Het algemeen betwijfeld christelijk geloof (2)
Boeiend
Het boek van Kuitert is een boeiend boek, vol trefzekere analyses en rake uitspraken. Het is een boek dat theologiseert midden in de tijd, waarin we leven. Het schuwt geen botsingen, het zet je sprakeloos, het neemt je mee naar vergezichten. Bovendien is het op enkele bladzijden na heel begrijpelijk geschreven.
En toch... heb ik na lezing van het boek gezegd: nee, zo moet het niet. Zo is het ook niet. Gelukkig niet. Hoe zou ik kunnen preken en catechiseren als het zo was als in dit boek staat.
Ik wil proberen enkele gedachten onder woorden te brengen, die bij mij boven kwamen bij het lezen van dit boek.
De religie
Kuitert gaat ervan uit dat het christelijk geloof teruggaat op basiservaringen van de mens. Het is een vorm van religie en religie behoort bij cultuur. Religie is algemeen menselijk. Dat religie als zodanig algemeen menselijk is, klinkt ons niet vreemd in de oren. Dat noemt de gereformeerde belijdenis: algemene openbaring. Kuitert spreekt niet over openbaring. Religie is er gewoon en het christelijk geloof is er een vorm van. Je zou dit natuurlijke theologie kunnen noemen.
Deze visie betekent het afscheid van de openbaring. De kerk heeft in haar traditie niet iets totaal anders mee te delen dan anderen. Natuurlijk mag ze haar traditie zelf wel uniek vinden, maar in het koor van de interreligie zingt de kerk gewoon één van de vele partijen. Zending is wel goed, maar niet om een absolute waarheid aan anderen mee te delen. Alsof die anderen niets weten van de waarheid.
Maar de Bijbel dan? De Bijbel is niet het boek van Gods openbaring, maar een schakel — zij het een bijzondere — in de christelijke traditie.
Als christenen dan ook spreken over wezenlijke kernen van hun geloof, zoals Gods vaderschap of de verzoening van de zonden, dan doen ze dat met behulp van metaforen. Beelden vanuit onze werkelijkheid. Dat kan gewoon niet anders. Wanneer je uitgaat van deze visie op religie, dan lijkt dat een bruikbare weg in onze mondiale situatie die ons met zoveel vormen van godsdienst in aanraking brengt. Kuitert breekt dan ook een lans voor pluraliteit. Al heeft de kerk wel heil te bieden, het gaat toch niet aan om te zeggen dat buiten de kerk geen heil is.
Ik ben niet gerust op deze theologie. In de eerste plaats wordt het unieke van het christelijk geloof ter discussie gesteld. In de tweede plaats wordt christelijk geloof zo zeer van onze ervaringen afhankelijk gemaakt, dat het einde van onze ervaringen het einde van het christendom zou inhouden. En in de derde plaats zou het pleidooi voor interreligie wel eens als een boemerang kunnen werken. Denken de andere religies ook zo interreligieus? Ik zie momenteel een bewustwordingsproces plaatsvinden bij andere religies, b.v. bij de islam, terwijl het christendom zich steeds minder als iets unieks profileert. De droom van interreligie zou wel eens verstoord kunnen worden door een confrontatie. Viert het nationalisme niet overal hoogtij?
De cultuur
In de vertolking van het christelijk geloof speelt de hedendaagse cultuur een grote, zo niet een overheersende rol bij Kuitert. Je merkt dat aan zijn hermeneutiek, zijn visie op de vertolking van de Bijbel. In het verstaansproces van de Bijbel doet de lezer doorslaggevend mee. Zijn culturele situatie bepaalt in hoge mate de boodschap van de Bijbel. Kuitert gebruikt steeds uitdrukkingen als: Hier kunnen we niets mee beginnen, dit kunnen we niet meemaken, dit is onhanteerbaar, dat spreekt niet meer aan (b.v. 46, 66, 106, 137, 217). Kuitert maakt zich hiermee zijns inziens de tolk van een huidige generatie christenen. Maar vereenzelvigt hij zich op deze manier niet met een bepaalde groep mensen. Annexeer je zo niet de cultuurbeleving? Lang niet iedereen zegt hem deze dingen na. Ik denk aan de sacramenten. Al hebben deze voor Kuitert dan heel weinig betekenis meer, voor veel christenen hebben ze wel een hoge waarde. Ze beleven Gods genade in de bediening van de H. Doop, zoals we dat zelf vorige week nog meemaakten, toen iemand bij het belijdenis doen werd gedoopt. En zo is het ook bij de viering van het H. Avondmaal. Het is in mijn gemeente een hoogtepunt. Ik wil maar zeggen: als je er vanuit gaat dat 'wij' dit of dat niet meer mee kunnen maken, dan sluit je altijd anderen uit. Daarom moet je daar niet vanuit gaan. De cultuur krijgt te veel eer.
