Redelijke godsdienst
... Welke is uw redelijke godsdienst Rom. 12: 1b
Geen theorie
Wilhelmus à Brakel gaf in 1700 een dogmatiek uit, die hij de naam gaf: 'De Redelijcke Godtsdienst'. Het is een dogmatiek waar nog weleens op teruggegrepen wordt. Vader Brakel zegt... en dan volgt er een citaat uit dit lijvige boekwerk. W. à Brakel gaf zijn boek die titel mee, omdat hij er vanuit ging, dat elk redelijk schepsel, begiftigd met een goed verstand, (de rede) de mogelijkheid bezat om God, en alles wat met het werk van God te maken heeft, te leren kennen. Natuurlijk was dat voor à Brakel niet de bevindelijke hartekennis, maar deze theoretische kennis over God en Zijn werk was toch niet onbelangrijk.
Zou Paulus nu met deze woorden uit Rom 12, waar hij het dan ook heeft over 'een redelijke godsdienst', hetzelfde hebben bedoeld als à Brakel? Nu, ik geloof er niets van. Paulus heeft het, zoals we dat verleden week gezien hebben, aan het begin van Rom. 12 over de praktijk van het christendom. Heel het christenleven behoort één offerande te zijn aan God. Dan heeft dat naar mijn gevoel niets uit te staan met een godsdienst, die zou bestaan uit het formuleren van allerlei geloofswaarheden. Het gaat Paulus niet om de theorie, om de vaak dorre dogmatiek, maar om de praktijk der godzaligheid. Dit is voor hem de redelijke godsdienst.
Het gaat om het innerlijk
Toch wekt dat woordje 'redelijk' wel enige verwarring. In het Grieks staat er 'logiké'. Wie denkt dan niet aan ons woord 'logisch'. Met ons logisch verstand kunnen we iets beredeneren. Echter, hoe vreemd het misschien ook klinkt, wanneer Paulus het hier heeft over een 'logiké latreia' dan bedoelt hij niet een uiterlijke theoretische godsdienst, maar juist een godsdienst, die met het innerlijk, met het hart te maken heeft. Zoals er in de mystiek van die dagen gesproken werd een godsdienstige handeling die in overeenstemming moest zijn met de 'in iemand wonende Rede', zo wil Paulus ook dat het praktische christendom te maken heeft met een innerlijke levenshouding, met een hartelijke betrokkenheid op God. Zoals de mystiek niets moest hebben van een uiterlijke cultus, zo moet ook Paulus niets hebben van een godsdienst, die maar een uiterlijk vernisje is. Met deze achtergrond gebruikt hij dus dat woordje 'logiké'.
Wanneer we dit alles goed op ons in laten werken, dan mag de vraag wel gesteld worden hoe onze godsdienst is. Is er bij ons die 'redelijke godsdienst', die te maken heeft met het hart? Hoe vaak moeten we het niet constateren, dat onze godsdienst niet meer is dan een uiterlijke schil. Wanneer het uiterlijke vernisje weggeschrapt wordt, blijft er vaak niets meer over. Wat heb je aan zo'n uiterlijke, inhoudsloze godsdienst? Niets toch! Zojuist heeft Paulus gesproken over de opoffering van het lichaam tot een levende, heilige, Gode welbehagelijke offerande. Deze opoffering in de dienst van God verdraagt zich toch niet met allerlei uiterlijkheden. Voor Paulus is het zeer belangrijk, dat de godsdienst, de dienst aan God, gevoed wordt vanuit een innerlijke overgave aan de drieënige God, Anders stelt voor hem heel de godsdienst niets voor.
Geen zondagschristendom
Wat dat betreft, noopt dat ons tot zelfonderzoek. Er is heel wat godsdienst in onze tijd. In allerlei vormen en hoedanigheden komt het voor. Misschien vinden wij onszelf ook nog wel redelijk godsdienstig. Op de schaal van de godsdienstigheid geven we onszelf nog een aardig cijfer. Het kan ermee door. Misschien dat we heimelijk denken dat de Heere nog wel redelijk tevreden is over onze godsdienst. We doen er toch nog wat aan. Hoevelen zijn er, die niet meer bidden, niet meer bijbellezen en ook de kerkgang achterwege laten? Nee, als we daarop letten, dan zijn we toch nog redelijk godsdienstig. Ja, alsof het dat is wat Paulus hier bedoelt. Godsdienst, die meer te maken heeft met een stukje burgerlijk fatsoen dan met de zuivere onbevlekte godsdienst van het hart. Nee, dat verfoeit Paulus. Dat is godsdienst waar niet de innerlijke betrokkenheid op God geproefd wordt. Dat is godsdienst waar je de ijskoude wind van de dode orthodoxie tegemoet waait. Godsdienst waar de zelfgenoegzaamheid en de zelfingenomenheid hoog genoteerd staat. Godsdienst die zich vaak alleen op de zondag afspeelt en verder door de week zich alleen wat aan de oppervlakte vertoont. Er wordt niet afgestoken naar de diepte.
Ontmaskert het u niet in uw zondagschristendom, wanneer Paulus hier spreekt over de redelijke godsdienst die heel uw leven heeft te doortrekken. Ons leven een offerande betekent een godsdienst, die zich ook voltrekt op de maandag tegenover uw lastige collega's. Of op de dinsdag tegenover je haatdragende klasgenoten. Of op de woensdagavond als er in uw gemeente een bijbelkring wordt gehouden. Of als je op donderdag in de kazerne hebt uit te komen voor je geloof. Kortom, dat is de redelijke godsdienst, die Paulus bedoelt. Heel ons lichaam, heel ons bestaan, heel ons doen en laten, één opoffering in de dienst aan God.
Ons hele leven een eredienst
Dat woordje 'latreia' in onze tekst kan ook vertaald worden met 'eredienst'. Paulus zou dus bedoelen, dat heel ons leven een eredienst zou moeten zijn. Zoals we zondags een eredienst meemaken, zo moet ons leven zijn. Alles in zo'n zondagse eredienst staat in het teken van de verering van God. Nu is het Luther geweest, die een keer opmerkte, dat de eredienst begint wanneer de gemeente de kerk verlaat. Een opmerkelijke gedachte. Een eredienst begint toch juist als de gemeente de kerk inkomt? Toch is die gedachte van Luther niet vreemd. Evenals Paulus vindt hij dat heel ons leven een eredienst behoort te zijn. En dat voltrekt zich juist tussen de zondagse erediensten. De verering van God omspant immers ons hele leven. Ons hele leven behoort een levend dankoffer voor de Heere te zijn. Dat is een leven van overgave, ja totale overgave aan de Heere. Hier is geen sprake van halfheid of halfslachtigheid. Hoe kan het. Waar de Heere ons opeist, eist Hij ons helemaal op. We kunnen in de kerk nog weleens een eredienst meemaken, die ons verveelt. Echter van deze eredienst die Paulus hier bedoelt, krijgt niemand genoeg. Die redelijke godsdienst verveelt nooit. Immers in die hartelijke overgave aan de Heere zingt het in ons binnenste: 'Uw liefdedienst heeft mij nog nooit verdroten'.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 september 1990
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 september 1990
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's