Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voorbereiding

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voorbereiding

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

'Aan welke Hij ook, nadat Hij geleden had. Zichzelf levend vertoond heeft, met vele gewisse kentekenen, veertig dagen lang, zijnde van hen gezien, en sprekende van de dingen, die het Koninkrijk Gods aangaan' Handelingen 1 : 3

Na Zijn opstanding gaat de Heere Jezus niet gelijk naar de hemel. Hij had hiertoe wel het recht. Zijn werk van de verzoening en de zaligheid had Hij volbracht. God, Zijn Vader had Hem opgewekt uit de dood en het graf. Dat was het heerlijk bewijs geweest, dat Hij het werk van Zijn Zoon helemaal had goedgekeurd. Voor Hem lag nu de heerlijkheid van de hemel open. Hij kon direkt opvaren naar de hemel. Tegen Maria Magdalena zegt Jezus na Zijn opstanding: 'Ik vaar op tot Mijn Vader'. Toch blijft Hij dan nog veertig dagen op aarde. In de Bijbel komt dit getal vele keren voor. Perioden van veertig dagen of veertig nachten zijn in de Schrift niet onbekend. Integendeel. Het is een periode, waarin veel van God wordt geleerd.
Wie denkt hier niet aan Mozes, die eenmaal op de berg Sinaï was bij God? Daar ontving hij de Tien Geboden. Daar leerde hij zijn les om Middelaar tussen God en Zijn volk Israël te zijn. Veertig dagen. En die ontmoeting met God was zo heerlijk, dat hij niet hoefde te eten en te drinken.
En zo gaat Elia, gesterkt door de spijs en drank van een engel des Heeren, door de kracht van die spijs door de Sinaï-woestijn tot aan de berg Gods Horeb. Veertig dagen en veertig nachten. En daar leert de Heere hem zijn les. Hij vangt zijn moedeloze knecht op; en Hij stuurt hem er opnieuw op uit om zijn boodschap als profeet onder Israël te brengen.
En Ezechiël is de profeet, die veertig dagen op zijn rechterzij moet liggen om de ongerechtigheid van het huis van Juda te dragen. Op deze manier onderwijst de Heere Zijn profeet en Zijn volk ten aanzien van de ballingschap.
En denken we hier vooral niet aan de Heere Jezus Christus Zelf? Wanneer Hij Zijn werk in het openbaar onder Israël gaat beginnen, is daar eerst een voorbereidingstijd in de woestijn. Veertig dagen en veertig nachten. Geen eten en drinken. Hij oefent Zich in de gemeenschap met Zijn Vader. En aan het einde van deze periode komt de satan om Hem af te trekken van Zijn vertrouwen op Zijn Vader en om Hem af te houden van Zijn roeping. Maar de Heere Jezus blijft in de zwaarste aanvechtingen daaraan trouw en trouw aan Zijn Vader. Hij heeft de les van de gehoorzaamheid geleerd. O zo nodig was dit met het oog op Zijn lijden en sterven.
Zo roept het getal veertig herinneringen op aan een leerschool. Door beproeving en door vasten en toewijding heen mag alles worden klaargemaakt om de taak, die God geeft, te gaan vervullen. Met het oog hierop blijft de Heere Jezus, na Zijn opstanding, nog veertig dagen bij Zijn discipelen. Hij vertoont Zich in die periode verschillende keren — nu op deze, dan op een andere manier — als de levende Heere aan hen. Op allerlei wijze en met vele bewijstekenen wil Hij ze ervan overtuigen, dat Hij werkelijk was opgestaan. Hij, Die eerst zo geleden heeft en gestorven is aan het kruis om verzoening en verlossing tot stand te brengen, is de Levende. Hij heeft de dood overwonnen en alle macht gekregen, om wat Hij verwierf nu ook tot een geloofde werkelijkheid te maken in zondaarslevens; maar ook in deze door de zonde zo aangevreten wereld. Jezus' bedoeling is om Zijn discipelen in hun zwak geloof te versterken. Straks gaan ze erop uit, toegerust ook met de kracht van de Heilige Geest, om getuigen te zijn van het nut van Christus' opstanding. Zij doen dit onder hun eigen volk Israël en onder de volkeren. Zo hebben ook de discipelen hun veertig dagen gehad. Ze zijn door Christus geleerd om volkomen zeker te zijn van Zijn opstanding. Zo mogen zij er ook zijn; en zijn ze het ook helemaal waard, dat er naar ze geluisterd, wordt.
