Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bijbelse verkenning

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bijbelse verkenning

Gemeenschap der heiligen (1)

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Referaat, gehouden tijdens de jaarvergadering van de Gereformeerde Bond op 30 mei 1990 te Nijkerk)

Inleiding
Ieder mens is, vanuit Gods schepping bezien, aangelegd op gemeenschap.
God heeft de mens in gemeenschap geschapen: eerstens in relatie tot Zichzelf, tweedens in relatie tot zijn medemens.
De relatie God-mens berust op een liefdevolle omgang tussen de Schepper en Zijn schepsel. Terwijl Adam en Eva wandelden in Gods Eden, hoorden zij de stem van de Heere God aan de wind des daags. (Gen. 3 : 8)
De relatie van mens tot mens berust van oorsprong op het wonder van het geschapen zijn van man en vrouw, en wel naar Gods Beeld en Gelijkenis. God wil niet dat de mens eenzaam zijn weg gaat. Daarom schept Hij de mens tweezaam, mannelijk en vrouwelijk.
Tweezaam is ook gemeenzaam; beide leven zij in het Beeld-Gods-zijn; beide leven zij uit één Levensbron, de drieënige God; beide zijn ze geschapen tot één doel, God hun Schepper te eren, te loven en te prijzen.
Want aan de basis van hun gemeenschap met God en met elkaar ligt het Woord des Heeren: 'Het is niet goed, dat de mens alleen zij'.
Zo was het, leert ons de Schrift. U weet dat diezelfde Schrift ons de breuklijn tekent tussen de eerste twee hoofdstukken van de Godsopenbaring en Genesis 3. De rampzalige val bracht een breuk in de relatie God-mens, en hierop brak nu juist stuk, wat God als band der gemeenschap tussen mens en mens gewild, geschonken en bedoeld had.
In die gebrokenheid verkeren wij mensen en dat maakt ons door eigen schuld tot individualisten, tot egoïsten, tot vijanden van God en de naaste.
We hebben de bodem waarop de oorspronkelijke gemeenschap rustte onder onze eigen voeten weggeslagen: wat we over hebben gehouden? Het pure zelf, de gure eenzaamheid, het klimaat van Kaïns leefwereld, het: ben ik mijns broeders hoeder?
Dat we ons desondanks mogen bezighouden met wat wij noemen en belijden, nl. 'ik geloof de gemeenschap der heiligen', is een puur wonder van Gods genade, zuur verdiend, gemeenschapsdervend verworven aan een vloekhout, duur betaald in het uur dat onze dierbare Borg en lieve Zaligmaker uitriep: 'Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?'
Eenzaamheid van dè Eenzame, zoals er nooit één mens op aarde eenzaam was en is. Opdat Hij ons tot God zou brengen. Tot God en tot elkaar. Heidenen en joden één in Christus, die Hij beide met God in één lichaam verzoend heeft, door het kruis, de vijandschap aan hetzelve gedood hebbende. En Hij heeft die twee in Zichzelven tot een nieuwe mens geschapen, vrede makende. Het is deze Christus, Zoon des Vaders, Middelaar Gods en der mensen Die de nieuwe basis heeft gelegd voor de gloednieuwe gemeenschappen die Zijn gemeente bouwt op het fundament van apostelen en profeten, waarvan Hij zelf, Jezus Christus, de uiterste Hoeksteen is. Zo welft zich Gods gemeenschapsherstellende genade in dat machtige Efeze 2 over de breuk van Genesis 3. Het maakt de breuk ongedaan, volkomen en volledig. Het is geen kwestie van lijmen en krammen, maar hier klinken de bazuinen van het Evangelie der verzoening, in de verticale dimensie naar God de Vader toe en in horizontale dimensie naar elkaar, als broeders die liefdevol samenwonen onder het ene dak van Gods genade, een woonstede Gods in de Geest. (Vergelijk Efeze 2 : 11-22)
Na deze inleidende opmerkingen, waarin drie grote lijnen met betrekking tot het begrip gemeenschap zichtbaar werden, nl. de geschapen, de gebroken en de herstelde gemeenschap, stel ik u voor aan de hand van de Schrift eerst met elkaar te letten op:

