Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Heilige Geest en de algemene genade volgens Calvijn

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Heilige Geest en de algemene genade volgens Calvijn

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij belijden met de kerk der eeuwen van de Heilige Geest dat Hij 'Heere is en levend maakt'. Deze belijdenis wordt door ons meestal direct betrokken op het werk van de Trooster, Die aan dode zondaren het leven schenkt, die het uit Christus neemt en het ons te binnen brengt in de weg van wedergeboorte, dat wij geloven in de Zoon en gelovende het leven hebben in Zijn Naam. Het werk van de Heilige Geest is echter breder dan dat. Het hart van Zijn werk brengt ons binnen de ruimte van de Kerk, waar Hij bezig is het werk van Christus toe te passen, opdat Gods kinderen mogen leven uit datgene wat ze in Christus mogen hebben. De omtrekken van Zijn werk zijn echter zo wijd als de ganse schepping, waarin Hij werkzaam is om alles te leiden tot de bestemming van de verheerlijking Gods.
De titel van dit artikel behoeft enige verduidelijking. Wat bedoelen we met 'algemene genade'? In onderscheid van de bijzondere genade, die alleen zaligmakend is, noemen we alle goeds dat van God komt, buiten het allerhoogste goed om, algemene genade. Het is genade dat God het in een gevallen wereld nog mogelijk maakt, dat er een samenleving is. Het is genade dat de mens ondanks zijn diepe val in zonde toch mens gebleven is, en dat hij zelfs nog over vele rijke schatten van wijsheid en cultuur blijkt te beschikken. Deze genade maakt niet zalig, maar is ook niet niets. Calvijn gebruikt de term 'gratia generalis', algemene genade, en hij ziet die in een directe relatie met de Heilige Geest. Al die goederen die de Heere ook aan de menselijke natuur en in een wereld buiten het paradijs nog gelaten heeft, zijn gaven van de Geest: 'Laat ons echter intussen niet vergeten, dat deze dingen zeer voortreffelijke gaven zijn van de Goddelijke Geest, die Hij tot algemeen nut van het menselijk geslacht uitdeelt aan wie Hij wil' (Inst. II, 2/16).

Al het goede is genade
Wat is de betekenis van het werk van de Heilige Geest, als Hij (nog) niet zalig maakt? Valt er iets positiefs te zeggen van Zijn werk buiten de erkenning van de bijzondere genade in Christus om? Eigenlijk moeten we het van de andere kant bekijken: zou er eigenlijk wel leven en werken mogelijk zijn in een in zonden verloren wereld zonder de onderhoudende werking van Gods Heilige Geest? De Geest die in den beginne zweefde over de wateren. Die in de schepping werkzaam betrokken is geweest, blijft ook in de onderhouding van het al bestaande de beslissende inspirator. In een wereld waar alles onder de vloek ligt, zijn nochtans nog vele dingen, die God gegeven en gelaten heeft, waarover we ons mogen verblijden en verwonderen, hoewel de zaligheid zelf daarin niet gelegen is. God heeft de wereld niet aan de anarchie overgeleverd, waar wij door de zonden om hebben gevraagd. Ook buiten de vruchten van wederbarende genade zijn er in de wereld nog 'goede dingen', die we omwille van de eer van Gods naam alleen aan God toe kunnen schrijven. Al deze dingen kunnen alleen van God de Heilige Geest afkomstig zijn.
We blijven bij Calvijn, die treffende dingen gezegd heeft over deze algemene werking van de Heilige Geest. Op de vraag wat goddelozen, die helemaal vervreemd zijn van God, dan wel met de Geest hebben, antwoordt hij: 'Want dat er gezegd wordt, dat de Geest Gods alleen in de gelovigen woont, dat moet verstaan worden van de Geest der heiligmaking, door wie wij Gode zelf tot tempels geheiligd worden, en niettemin vervult, beweegt en voedt Hij alles door de kracht van dezelfde Geest, en dat volgens de eigenaardigheid van iedere soort, welke Hij daaraan door de wet der schepping heeft toegekend. Indien de Heere door de moeite en de dienst van goddelozen ons wil geholpen hebben in de natuurwetenschappen, de redeneerkunde, de wiskunde en de overige vakken van die aard, laat ons daarvan gebruik maken, opdat wij niet, wanneer wij Gods gaven, die ons vanzelf in die mannen worden aangeboden, terecht voor onze traagheid gestraft worden.' (Inst. II, 2/17).
Alles wat we nog mogen zijn, ook buiten ontvangen genade, is nog goedheid van God. Alle goeds komt van de Vader der lichten door Zijn Geest. Het mag dan zo zijn dat de goddelozen het zelf niet verstaan, Gods kinderen mogen er zich ootmoedig in verwonderen en God er de eer van geven.

Drie cirkels
Het werk van de Heilige Geest laat zich onderscheiden in drie gebieden, die we kunnen zien als drie concentrische cirkels. Daar is het wijdste veld van het universum, de kosmos, de buitenste cirkel die er is om de tweede cirkel van het algemeen-menselijke, waarbinnen de eigenlijke kring uiteindelijk die is van de derde cirkel van de uitverkorenen, de kerk.
In de buitenste kring houdt de Geest Gods wereld in stand en bewaart hij haar voor de chaos. De wereld heeft niet haar eigen bestand, maar blijft in haar voegen dankzij de werkzaamheid van Gods Geest. Ook het natuurlijke leven van de mens in Gods wereld blijft op zich een wonder van de Geest. 'De Geest Gods heeft mij gemaakt, en de adem des Almachtigen heeft mij levend gemaakt', deze belijdenis van Elihu (Job 33 : 4) geeft niet alleen de oorsprong van al het geschapene en in bijzonder de mens aan, maar ook de onderhouding van dat leven, dat er alleen kan zijn dankzij de inblazing van de Geest. Ook de bijzondere karakteristieken van alle schepselen, die alle hun eigen vorm en functie hebben, zijn van de Geest. Dat geldt in bijzonder van de mensen die met allerlei bijzondere gaven en talenten zijn toegerust.

