De traditie en onze tradities
Inleiding
In zekere zin is ieder mens te typeren met de woorden 'een traditioneel wezen'. Niemand is puur origineel. Dat zouden we soms wel willen zijn. Wie droomde er nimmer van een nieuw licht te zijn in de theologie of op de kansel? Wie van ons meende nooit, al was het maar gedurende enkele seconden, dat de gemeente uit onze mond iets hoorde dat ze nog nooit tevoren had gehoord? Maar we komen er veelal spoedig achter wie we in werkelijkheid zijn. Mensen die op de brede schouders van hun voorgeslacht staan. We worden van jongsafaan omspoeld door en raken onder de invloed van een stroom van gedachten door filosofen en theologen ver vóór ons bedacht en geformuleerd. We zaten eens op moeders schoot en leerden de eerste woorden in onze 'moerstaal' brabbelen. Vader bracht ons gebruiken en gewoonten bij, waarvan hij vond dat ze goed voor ons waren. Het onderwijs dat we genoten, zette ons bij de bronnen van geloof en cultuur. Het ouderlijk huis en het kerkelijk milieu waarin we werden grootgebracht, blijven ons hele leven stempelen en richting geven. Juist zij die zich in woord en geschrift soms zo heftig en rancuneus keren tegen de traditie waaruit ze zijn voortgekomen, geven daarmee aan er nog nimmer geheel van losgeraakt te zijn. Wij mensen blijven immer gebonden aan opvoeding en afkomst. Want wij zijn nu eenmaal traditionele schepselen. Of we dat nu leuk vinden of niet, het is niet anders.
Wat bedoelen we met het woord 'Traditie'? We bedoelen ermee dat er van persoon op persoon, ook van generatie op generatie, mondeling aanvankelijk doch later ook schriftelijk geestelijk bezit en cultuurgoed wordt overgedragen en doorgegeven (enigszins vrij naar Van Dale's Groot Woordenboek der Nederlandse Taal, 1984 11).
Traditie en bijbel
In de bijbel treffen we dat wat in het woord 'traditie' wordt bedoeld volop aan. Van vader op zoon worden de grote daden Gods in schepping en verlossing doorverteld en overgedragen. De grote feesten onder Israël bieden volop gelegenheid Gods heilshandelen uit te beelden en opnieuw tot leven en beleven te brengen. God geeft Zijn volk juist daartoe de opdracht Zijn feesten en inzettingen getrouw te onderhouden. De hele Thora als goddelijk levensonderricht vraagt om doorvertellen en doorvertalen door alle eeuwen heen en onder allerlei omstandigheden. Bij de instelling van het Pascha luidt het goddelijk consigne: Onderhoudt dan deze zaak, tot een inzetting voor u en uw kinderen tot in eeuwigheid. En op de vraag van een nieuwe generatie 'Wat hebt ge daar voor een dienst?', mag het antwoord komend uit het voorgeslacht luiden: Dit is voor de Heere een paasoffer (Ex. 12 : 24-26).
Traditie is een volop levende geloofshandeling geweest van de ene generatie naar de volgende generatie. Het had een plaats in de liturgie, gelijk blijkt uit Psalm 78 waar de gemeente Gods in haar lied betuigt dat ze haar mond zal opendoen om verborgenheden van oudsher in rijke mate mee te delen en door te geven aan het navolgende geslacht. Als in een estafetteloop reikt het ene geslacht aan het volgende het verhaal over van 'de loffelijkheden des Heeren, Zijn sterkheid, Zijn wonderen die Hij gedaan heeft' (Ps. 78 : 2-4). Het hoort tot Gods gebod dat 'Zijn getuigenis in Jakob' en 'Zijn wet in Israël' van vader op zoon worden doorgegeven. Men behoefde niet voor elke generatie weer iets nieuws te bedenken. God liet het oude nieuw zijn in de gelovige doorvertelling (=traditie) van de vaderen aan de zonen en van de moeders aan de dochters.
In wat wij noemen het Nieuwe Testament komen we een soortgelijke werkelijkheid tegen. Het is met name de apostel Paulus die steeds de nadruk legt in zijn brieven op wat aan hem is overgeleverd en wat hij daarom ook zelf weer aan de gemeente heeft doorgegeven. Het Evangelie wordt overgeleverd van de een aan de ander. Apostelen staan van Godswege in deze stroom als gezanten, geroepenen, representanten van Christus Zelf Paulus prijst de gemeente Gods te Corinthe daar ze 'de inzettingen behoudt, gelijk ik u die overgegeven heb' (1 Cor. 11 : 2).