Ik merk dat ook in Kuiterts visie op de mens. Die visie vind ik iets dualistisch hebben. Aan de ene kant heeft de mens verlossing nodig, de relatie met God moet hersteld worden, wedergeboorte is nodig. Maar tegelijk wordt er over de mens, als het gaat over de moraal, heel optimistisch gedacht. De mens bezit voldoende natuurlijk licht om door moreel beraad tot goede ethische beslissingen te komen. De Tien Geboden zijn verwoording van vanzelfsprekendheden. Het gaat om de humaniteit. De mens is autonoom. Ik geloof niet in deze 'goedheid' van de mens inzake de 'moraal'. Is dat moreel beraad wel zo betrouwbaar? Is het lot van onszelf en van anderen wel veilig in onze handen? Dat maakt me eerlijk gezegd bang, bijvoorbeeld in verband met euthanasiepraktijken voor onze bejaarden.
De rede
Soms denk ik: Kuitert, wat ben je toch een rationalist. Het is soms net alsof je Descartes hoort spreken. De werkelijkheid moet door de zeef van de twijfel heen, opdat we waarheid overhouden. In Kuiterts redeneertrant zit een stuk denknoodwendigheid. Bijvoorbeeld op blz. 276: Er blijft echt niets anders over. En op blz. 292: Het kan echt niet anders. Ik denk dan: Waarom niet?
Eigenaardig... Kuitert bekritiseert bijvoorbeeld de tweenaturenleer (138 vv). Jezus als God en mens... dat is een ondeugdelijk denkmodel. Tegelijk gaat hij zelf aan het redeneren. Als dit zus is, dan is dat zo, enz.
Doe je zo wat de kerk geprobeerd heeft in haar dogma's te zeggen wel recht? Namelijk spreken over het mysterie. Het uitzeggen van het onzegbare. En ben je zelf niet gevangen in je logica?
Als ik aan mijn jongeren denk op de catechisatie, dan zullen ze denk ik niet zo onder de indruk komen van denknoodwendigheden. Laten de theologen dat maar uitzoeken. Er is meer tussen hemel en aarde, zullen ze zeggen.
De schepping
We spreken over schepping, omdat de werkelijkheid in relatie tot God, de Schepper staat, zegt Kuitert. Echter, we kunnen niet spreken van een schepping die eerst goed was en later niet meer goed was, omdat we niet kunnen spreken over een zondeval (Gen. 3). Het kwaad zit in de schepping en is er niet later bijgekomen. We kunnen zelfs spreken over het bittere raadsel van de goede schepping (74). Ook de dood hoort daarbij. Het kwaad heeft ook met God te maken. Niet alles wat God gedaan heeft is dus goed.
Mijn vraag is hoe je op deze manier kunt voorkomen dat God de auteur van het kwaad wordt. Kom je niet aan God zelf, door het kwaad zo direct met Hem te verbinden.
En... als er verlossing nodig is, zoals Kuitert terecht en nadrukkelijk zegt, verlossing als herstel, boet de noodzaak van die verlossing niet aan geloofwaardigheid in, om dat het kwaad niet echt in ons als mens, als gevallen zondaren zit?
Wat is dan herstel? De evangelisten en apostelen beleden Jezus als Verlosser, zegt Kuitert. Maar zij deden dat wel, omdat ze geloofden dat de mens een van God af gevallen schepsel is. Die de toorn van God verdiend heeft. En dan verder... blijven we zó niet altijd met het kwaad opgescheept zitten? Hoe komen we daar dan ooit vanaf? Waar blijft Gods plan met deze wereld? Waar is de theocratie? Wordt het heil niet verinnerlijkt? Het geloof in de belofte van het koninkrijk wordt door Kuitert een eigen droom genoemd.