Gemeenschap in de Bijbel
Voor zover wij konden nagaan kent het Oude Testament geen Hebreeuws woord voor gemeenschap. We kunnen dit spijtig vinden, maar dat hoeft niet. Immers de zaak zelf, waar het in de gemeenschap om gaat is van bladzij tot bladzij aanwezig. Je zou de openbaring Gods, zoals die in het Oude Testament tot ons komt, kunnen lezen in het licht van de gemeenschap. Waar was de gemeenschap tussen God en de mens, tussen de mensen onderling, tussen de mens en zijn wereld, reiner, hoger, zuiverder en verhevener, dan daar waar Gods scheppersogen zagen al wat Hij gemaakt had, en Gods scheppingwoorden weerklonken in het lied: En God zag al wat Hij gemaakt had en zie het was zeer goed! (Gen. 1 : 31). Dat was vóór de val. En daarna?
Dan zien we dat God, met wie wij de gemeenschap verbroken hebben, zich vrijwillig en vrijmachtig toewendt, naar de zich van Hem afgewende mens. God zoekt als Eerste gemeenschap. Verder krijgt de gemeenschap door heel het Oude Testament heen gestalte en gehalte in het woord Verbond. Met name en heel concreet treedt God in relatie met de patriarchen, zoals bijvoorbeeld Noach en Henoch, die genade vonden in de ogen des Heeren. Tenslotte roept God Abraham en in hem het volk Israël tot Zijn gemeenschap. Het Verbond is de weg die God gaat, om vanuit Zijn vrijmachtige verkiezing in gemeenschap te komen met Abraham, met het volk van Abraham, en in Abraham op den duur met alle geslachten der aarde. Eeuwenlang neemt Israël een uitzonderingspositie in.
Want gij zijt een heilig volk de Heere uw God: en u heeft de Heere verkoren om Hem tot een volk des eigendoms te zijn uit alle volken, die op de aardbodem zijn (Deut. 7 : 6 en 14 : 2). Gemeenschap en verbond vallen dus geheel samen.
Door het Verbond ontstaat er gemeenschap, en die gemeenschap zoekt de mens niet, ook Israël niet, maar Gòd, gedreven door het wonder van verkiezend welbehagen, waaruit blijkt dat Hij de mens niet missen wil; geconcretiseerd in de roeping en de verbondssluiting, gesteund door het verbondsteken der besnijdenis, hetwelk een zegel van de gerechtigheid des geloofs genoemd wordt. Dus wie verbond zegt, zegt gemeenschap. Het feit dat God door het Verbond met het volk in gemeenschap komt — een verbond dat Hij meermalen met een huwelijksgemeenschap vergelijkt — maakt Israël tot een volk van broeders, omdat zij vooral een theocratische en godsdienstige gemeenschap vormden. Een unieke godsdienstige gemeenschap overigens, zoals die in het oude Oosten verder niet voorkwam. Het sterk ontwikkelde en door de wetgeving benadrukte sociale besef in Israël mag als een vrucht van de Verbondsgemeenschap tussen God en Zijn volk aangemerkt worden. Vrucht en daarom ook opdracht. Op die manier wordt èn in de cultus èn in de cultuur van Israël de gemeenschap der heiligen zichtbaar.
Raadplegen wij het Nieuwe Testament dan vinden wij voor gemeenschap in vele variaties en diverse verbanden het woord koinonia, als grondwoord voor al wat met de gemeenschap der heiligen te maken heeft. Het hart van de gemeenschap der heiligen klopt in de gemeenschap der gelovigen met Christus.