Bekend zijn Paulus' woorden ten aanzien van het Heilig Avondmaal: 'Ik heb van de Heere ontvangen hetgeen ik u ook overgegeven heb...' (1 Cor. 11 : 23). En als het gaat om de ook toen al aangevochten boodschap van Christus' opstanding, beroept de apostel zich opnieuw op de overlevering als hij schrijft: 'Want ik heb u ten eerste overgegeven, hetgeen ik ook ontvangen heb...' (1 Cor. 15 : 3). Verder hamert Paulus er ook op dat de gemeente vasthoudt aan wat haar is overgeleverd: 'Zo dan, broeders, staat vast en houdt de inzettingen, die u geleerd zijn, hetzij door ons woord, hetzij door onze zendbrief' (2 Thess. 2 : 15). Het heil der gemeente hangt zelfs af van het vasthouden aan de haar overgeleverde boodschap aangaande kruis en opstanding van Christus: 'Door hetwelk gij ook zalig wordt, indien gij het behoudt op zodanige wijze, als ik het u verkondigd heb' (1 Cor. 15 : 2).
Wie het dus over traditie heeft, komt bij de prediking der apostelen terecht, bij de verbreiding van het christelijk geloof via de mondelinge overlevering, de parádosis toon apostoloon. De oudste christenen hebben mondeling elkaar de prediking der apostelen doorverteld. Ze waren volhardend in de leer der apostelen. En ze hebben dat niet gedaan als zou hier sprake zijn van een leer van mensen, maar ze deden het vanuit een diep geloofsbesef dat in de leer der apostelen een boodschap van God zelf door de Heere Jezus Christus werd geopenbaard en tot hen was gekomen. Irenaeus noemt de heilige Traditie dan ook 'kèrugma of canon der waarheid'.
Daarmee is de traditie der apostelen tegelijk gekwalificeerd. Het gaat in deze Traditie maar niet om een menselijk leersysteem of geformuleerd dogma. Neen, het gaat hier om 'getuigenis van Goddelijke waarheid, van openbaring Gods in en door de Heere Jezus Christus... De overlevering der apostelen is getuigenis van een levenwekkend Woord, getuigenis van het wonder, waaruit de Kerk geboren is' (J. Severijn). Levende traditie kent dan ook niet slechts een weg van mond tot mond, maar de Geest kiest daarbij vooral een weg door de harten heen. Irenaeus noemt haar een 'heibrengende leer door de Geest geschreven in het hart' van de gelovigen. Traditie wil dan ook zeggen dat de prediking der apostelen als een levend Woord Gods wordt bewaard. Deze Traditie is maar niet een verpakking voor eenmalig gebruik geschikt en zo tot een wegwerpartikel gereduceerd. Ze is veeleer de inhoud zelf van het eeuwige Woord Gods. Daarom wordt ook gesproken van het bewaren, het conserveren, van de heilige traditie. Daarin wordt het eeuwig Evangelie van de Heere Jezus Christus bewaard. Dit Evangelie is samengevat in de kernpunten van de apostolische prediking. En deze prediking gaat direct terug op het onderwijs van Christus Zelf. Inhoud van deze Traditie is dan ook steeds en overal Christus, gekruisigd en opgestaan, verhoogd aan de rechterhand Gods en daarom de Levende.
Al spoedig vormt zich het apostolisch symbool, terecht genoemd de in de hoofdzaken gecodificeerde traditie. Wie vraagt naar de relatie tussen mondeling traditie en schriftelijk gefixeerde overlevering in de canon van het Nieuwe Testament, kan naar waarheid het antwoord krijgen: die relatie kent geen echte spanning. Mondelinge traditie van de apostolische prediking èn Heilige Schrift komen uit éénzelfde bron: het Woord Gods. Dat Woord is er altijd geweest. God heeft ervoor gezorgd dat de mens nooit zonder dat Woord is geweest. En er zijn ook altijd mensen geweest die het hebben bewaard.
Traditie en kerk
Zo kunnen we terecht zeggen dat de Kerk naar haar wezen traditioneel gebonden is. Haar behoud hangt zelfs af van de overlevering, van de parádosis, de traditio van de leer (H. Jonker). Wat de Kerk zegt en verkondigt, is niet nieuw. Ze verkondigt wat door de eeuwen heen is verkondigd namelijk het eeuwig Evangelie van haar Heere en Heiland. De inhoud van de overlevering blijft hetzelfde of beter: is steeds Dezelfde.