Volgens Lucas spreekt Jezus bij die ontmoetingen met Zijn discipelen met name over de dingen, die het Koninkrijk Gods aangaan. Al bij het begin van Zijn optreden sprak Hij over dit Koninkrijk. In Zijn woorden en daden is het nabij gekomen. Steeds weer is het Koninkrijk Gods het onderwerp van Zijn gesprekken. En voordat Hij van de aarde heengaat, na Zijn sterven en opstanding, spreekt Jezus er hier weer over. Wat zal Hij ook hier aan Zijn discipelen de Schriften van het Oude Testament verklaard hebben; dat in Zijn komen, lij­den en sterven en opstanding Gods Koninkrijk en heerschappij zijn aangebroken. Zo brengt Jezus naar voren, wat uiteindelijk het hoogste doel is van Zijn werk en van Zijn sterven en opstanding. Zeker, in Hem is er verzoening tussen God en mens, en verlossing uit de macht van zonde, dood en het oordeel. Maar hierbij gaat het vooral om de eer en het recht van God. Oorspronkelijk was God Koning over alles; maar door de zonde werd en wordt Hij niet meer zo erkend. Maar wat is nu het doel van Christus' werk? Dat wij God weer erkennen als onze Koning, met Hem verzoend en behouden in Zijn oordeel; en dat ook deze wereld, als Zijn schepping, verlost wordt van verdervende machten en dat zij weer Gods Koninkrijk wordt. De prediking van de apostelen zal hierop gericht moeten zijn. Ook de Kerk heeft dit te doen. Wat heeft ook zij te prediken, dat er vrede met God is, en vrijspraak in Zijn oordeel en nieuw leven voor doodschuldigen als wij zijn; en dat dit werkelijkheid is door het geloof in deze gekruisigde en opgestane Zaligmaker. Maar dat is niet zonder dat andere. Tegenover de machten en ideologieën in deze wereld moet ook opgeroepen worden om God te erkennen als onze Koning; het gaat om Zijn eer en recht. Daarin alleen is het heil gelegen.
Wat wordt dit koningschap alle eeuwen door bestreden en geloochend. Maar dit Koninkrijk mag toch al aanwezig zijn in Christus; en overal daar, waar mensen de Heere en Zijn Christus weer gaan erkennen als hun Koning en Zaligmaker en verlangen Zijn geboden te gehoorzamen. Wanneer Christus wederkomt, zal Gods Koninkrijk en heerschappij in volle heerlijkheid aan het licht komen. De machten van de duisternis en allen, die Gods en Christus' onderdaan niet zijn, worden dan voor eeuwig veroordeeld. Alle onderdanen van Hem mogen daarentegen dat volmaakte Koninkrijk dan binnengaan. Deze volmaakte doorbraak van het Koninkrijk bewerken wij niet. Dat behoudt de Koning aan Zichzelf. Wel wil Hij, dat hier van deze doorbraak 'tekenen' worden opgericht. In de bediening van het Woord en van de sacramenten en in het effect en de zegen daarvan door de Heilige Geest. Zo ook in het leven van de bekering, die ons zelf koning-af maakt, en de Heere en Zijn Christus tot Koning maakt, met alle zegen vandien. En in de samenleving, waarin bevrijding alleen in sociale en politieke zin de echte verlossing niet zal brengen. Maar alleen de bevrijding van onze schuld en afgoden tot de dienst van Hem, Die alleen Koning is. En is bij dit alles, dat wat met Israël gebeurt, geen teken, dat Hij Koning is?
In wat Lucas ons vertelt van Jezus en Zijn discipelen, in de tekst, ligt ook een les voor ons persoonlijk. Overtuigt de Geest ons van het erge van de zonde, dat God geen Koning meer is in ons hart en leven. Dan wekt Hij ook het besef. Zijn oordeel te verdienen. Maar dan geeft Hij toch ook het zicht op Christus, in Wie verzoening en verlossing te zoeken en te vinden is. Hij bindt ons aan Hem door het geloof. Maar dan gaan wij in de regel niet direct de hemel en het Koninkrijk binnen. De Heere plaatst ons dan nog in dit leven, dat niet zinloos is; maar dat nu uitloopt niet meer op de Hemelvaart, maar op Christus' wederkomst. Wij krijgen eveneens onze 'veertig dagen'. Om hierin te tonen met veelzeggende bewijsredenen, dat wij door Christus uit de geestelijke dood werden overgezet in een nieuw leven. En dat het daarin gaat om Gods eer als Koning in ons leven en daarbuiten, en om te getuigen van de opstanding van Christus. Zo geeft de Heere, de één wat langer dan de ander, een voorbereidingstijd.
Erg, wanneer wij nog alleen maar praten en leven in de wereldse en voorbijgaande dingen en niet 'in de dingen, die het Koninkrijk Gods aangaan'. Dan missen wij nog het geloof. Dan liggen wij nog in het graf van de geestelijke dood. Het evangelie van de levende Heere komt ook dan nog tot ons, opdat wij zouden roepen: 'Heere, maak mij levend naar Uw woord'.
Wij mogen deze bewijstekenen wel vertonen? Dan gaat het er niet alleen om: 'hoe zal ik eenmaal zalig ontslapen?' Daarvoor zorgt de Heere op Zijn tijd. Nu hebben wij onze veertig dagen, tussen opstanding en hemelvaart. Nu ligt er ook onze roeping. Wat brengen we er in eigen kracht nog van terecht? Maar de opgestane en ten hemel gevaren Christus wil juist Zijn kracht in onze zwakheid volbrengen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 mei 1992

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Voorbereiding

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 mei 1992

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's