nodig in deze Philadelphia. Daartoe is de gemeente niet afhankelijk van vrijgestelde theologen. Er mag wel een bepaalde leiding zijn in organisatorische zin. Maar de gemeente is zelf altijd in wording en realiseert zichzelf in philadelphia, omzien naar elkaar in leven en in sterven, onderlinge troost, hulp en vooral bemoediging, met vallen èn opstanding. De ambtsdragers zijn ervoor dat de gemeente een door God geleerde zuster- en broederschap blijft en wordt. Dat betekent dat het pastoraat niet in bijzondere mate aan de predikant moet worden toebedeeld. De beroepsrol van de predikant werkt de totale wederkerigheid in het gesprek tegen. De menswetenschappen leren dat het zeer moeilijk is voor één mens met een bepaald referentiekader tot verstaan te komen met allen die aan zijn zorg zijn toevertrouwd. Mevr. Bons-Storm wil een mentaliteitsverandering bij gemeenten en predikanten. Wanneer de gemeente als subject van het pastoraat wordt gezien, zal de predikant allerlei taken waarvoor hij een specifieke deskundigheid meent te bezitten aan anderen over dienen te laten. Het gemeentelid moet leren niet alleen schaap, maar ook herder te zijn. De massieve druk van de verwachtingspatronen waarover vele predikanten klagen, hebben ze ten dele aan zichzelf te wijten! 'Ook hierbij dient de predikant het complementair zijn van rollen te bedenken. Zolang het handelen van de predikant er niet van ganser harte op gericht is de gemeente au sérieux te nemen, gemeenteleden als gelovigen te respecteren en taken aan hen toe te vertrouwen en dit op een zakelijk-efficiënte wijze te effectueren, zullen de gemeenteleden lauw, passief en ongeïnteresseerd blijven. De predikant draagt in deze de last van een te lang ontkennen van de subjectiviteit van de mens in de wereld van de kerk' (a.w. 145). De gemeente zal zich door een pijnlijk proces moeten heen worstelen, waarbij waarschijnlijk velen de neiging zullen hebben af te haken, als zij niet meer professioneel geestelijk verzorgd worden, als ook anderen dan de 'echte' pastor op bezoek komen; als ook zijzelf verantwoordelijk gesteld worden voor de aandacht aan de ander.

De kritische vraag van mevr. Bons-Storm is dus of de traditionele pastores die wij zijn met alle goede bedoelingen en met alle prijzenswaardige inzet en ijver niet bezig zijn de gemeente in een ongezonde positie van afhankelijkheid en onmondigheid te bevestigen. Het pastoraat moet weer aan de gemeente teruggegeven worden. Zijn we bereid ons te bezinnen op veranderingsstrategieën om weer te komen tot pastoraat als toespitsing van de Philadelphia met de gemeente als subject?

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 1990

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Pastoraat in de moderne tijd (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 1990

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's