De Kerk is daarom te typeren als de hoedster van de goddelijke traditie, schatbewaarder Gods. Hoe groots en heilig is haar roeping en opdracht. Daarom openbaren zich hier juist al spoedig de nodige risico's. Het voert te ver om de hele traditie-ontwikkeling in de kerk van Rome te schetsen. Er ontstaat enkele eeuwen na de apostolische prediking en schriftelijke vastlegging daarvan, een ontwikkeling die almeer op gespannen voet komt te staan met de canon der Heilige Schrift. Deze raakt almeer bedolven onder een stortvloed van menselijke tradities en gebruiken. De Traditie smoort in menselijke tradities.
Reformatie van de Kerk wilde onder andere zeggen: de Schrift is haar eigen uitlegster. Wat zij ons verkondigt als de goddelijke Traditie van het eeuwig Evangelie mag nimmer aan menselijke tradities en overleveringen worden vastgeklonken. Zo wil de kerk der Reformatie wat Calvijn noemt 'de hemelse leer' opnieuw laten zijn wat het is: Woord Gods.
Calvijn wilde geen nieuwlichter zijn in zijn kerkhervormende arbeid. Hij wilde juist verder gaan in het voetspoor van de grote kerkvaders der eerste eeuwen. Maar hij vond niet iets goed omdat het vroeger al zo geweest was. Kerkvaders ontleenden voor hem hun gezag aan de juistheid waarmee ze de bijbelse verkondiging doorgaven. Kerkelijke gebruiken van vroeger waren alleen maar juist en maatgevend als daaruit gehoorzaamheid aan de Heilige Schrift viel af te lezen. Kerkvaders, kerkgeschiedenis, oude gebruiken en gewoonten hebben immers slechts een afgeleid gezag, namelijk een gezag dat aan de Heilige Schrift als enige norm is ontleend.
Traditie en Reformatie
Kennelijk blijft het steeds nodig om de Traditie zuiver te houden via reformatie en réveil. Voortdurend dreigt het kanaal, waardoor Gods heilige overlevering stroomt dicht te slibben met menselijke bedenksels en aanwensels. Steeds vraagt het eeuwig Evangelie om een herformulering waarin het wezen opnieuw verwoord wordt voor mensen die van dat wezen vervreemd zijn geraakt of dreigen te geraken onder invloed van menselijke denksystemen en leefpatronen. Door de Reformatie is de Traditie voor die tijd verwoord in de bekende drie Sola's: sola gratia, sola fide en sola scriptura. Afgrenzend naar allerlei actuele bedreigingen heeft de kerk der hervorming in deze drie begrippen geprobeerd de schat van het eeuwig Evangelie opnieuw te verwoorden. Daarmee gaf de kerk der reformatie aan door Gods hand weer een lévende Kerk geworden te zijn. Want Traditie blijft naar haar inhoud en wezen gelijk voor alle tijden en culturen, maar vraagt intussen wel om een doorgeven in steeds wisselende perioden en onder allerlei volkeren. Dit overgeven kent zijn risico's, maar blijft wel geboden. Het gaat om lévende traditie immers? Het kan niet de bedoeling zijn dat we zomaar klakkeloos overnemen wat ons via de voorgeslachten wordt overgeleverd. Het mag nimmer gaan om een repetitie zo zonder meer.
Op de 25e jaarvergadering van de Gereformeerde Bond citeerde ds. J.C. Wolthers (toen predikant te Onstwedde) de woorden van Goethe: 'Was du ererbt von deinen Vätern hast, erwirb es um es zu besitzen'. Ds. Wolthers sprak deze woorden als voorzitter van de herdenkingscommissie en vertaalde ze als volgt: Verwerf der vaderen erfenis, opdat gij haar bezitten moogt. De Traditie vraagt om doorgeven en wel aan concrete mensen. De Traditie der hemelse leer ligt niet vast in een idee die ergens ver boven deze wereld zweeft en die slechts voor een enkele insider en ingewijde bedoeld is. Ons is de Heilige Geest geschonken die het Evangelie van Christus in de harten van mensen legt. Dat gaat dwars door ons heen, door ons denken, door ons gevoel, door ons handelen. Dat is op zich een riskante route, die de Heilige Geest kiest. Er gebeuren in de traditie dan ook ongelukken genoeg: dwaalleer, ketterij, ontsporingen, vereenzijdigingen, verabsoluteringen. Het pand ons toebetrouwd vraagt dan ook om biddende bewaring en schroomvolle hantering.