Is het niet beter, juist in onze tijd, vol onzekerheden, dat we duidelijke, voor mijn part ferme taal spreken over de hoop op Gods beloften. Deze zijn toch waar en zeker! Er komt toch een nieuwe hemel en een nieuwe aarde.
Kerk en zending
Kuitert denkt pragmatisch en functioneel over de kerk. Hoewel hij zegt dat de kerk er op de wijze van een instituut moet zijn, heeft ze toch vooral instrumentale betekenis. De kerk is voertuig voor toeëigenen en doorgeven van de geloofstraditie (204).
Moeten we het hier mee doen? Is er juist vanwege al het falen van de kerk geen hechter fundament voor de kerk te bedenken? Als Christus niet het Hoofd van de kerk zou zijn, zou de kerk er dan nu nog wel zijn? Ik mis in dit stuk over de kerk het wonder van de kerk. Het is toch om je over te verbazen dat de kerk ondanks al haar zonden er nog is. De kerk hangt aan de trouw van God. Dat is iets geweldigs.
Als je die trouw van God in deze moderne tijd ervaart, vaak op de wijze van een paradox, dan wordt het getuige zijn geboren. Dat is zending. Dan kun je niet anders dan nazeggen wat Christus voorzegde. De liefde van Christus dringt ons. Ook als druist het tegen de 'stoicheia' van de wereld in. Dialoog? In zekere zin: ja. Maar geen dialoog zonder getuigenis. Je bent immers een gezondene?
De Bijbei
Het laatste thema dat Kuitert bespreekt is de Bijbel. Het is dunkt me veelzeggend, dat hij dat het laatst doet. De Bijbel is niet zozeer het zelfgetuigenis van God en zijn daden, maar: 'de Bijbel bevat wat Israël over God dacht en wat de evangelisten en apostelen — als toevoeging daaraan — over Jezus dachten. Niets meer, niets minder' (293).
Maar hoe kwam Israël aan dat geloof aangaande zijn God? En hoe kwamen de evangelisten en apostelen aan hun geloof aangaande Jezus? Dat is hen door God en door Jezus geopenbaard. Anders zouden ze er nooit toe gekomen zijn.
Persoonlijk vind ik het gedeelte over de bijbel beneden de maat. Is er niet meer van te zeggen?
Als ik het hiermee moet doen, wat werkt dit demotiverend voor mijn prediking, pastoraat en catechese. Ban ik hier dan een dienaar van? Nee, op deze wijze niet. Ik ben aangeraakt door het Woord. Ik ervaar dat dat Woord Gods eigen spreken is. Ik merk dat de Geest het Woord doorademt (inspiratie). Daarom kan ik zondags weer de preekstoel op. Niet ik met de Bijbel, maar de Bijbel, de God van de Bijbel, met mij.
Spiritualiteit
Het laatste wat ik zou willen zeggen, is iets over de spiritualiteit. Er zijn gedeelten in dit boek waarin Kuitert spreekt over zijn persoonlijk geloof. Ik ben daar dankbaar voor. Maar ik kan er minder goed tegen wanneer de eigen traditie soms zo eenkennig benaderd wordt. Ik weet best, dat er veel fout was, maar uitspraken als: 'Ook de omheining die de traditie bij dit gebod (het 7e, W.V.) heeft gemaakt, lijkt nergens op' (282), halen de spiritualiteit naar beneden. Je krijgt nog al eens de indruk dat onze (gereformeerde) vaderen het verkeerd hebben gedaan. Ze dachten dat hun moraal Gods wil was. Maar... doen wij het zoveel beter?
Ik denk ook aan de leer van de (dubbele) predestinatie. Al geloof je dat zelf niet, dan hoef je dat toch niet een 'afgrijselijk misverstand' (187) te noemen.
Ik mis in dit boek de warmte van de gereformeerde spiritualiteit. Zeg: het bevindelijke leven. Ik mis in dit boek de tranen en de vreugde. Waar twijfel het uitgangspunt wordt, is ook geen vreugde. Vreugde wordt geboren vanuit een door de aanvechting heen ontvangen zekerheid.
'Ik roem in God, ik prijs 't onfeilbaar Woord,
Ik heb het zelf uit zijnen mond gehoord.'
(Ps. 56 : 5, ber.)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 mei 1992
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 mei 1992
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's