Sleutel
Als sleuteltekst kan genoemd worden 1 Corinthe 1 : 9: 'God is getrouw, door Welke gij geroepen zijt, tot de gemeenschap van Zijn Zoon Jezus Christus, onze Heere' (F.J. Pop, Bijbelse Woorden en hun geheim, I, pag. 47). God roept, en dat roepen is te duiden als het verkiezend handelen van God, bij Wie het initiatief berust, omdat Hij alzo lief de wereld heeft gehad, dat Hij Zijn Zoon in de wereld heeft gezonden. Door Gods roeping, zo wordt tot de gelovigen in Corinthe gezegd, hebben zij, die buiten de gemeenschap met God leef­den, en dus reddeloos verloren waren, deel gekregen aan het hele heilswerk van Christus.
God, Die met de zonde geen gemeenschap kan en wil hebben, gaf Zijn zoon over in lijden en dood tot voldoening van de schuld en zo tot verzoening van de zonde. Hij is de God, Die in en door Christus verzoend wordt.
De grondslag voor de gemeenschap is — hoe kan het anders — de verzoening met God, en de reddeloos verlorenen, die zich van nature in een doodssituatie bevinden, omdat zij zonder God en zonder hoop in de wereld zijn, (Efeze 2 : 12) wil God, naar Zijn vrijmachtig welbehagen, door de roeping, die tot ons komt in de verkondiging van het Evangelie, brengen tot de gemeenschap met Zijn Zoon Jezus Christus.
Met nadruk onderstrepen wij wat dr. J. van Genderen kernachtig onder woorden brengt: 'De gemeenschap met Christus, het deel hebben aan Hem en Zijn heil, wordt door God tot stand gebracht, en niet door de mens zelf'. Aan de andere zijde komt die gemeenschap tot stand door de daad van het geloof, waarmee de geroepen mens door de Heilige Geest gedrongen en bewerkt wordt, zich los te maken van alle dodelijke verbintenissen en zich volledig aan Gods genade in Christus uit te leveren. Zo krijgen de gelovigen werkelijk deel aan alles, wat Christus heeft: zij worden met Hem begraven in de dood en worden deelgenoot van Zijn opstandingsleven. Onze oude mens wordt met Christus gekruisigd: aan het leven zonder God en zonder hoopt komt een einde, en hij krijgt in Christus een nieuw leven met en onder God. Hier klinken de gouden harptonen van de gemeenschap der liefde, en is de christen in de nieuwe levenswerkelijkheid geplaatst. Deze gemeenschap is in haar wezen trinitarisch van aard. Het is gemeenschap met de Vader, en met Zijn Zoon Jezus Christus (1 Joh. 1 : 3). Een relatie waarvan de Heilige Geest de Bewerker en Schenker is, en die in Philippenzen 2 : 1 als gave van de Geest erkend wordt. Een gemeenschap zo innig, dat zij vergeleken wordt met een lichaam, waarvan elk deel verbonden is met het Hoofd, Jezus Christus. Ook wel vergeleken met het innigste verband van Bruidegom en Bruid. En in deze verbondenheid met Christus is en wordt de gemeente van zondag tot zondag gesteld onder de zegen die op haar gelegd wordt: 'De genade van onze Heere Jezus Christus, en de liefde Gods, en de gemeenschap des Heiligen Geestes, met u allen' (2 Corinthe 13 : 13) 'Zo mogen wij in onze harten voor vast houden, dat allen, die door de goedertierenheid van God, de Vader, en door de krachtige werking van de Heilige Geest gekomen zijn tot de gemeenschap met Christus, afgezonderd zijn tot het eigendom en de eigen bezitting Gods, en dat wij, daar wij tot hun getal behoren, deelgenoten zijn van zo'n grote genade'. (Calvijn, Inst. IV-l, 3)

Vulling
Nu wij de grond en het wezen van de gemeenschap der heiligen als gemeenschap met God in Christus door de Heilige Geest hebben aangeduid, vinden wij met name in het Nieuwe Testament wat het woord koinonia voor vulling krijgt in de levenspraktijk van de gelovigen.
Het woord 'gemeenschap' komen wij in verschillende verbanden tegen, en de uitingsvormen van die gemeenschap dienen als bouwstenen voor het geestelijk huis, dat opgetrokken wordt op het fundament van de gemeenschap met de drieënige God, tot een woonstede Gods in de Geest. Van die bouwstenen kan het volgende gezegd worden:
De gemeenschap der heiligen is een gemeenschap des geloofs. Titus is Paulus' oprechte zoon, krachtens het gemeenschappelijk geloof (Titus 1 : 4). Aan Filemon bidt hij toe dat de gemeenschap des geloofs in liefde en geloof aan de Heere Jezus en jegens alle heiligen krachtig, dat is werkzaam mag worden (Filemon 6). De gemeenschap des geloofs is tegelijk gemeenschap aan het Evangelie (Filippenzen 1 : 5). Het doel van de evangelieverkondiging is 'dat gij gemeenschap met ons zoudt hebben, en deze onze gemeenschap ook zij met de Vader, en met Zijn Zoon Jezus Christus'. (1 Joh. 1 : 3)
De gemeenschap met elkander (1 Joh. 1 : 7) in de eerste Johannesbrief is vrucht, waarmerk en effect van de gemeenschap met God. Hierbij geldt de broederliefde als criterium voor die gemeenschap. Immers die niet liefheeft, heeft God niet gekend; want God is liefde'. (1 Joh. 4 : 8 v.v.) Daarom moet men in twijfel trekken, of de gemeenschap met de Heere er werkelijke is, als de concrete gemeenschap met de broeders ontbreekt' (Van Genderen, Apeldoorns Studies, hoofdstuk 3).

