Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

'En als de ure gekomen was, zat Hij aan en de twaalf apostelen met Hem. En Hij zeide tot hen: Ik heb grotelijks begeerd dit Pascha met u te eten, eer da ik lijde.' Lucas 22 : 14 en 15

De twee discipelen hebben gedaan wat Jezus hen heeft opgedragen. Alles is in orde gebracht, om het Pascha te eten. Tegen de avond is Jezus daar zelf in die bovenzaal met de ander discipelen. Dan zit Hij met hen aan en horen wij Hem zeggen, 'Ik heb grotelijks — zeer — begeerd dit Pascha met u te eten, eer ik lijde'.
Dit zegt Hij, terwijl het paaslam op de schotel ligt. Als het Oudtestamentische teken en zegel, dat de Heere God, de God der verlossingen wil zijn voor Israël en al Zijn volk. Eens bevrijdde Hij Israël uit Egypte. In veel rijker zin wil Hij verlossen uit de macht van de boze en de dood. Dit alles doet Hij niet zonder het bloed van het paaslam, dat riep om het offer van Christus, Het Lam Gods. Zo betuigt dat paaslam op die schotel, 'U allen die gelooft, zal het onheil niet treffen! Dit lam is als het ware de kwitantie voor u, dat de rekening is betaald!' Maar het betuigt aan het adres van Jezus, 'dat geldt die allen, omdat het onheil, het oordeel, wel over U zal komen! U wordt als de Borg en Middelaar al de zonden en schuld van Uw volk toegerekend, opdat U met Uw bloed betalen zoudt'. U wordt de nota gepresenteerd. Niemand kan peilen, hoe zwaar Hem dit moest vallen!
Toch liet Jezus dit Pascha voor zich bereiden en schikt Hij aan, dankt, bidt en eet. Maar nooit heeft iemand zo iets bitters gegeten en daaronder geleden als Hij hier! Desniettegenstaande zegt Hij: 'Ik heb zeer begeerd, dit Pascha te eten'. Dan eet Hij niet alleen, maar Hij heeft ook Zijn discipelen veel te zeggen over de vruchten van Zijn werk voor hen en heel Zijn gemeente, waarvan zij hier de vertegenwoordigers zijn. De evangelist noemt hen hier. Zijn 'apostelen'. En als blijk van Zijn bijzondere zorg over de Zijnen, stelt Hij hier ook het Avondmaal in!
Wat schittert hier weer een straal van Zijn bijzondere heerlijkheid! Hier blijkt, dat de gehoorzaamheid aan de wil van Zijn Vader niet een stug zich overgeven is, maar voortkwam uit Zijn geheel enige liefde, die leefde in Zijn hart als onze Borg en Middelaar. Vanuit die drang aanvaardde Hij heel Zijn lijden, met alle verschrikkin­gen daaraan verbonden. Die drang drong Hem ook tot het eten van dit Pascha dat Hem bijzonder van dit lijden sprak. Dit Pascha stelt Hem dit lijden in al haar zwaarte voor de geest. Hoe bitter is dat! Maar — Hij ervaart ook de vrucht daarvan — hoewel dit niets van die bitterheid afdoet. Namelijk de volkomen verlossing van al de Zijnen en ook van de Schepping, wanneer eens het Koninkrijk Gods in al haar glorie op de nieuwe aarde en onder de nieuwe hemel openbaar zal worden en de gemeenschap met, en de dienst van de Vader volmaakt zullen zijn. Daar zal alles in de herschapen wereld dienstbaar aan zijn.
Terwijl Hij hier met Zijn discipelen aanzit aan deze paasmaaltijd ziet Hij in de geest reeds die andere Maaltijd, die eeuwige Bruiloft, voor Zich. Wij horen Hem zeggen: 'Ik zal met u hiervan niet meer eten, totdat het vervuld zal zijn. N.l. heel het Mij opgedragen werk en het rijpen van de vruchten daarvan, in het Koninkrijk Gods.' Stellig gaat hier zijn Middelaarsverlangen ook daar naar uit. Het Pascha, dat Hij hier eet, brengt Hem dit alles bijzonder voor de geest. De liefde tot de eer van Zijn Vader en tot het behoud van al de Zijnen en de herschepping van deze schepping dringt Hem! En zo zegt Hij hier: 'Ik heb zeer begeerd dit Pascha te eten — met U!' Ja, met U, Mijn discipelen en met allen die door Uw Woord in Mij geloven zullen. Wie bent U? Wie zijn zij? Wat verdient U allen? Dat maakt Zijn begeren en Zijn liefde nog des te groter!