Traditie en tradities
Over de golven van de tijd, dwars door de stromen van culturen, door de baaierd van de eeuwen bewaart de Kerk de heilige overlevering omdat het de Heilige Geest is, die de Kerk bewaart bij het verkregen heil. Ze bewaart deze Traditie echter niet in een schrijn of sarcofaag gelijk met kwetsbare relikwieën pleegt te gebeuren. De Traditie is een levende werkelijkheid en wel de levende Christus Zelf in Zijn heilig Evangelie.
De Traditie roept allerlei tradities op. Deze tradities zijn wel genoemd de vormgevingen, de expressies van het geloof in het Traditum (H. Jonker). Hier gaat soms heel veel mis. Menselijke, zelfs heidense bijmengsels verduisteren en verdonkeren het evangelisch heilsgoed. Dat is overigens niet nieuw. Jezus laat in gesprekken met Farizeeën zien hoe de inzettingen der ouden het gebod Gods teniet kunnen doen. 'Makende alzo Gods Woord krachteloos door uw inzetting die gij ingezet hebt' (Mk 7:13). En de apostel Paulus blikt ook niet bijster positief terug op zijn vroeger leven, als hij zegt: En dat ik in het Jodendom toenam boven velen van mijn ouderdom in mijn geslacht, zijnde overvloedig ijverig voor mijn vaderlijke inzettingen' (Gal. 1 : 14). Het bewaren van de Traditie is heilige opdracht. Maar het risico van traditionalisme is een voortdurende bedreiging. Traditionalisme is de verering, het zelfs bijna met goddelijk gezag bekleden van een bepaalde gewoonte of een bepaald gebruik. Eén fragment van een hele traditie wordt verabsoluteerd, heilig verklaard en normatief gesteld voor iedereen. De 'traditionalisten' van Jezus' dagen citeerden steeds 'de ouden' om gelijk te krijgen. Jezus zet daar dan steeds Zijn 'Ik zeg u' tegenover. Niet om daarmee een soort nieuwlichter te willen zijn en zichzelf buiten alle traditie te willen zetten, integendeel. Jezus' bedoeling was veelmeer om de in zijn dagen bestaande tradities te toetsen aan de werkelijke bedoelingen van Gods Thora. Vandaar Zijn voor die dagen prikkelende stelling: De sabbat is er voor de mens en niet de mens voor de sabbat (Mk 2 : 27).
Wij die onder ons zeer hechten aan bepaalde tradities en kerkelijke gewoonten, dienen in navolging van Jezus en Paulus wel te beseffen dat 'voorvaderlijke inzettingen' de doorwerking en voortgang van de heilige Traditie danig kunnen blokkeren. Het Woord Gods kan door bepaalde overleveringen zelfs krachteloos worden gemaakt. Is het niet op z'n minst vreemd dat daar waar zo sterk de innerlijkheid van het heil wordt bepleit, intussen een uiterlijkheidsvertoon zich breed maakt, zich beroepend op gebruiken van voorheen, dat meer op judaïsme lijkt dan op een leven naar het Evangelie van Christus dat in de vrijheid zet?
Ook in Paulus' dagen werd de boodschap van de rechtvaardiging alleen door het geloof in Christus maar licht en vlak gevonden en werd een noodzakelijke aanvulling bepleit in het onderhouden van besnijdenis, maanden en sabbatten. Echter, wie met hart en ziel hecht aan de heilige Traditie des Heeren, is als voor de dood zo bang dat het leven uit en door dit eeuwig Evangelie wordt afgesnoerd door regels van mensen.
Staan in de Traditie Gods èn het gaan in een traditionalistisch spoor is daarom nog niet hetzelfde. We hebben, zeker in onze dagen, pal te staan als het gaat om het bewaren van de heilige Traditie van de Kerk der eeuwen. Maar we mogen bevreesd zijn voor een vorm van conservatisme waarin de status quo ons evangelie lijkt te zijn geworden en waar de Heilige Geest de voortgaande leiding aan Christus' Kerk lijkt te zijn ontzegd.