Concreet
Concrete gemeenschap met de broeders is gezamenlijk deel hebben, dat is gemeenschap hebben aan het lijden van Christus (1 Petr. 4 : 13). Vandaaruit is er sprake van mede-lijden en gemeenschapsoefening in elkaars verdrukking. Paulus dankt als hij er aan denkt hoe de christenen in Filippi gemeenschap gehad hebben met zijn verdrukking.
Ze hebben daadwerkelijk met hem meegeleefd, meegeleden, meegebeden (Filippenzen 4 : 14).
De Hebreën hebben gemeenschap gehad met degenen die om Christus' wil smaad en verdrukking moesten lijden. Ze hebben hetzelfde lijden ondervonden (Hebr. 10 : 33).
Dit gemeenschappelijk lijden bindt het lichaam van Christus samen, zodat de leden van dit éne lichaam ééndrachtig voor elkaar zorg dragen. Het lijden van de één is het lijden van de ander, en de vreugde van de één is de vreugde van de ander (1 Cor. 12:26).
Concreet neemt die gemeenschap gestalte aan in de door de Heilige Geest gewerkte eendracht en eenheid, die leidt tot een gemeenschap die een geestelijke en stoffelijke zijde heeft. Geestelijk komt de eenheid van het lichaam van Christus o.m. tot uitdrukking in het Heilig Avondmaal, waardoor èn de gemeenschap met Christus èn die met het lichaam van Christus onderhouden wordt. Er is in de eerste christengemeente Tafelgemeenschap, waarin zij telkens opnieuw Christus en elkaar ontmoeten. Ook weet men binnen die gemeenschap geld en goed te delen. Concluderend zijn dus koinonia, (gemeenschap) en diakonia, (bereidheid tot dienst en delen) onlosmakelijk met elkaar verbonden. Van Genderen wijst er op dat we die twee begrippen niet moeten vervluchtigen tot humanitaire deugdzaamheid. Hij zegt: 'De gemeenschap, waarvan we in Handelingen 2 lezen, komt tot uitdrukking in de geestelijke verbondenheid, maar zij gaat daar niet in op. Ze komt uit in de materiële hulp, maar gaat daar evenmin in op. Het is een veelomvattende werkelijkheid, die veel en veel meer inhoudt dan een bepaalde gezindheid en bepaalde gevoelens jegens elkaar. We moeten erop bedacht zijn het woord 'gemeenschap' in bijbels licht te lezen (Van Genderen, idem). Soms wordt het woord koinonios gebruikt als iemand aandeel heeft in de verbreiding en verkondiging van het Evangelie. Paulus noemt Titus zijn koinonos, zijn medestander.
Van alles wat we tot nu toe in de Schrift gevonden hebben, met betrekking tot de gemeenschap der heiligen, kan gezegd worden dat de gemeenschap met Christus centraal staat, dat zij een gemeenschap is die de gelovigen wordt gegeven, door de Heilige Geest tot stand wordt gebracht en in stand wordt gehouden.
De gemeenschap van de christenen onderling komt niet van onderop. Ook hier geldt: uit u in der eeuwigheid geen vrucht. Zij komt van boven af en daarom is zij vrucht uit de Wijnstok Christus, zonder wie wij niets kunnen doen. Het eigene, het specifieke van deze gemeenschap 'wordt niet beherst door wat wij voor elkaar voelen, maar door wat de Heere met hen doet'. (Van Genderen, idem)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 juni 1990

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Bijbelse verkenning

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 juni 1990

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's