Wij mogen Hem danken voor die begeerte, die nog steeds in Zijn hart leeft. Nog zegt Hij in Zijn Evangelie: 'Ik heb zeer begeerd om Mij te geven voor doodschuldigen, opdat er voor hen vrijspraak, verlossing en een nieuw eeuwig leven zou zijn!' Wat moeten wij met dit Evangelie, als wij nog voortleven in valse rust en het nog nooit bij ons kwam tot die brandende vraag 'Hoe kan ik voor de Heere God bestaan?' Dit zou ons moeten aanklagen en tot een heilige onrust brengen! Maar als het bij ons wel tot die vraag en die onrust kwam, omdat onze schuld en strafwaardigheid voor God voor ons een erkende en doorleefde realiteit werd en alle vluchtpogingen werden afgesneden?
Dan is er voor ons dit rijke Evangelie, dat Christus, de Middelaar, eens zeer begeerd heeft om als het Lam Gods, Zich te offeren. Opdat er voor ons verzoening van de schuld, verbreking van de duistere machten van zonde en de dood zou zijn. En dat Hij, wat dit betreft nog altijd Dezelfde is. Wij kunnen dan twijfelend vragen: 'Geldt dit ook wel voor mij? Het is mij te groot.' Maar als Hij in Zijn Woord nu zegt: 'Ik begeerde zeer en begeer nu nog tot eer van Mijn Vader het behoud van des doodschuldigen'. Maken wij dan daarop een uitzondering? Wat onteren en bedroeven wij Hem dan, als wij dit laatste blijven denken. Wat begeert Hij dan nog door Zijn Geest in ons te werken, als wij Hem daarom smeken. Dat wij dan in vrijmoedigheid en in gelovige overgave de hand leggen op het Evangelie en zo ook op Hemzelf.
Dan zeggen wij in verwondering: 'Heere Jezus, dat begeren geldt anderen, maar toch ook mij?' Wat begeert Hij dan nog, om de vruchten van Zijn offer waartoe eens Zijn liefde Hem drong, tot ervaren realiteit in ons leven te maken!
'Ik heb grotelijks — zeer — begeerd!' Wat blijft dit een rijk Evangelie als wij door geloof Zijn eigendom werden. Wij staan hier nog midden in dit leven met de spanningen van de huidige situatie in de wereld rondom ons. En in de strijd des geloofs! Wat zijn wij nog zonder de kennis en de ervaring van Zijn genade? Wat zijn wij nog, zonder Hemzelf? Hebben wij niet telkens weer reden, om ons hart voor Hem uit te storten? Omdat wij nu van Hem zouden begeren de troost van de vergeving omdat nieuwe zonden ons weer schuldig stellen? Zijn bewaring, omdat nieuwe zonden ons weer benauwen. En de leiding van Zijn Geest, omdat wij de taak en de zorgen van dit leven niet meer aankunnen in eigen kracht? Dan mogen wij weten, dat Hij nog steeds zeer begeert om ons te geven van de vruchten van Zijn lijden. Dit doet Hij in de weg van de verkondiging en het onderzoek — persoonlijk en gemeenschappelijk — van Zijn Woord en van het rechte gebruik van het Avondmaal. Dit is immers een nog rijker 'sacrament' dan het Pascha! Wat begeert Hij Zichzelf als onze getrouwe Zaligmaker te verheerlijken en waar te maken. Is ons begeren altijd zo sterk? Híj begeert grotelijks — zeer —. Hij laat niet varen het werk dat Hij begon. Hoe begeert Hij dat, totdat het Pascha vervangen wordt door het Feestmaal van de volkomen verlossing in het Koninkrijk van Zijn Vader.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 februari 1991

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 februari 1991

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's