Wetenschap en kunst
Wat betekent deze visie voor de waardering van wetenschap en kunst? Hierboven zagen we in een citaat al duidelijk, hoe positief Calvijn kon zijn over de uitingen van wetenschap en cultuur. Juist omdat hij ze zag als werkingen van Gods Geest. Zo kon er – wezenlijk anders dan in het humanisme – erkenning zijn voor menselijke vermogens en vaardigheden, zonder dat er tekort werd gedaan aan de ere Gods. Ja zelfs heidense schrijvers konden een zekere waardering krijgen: 'Laat ons dus, zo dikwijls als we de werken der heidense schrijvers in handen krijgen, er door het licht der waarheid, dat daarin wonderbaarlijk schittert, aan herinnerd worden, dat het verstand van de mens, hoezeer het ook van zijn ongeschonden staat vervallen en afgekeerd is, toch nog met uitnemende gaven Gods bekleed en versierd is. Indien wij Gods Geest houden voor de enige bron der waarheid, zullen wij de waarheid niet versmaden, noch verachten, waar zij zich ook openbaart, als wij de Geest Gods geen smaadheid willen aandoen; want de gaven des Geestes worden niet gering geacht zonder dat men de Geest zelf minacht en smaadt' (Inst. II.2/15). Geen doperse geringschatting van deze gaven, maar ook geen ruimte voor menselijke hoogmoed. Ook in het natuurlijke geldt het: Soli Deo Gloria.

Zo ontvingen bijvoorbeeld de architecten van de tabernakel, Bezaleël en Aholiab, de voortreffelijke kennis van hun handwerk vanwege de Geest Gods. De kunstvaardigheid en talenten, die soms bij mensen zoveel bewondering af kunnen dwingen, al zijn de vruchten uiteindelijk beperkt tot de voorlaatste dingen, leiden ons tot verheerlijking Gods.

Ambt en deugden
God heeft ook ieder naar zijn roeping bijzondere bewegingen des Geestes gegeven. Vele malen is er in het Oude Testament sprake van de Geest des Heeren, die over mensen komt, die bekwaam worden gemaakt om in een bijzonder ambt te dienen. Het geldt hierbij ook mensen, die persoonlijk de zaligmakende werking van de Geest niet hebben leren kennen, denk bijvoorbeeld aan Saul. God geeft in Zijn algemene genade ook ambtelijke gaven voor het burgerlijke en politieke leven. De ambtelijke bediening, ook in de kerk, kan zelfs onafhankelijk van de Geest der aanneming de mens ten deel vallen. Ook de ambtelijke genade is dus in zekere zin een deel van de algemene genade, waarmee men nog verloren kan gaan, denk maar aan Judas.
In deze opvatting van de algemene genade des Geestes is er ook plaats ingeruimd voor de menselijke deugden. Men kan in werkelijkheid slechts van deugden spreken in de eigenlijke zin, bij mensen die een nieuw hart hebben. En toch merkt een ieder op dat er ook in het leven van onwedergeboren mensen nog wel edele en goede elementen te bespeuren zijn. De geschiedenis geeft ons voorbeelden van edele gestalten, die ver uitsteken boven de wrede goddeloosheid van anderen in wie de macht der zonde volop openbaar komt. Nee, de deugden kunnen op geen enkele manier rechtvaardigen voor het aangezicht Gods. Ze zijn ook geen bewijs voor een nog overgebleven vermogen van de menselijke natuur om deugdzaam te leven. Het zijn niet anders dan 'bijzondere genadegaven Gods, die Hij op uiteenlopende wijze en naar bepaalde maat aan mensen uitdeelt, die overigens onheilig zijn' (Inst. II, 3/4). Door de deugden die de Geest geeft buiten de wedergeboorte worden aan de verdorvenheid der natuur nog palen gesteld in het heden der genade.
De Heilige Geest en de algemene genade. Algemene genade is groot maar niet genoeg. Zonder de Geest der aanneming tot kinderen zullen de algemene gaven des Geestes alleen nog maar meer aanklagen in de dag van het gericht. Alleen die van harte door de Geest Gods geleid worden, die zijn kinderen Gods. Daar is het alles op gericht, de binnenste cirkel van de bijzondere genade. Daartoe moet de heerlijkheid Gods in de algemene werkingen des Geestes dienen. Als de Geest in Zijn algemene werken al zoveel wondere dingen werkt, hoeveel te meer zullen wij in het werk van Zijn genade wonderen verwachten van leven uit de dood! De Geest is de Heere Die levend maakt. De algemene genade is een teken dat God Zijn hand van deze wereld nog niet heeft afgetrokken, dat Hij de mens nog niet aan zichzelf wil overlaten. Deze genade op zich laat de mens nog in zijn verlorenheid. Maar tegelijk mogen wij weten dat God deze genade van bewaring voor een gevallen mensheid maakt tot een ruimte waar Hij Zijn bijzondere genade wil openbaren in de verkondiging van het reddende Evangelie van Christus Jezus.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 juni 1992

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

De Heilige Geest en de algemene genade volgens Calvijn

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 juni 1992

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's