Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het verbond (4, siot)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het verbond (4, siot)

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zoals uit het vorig artikel duidelijk is geworden, ben ik erg geporteerd voor de kinderdoop. Op bijbelse gronden meen ik dat het teken en zegel van Gods verbond met name aan de kinderen niet onthouden móet worden. Wat een belofte krijgt immers een kind, dat gedoopt wordt, mee. De Heere zegt dan toch maar tot dat kind: 'Als je in kennelijke nood verkeert, kom tot Mij. Ik wil jouw God zijn'.
De kinderdoop is een groot goed! Wij moeten ons die niet laten ontnemen. Wel moet het al òf niet aanvaarden van de kinderdoop in zijn juiste proporties worden gezien. Want ook al sta ik van harte achter de kinderdoop, daarmee zeg ik niet dat zij geen ware christenen zijn die hierover een andere mening hebben. Van de 'staat' van Bunyan en Spurgeon zou ik niets af willen doen. Hun baptistische achtergrond zal er ongetwijfeld de oorzaak van zijn geweest, dat zij de volwassendoop hebben voorgestaan. Ik blijf echter wel de mening toegedaan dat er daardoor een te zwaar accent valt op het 'ja' van de mens. Gods 'ja' aan het begin van het leven acht ik belangrijker.

Geen verbondsautomatisine
Er is in de gereformeerde verbondstheologie weinig grond om van alle gedoopten te veronderstellen, dat zij uitverkoren zijn. Soms zijn er wel schrijvers geweest die zich dienaangaande wat onvoorzichtig hebben uitgedrukt, doch meestentijds werden zij dan door anderen wel weer gecorrigeerd. Calvijn heeft al heel sterk een onderscheid gemaakt tussen hen, die gedoopt zijn en geroepen worden met een algemene roeping en anderen die met de Geest der wedergeboorte worden bedeeld.
Het verbond kan alleen bedoeld zijn voor de uitverkorenen, want wie ten volle in het verbond is wordt gezaligd. Dat kan niet uitblijven. Vandaar dat er wel een onderscheid is gemaakt tussen een inwendig en uitwendig verbond. Let wel: daarmee zij geen twee verbonden bedoeld, hoewel sommigen zover zijn gegaan. Maar dit laatste is toch in 't algemeen afgewezen. Men sprak liever van de uitwendige bediening van het verbond: allen werden besneden, allen werden tot Israël gerekend, maar God had niet in allen behagen (1 Kor. 10). Ook werd er wel gesproken over een extern en intern verbond. Het externe verbond is dan voor allen bedoeld, doch niet tot zaligheid; het interne verbond daarentegen wel. Dit laatste verbond is tot zaligheid voor de uitverkorenen.
Persoonlijk wil ik niet gaan goochelen met woorden als extern en intern, uitwendig en inwendig. 't Is een en hetzelfde verbond waarvan de bediening verschillend is.
Nu kan men natuurlijk de vraag stellen, waarom men in de verbondstheologie een plaats heeft ingeruimd voor alle gedoopten, terwijl het verbond alleen tot zaligheid is voor de uitverkorenen. Waarom heeft men de niet-uitverkorenen niet laten vallen? Het antwoord is eenvoudig: omdat de Schrift dit niet doet. God wil dat er allerlei arbeid verricht wordt aan en door alle kinderen der gelovigen. Zij horen de prediking en zij verzorgen de prediking. Zij ontvangen veel weldaden en door hen worden profijtelijke daden gedaan. Allen worden als bondgenoten behandeld. Dat wil niet zeggen dat er geen onderscheid is tussen de bondgenoten. Hoewel wij met dit onderscheid ook weer voorzichtig moeten zijn. Het hart zien wij niet aan. Dat doet de Heere. Wij zien slechts aan wat voor ogen is. En daarin kunnen wij ons deerlijk vergissen. Er kan veel in het leven van een mens zijn, allerlei tekenen van geestelijk leven, en dat toch uiteindelijk zal blijken dat men geen ware bondeling is. Maar ook dit is waar: er kan weinig in het leven van een mens worden gezien, en dat toch zal blijken dat men een echte bondeling is. Wat is dan het onderscheid tussen de ene en de andere bondeling? Het onderscheid is het geloof in Jezus Christus! Dat is er òf dat is er niet.
Met het bovenstaande heb ik willen aanduiden, dat noch de theologen van de reformatie noch die van de nadere reformatie zijn uitgegaan van een verbondsautomatisme.
De wedergeboorte is maar niet een vanzelfsprekende zaak. Hetzelfde geldt voor het geloof. Wie door het teken en zegel van de doop in Gods verbond is opgenomen wordt niet automatisch behouden.
Nergens wordt ons in de Schrift geleerd een verondersteld geloof òf een veronderstelde wedergeboorte. Ook onze gereformeerde belijdenisgeschriften houden ons dit nergens voor. Wel wordt ons zowel in de Schrift als in de confessie van de kerk voorgehouden, dat wij als verbondskinderen wederomgeboren moeten worden. Anders gezegd: het geloof als een gave Gods dient in ons leven gewerkt te worden. Echte bondelingen zijn wij dan alleen als wij de Middelaar van het verbond, onze Heere Jezus Christus, hebben leren kennen.