Traditie en eigen tijd
Intussen is het zaak ons te realiseren in welke tijd we als christelijke kerk beland zijn geraakt, vandaar ons thema voor deze dag (Prediking in een tijd van Godsverduistering). Wij hechten zeer aan de gereformeerde traditie daar ze naar ons besef diep verankerd ligt in de Heilige Schrift zelf. Je kunt in tegenspraak met wat ik zo even stelde, misschien wel zeggen dat in het geheel van de christenheid genomen traditionalisme ook weer niet het grootste gevaar is dat haar bedreigt. Wat staat er vandaag eigenlijk nog vast. Alles is steeds in beweging. Ervaringscriteria zijn de enige die kennelijk nog gelden. Waarheden, zo schreef een wijsgeer rond 1900, zijn als vrouwen: zij worden snel oud en verliezen hun charme. Het geestelijk klimaat van onze tijd, zo tegen het eind van de 20e eeuw, is getypeerd met het woord 'woestijn'. De Amsterdamse studentenpredikant Bernard Rootmensen schreef zijn boek '40 woorden in de woestijn' (intussen al 7e druk!). Ik zeg niet dat dit boek voor vandaag de oplossingen aanreikt en het einde is van alle tegenspraak. Wel maakt het indruk door de dieptepeiling van onze cultuur en haar levensgevoel. De analyse gaat heel diep en roept veel herkenningpunten op voor wie met zijn geestelijke voelhorens uitgestoken midden in deze godloze tijd staat. In de inleiding van zijn boek valt te lezen, nadat is geconstateerd hoeveel kerken aan het leeglopen zijn: 'Ook woorden van de traditie, waar generaties vóór ons hun bestaan op hebben gebouwd, blijken niet zelden 'leeg' te lopen, zijn voor velen nietszeggend geworden. En bij dat alles hebben veel mensen het gevoel zelf 'leeg' te lopen'.
Traditionalisme is in zulk een tijd een begrijpelijke reactie. Er valt toch al zoveel weg. Laten we houden wat we nog hebben. Maar het kan ook een vlucht zijn, door Rootmensen genoemd: een vlucht naar achteren, een weg die veilig lijkt maar die ons afleidt van de opdracht ons gegeven om vooruit te gaan. Als het moet (en het moet!) zelfs door de woestijn van de huidige cultuur heen. We zijn daarin toch niet alleen gelaten? Ons is immers het geleide van de Heilige Geest toegezegd? Zal Die ons niet ook vandaag in al de waarheid leiden? Angst verlamt en maakt stram. Moed, geloofsmoed doet voortgaan. In de woestijn doen bronnen ons overleven. De Traditie is onze Bron des levens. Er wordt vandaag gepleit voor her-bronning. In dit begrip ligt opgesloten een opnieuw opsporen en doen stromen van de Bron. Het is stroomopwaarts gaan en zoeken naar de oorsprong van de rivier. Waar is het alles vandaan gekomen? Hoe is God zelf begonnen? Misschien werpt iemand tegen: maar we hebben toch de confessie van de kerk der eeuwen? We hoeven toch niet alles weer helemaal over te doen? Dan zeggen we: dat zal waar zijn. De confessie is ons een bundeling van woorden die ons het eeuwig Evangelie vertolken. Ze heeft voor ons gezag, omdat we daarin het gezag van de Schriften tegenkomen. Toch mogen we niet vergeten dat voor heel veel mensen, ook in onze gemeenten, de bekende woorden aan het leeglopen zijn. Is de donkerheid van onze tijd niet te typeren met de woorden waarin Samuëls dagen in zijn getypeerd: Het Woord Gods is schaars geworden. Al zouden we ons dat om te beginnen allemaal bewust zijn, dat zou al heel wat gewonnen zijn. Om zo ootmoedig en deemoedig maar tegelijk ook moedig voorwaarts te gaan. Want in de woestijn droeg Israël de tabernakel met zich mee, Gods verbondsteken. Zijn heilige en heerlijke naam. Ik ben Die Ik ben. Ik ben er bij. Dat is Hij ook vandaag. In Zijn Woord en door Zijn Geest. Het beloofde land ligt in het verschiet. God heeft wegen beloofd in de woestijn en rivieren in de wildernis. 'Ik zal in de woestijn wateren geven en rivieren in de wildernis, om Mijn volk, Mijn uitverkorenen, drinken te geven' (Jes. 43 : 20).
2e voorzitter Gereformeerde Bond
Openingswoord op de predikantenconferentie van de Gereformeerde Bond, gehouden op woensdag 9 en donderdag 10 januari 1991 te Zeist.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 januari 1991
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 januari 1991
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's