Verkiezing en verbond
Wanneer ik de Dordtse Leerregels goed lees, kan ik niet anders opmaken uit I, 7 en 8 dat God niet in het algemeen verkiest, doch dat Hij bepaalde personen verkiest. Trouwens, dit is niet alleen te lezen in de Dordtse Leerregels, maar ook in de Schrift zelf. 'k Ga niet alle Schriftplaatsen opsommen, 'k Wil slechts wijzen op Romeinen 9-11. Het gaat in die hoofdstukken om de verkiezing van Israël als volk, maar ook om de particuliere verkiezing, 't Zal duidelijk zijn dat er een spanning bestaat tussen verkiezing en verbond. Toch laat de Schrift het verbond niet vallen door de verkiezing alleen het volle pond te geven, maar ook het omgekeerde gebeurt niet doordat de verkiezing weggepoetst wordt door alle accent alleen te laten vallen op het verbond.
Zoals de Schrift die spanning tussen beiden laat blijven, zo is dat ook met veel worstelen en opstaan in de kerkgeschiedenis gebeurd. 't Moet gezegd worden, dat soms eenzijdig alle nadruk is gelegd op de verkiezing zonder oog te houden voor het verbond, doch korte tijd later haalde men soms alle rek tussen verkiezing en verbond weg door de verkiezing te schrappen. Ik ben nog altijd van mening, dat I. Kievit ons een juiste weg heeft gewezen door te zeggen, dat de verkiezing nooit losgemaakt kan worden van Christus en dat de verkiezing zijn bedding vindt in het verbond. Dat wil zeggen: in het genadeverbond, waarvan Christus Middelaar is en wel die Christus die heeft gezegd dat Hij niet in de wereld is gekomen om der mensenzielen te verderven, doch om die te behouden.
In zijn boek 'Het vaste verbond' schrijft dr. Graafland, dat men in het verleden altijd min of meer aan verkiezing en verbond heeft vastgehouden. De spanning heeft men daaruit niet gehaald. Wel was er de mogelijkheid van het leggen van verschillende accenten, maar de rek bleef er over 't algemeen in.
Dat het een worsteling was zal duidelijk zijn. Ook Calvijn heeft hiermee zijn strijd gehad. De reformator wilde vasthouden én aan verkiezing én aan verbond. Dr. Graafland schrijft: 'Bij Calvijn kreeg dit deze vorm, dat hij sprak van verschillende trappen in de verkiezing. In dat kader sprak hij van een meer algemene verkiezing waarbij hij dan vooral wees op Israël als volk en op de christelijke gemeente als gemeente. Daarnaast, of liever gezegd, binnen deze wijdere cirkel sprak hij van een nauwere omgrenzing in een bijzondere verkiezing, die een uitgesproken particulier karakter draagt' (Het vaste verbond, pag. 159). Ik weet haast wel zeker dat I. Kievit op dit alles heeft doorgeborduurd, tengevolge waarvan onder ons een meer Schriftuurlijke visie op verkiezing en verbond is ontstaan, die met name in de prediking te horen is.

Een brief
Voor mij ligt een zeer sympathieke brief van een oud-ouderling. Uitvoerig gaat hij in op een vorige artikelenreeks waarin ik het een en ander over de wedergeboorte geschreven heb. Ook toen, zo zal men zich wellicht herinneren, wees ik op het verbond. Het verwaarlozen van het verbond kan niet anders – zo stelde ik toen – dan tot grote schade zijn van een ieder afzonderlijk als wel van een gemeente in 't geheel. Onze broeder was het hiermee volkomen eens. Toch vond hij dat ik de eis van het verbond wel wat meer had mogen benadrukken. Ik heb hem toen beloofd dat ik dit zeker nog een keer zou doen, omdat mij door de redaktie tóen al was gevraagd om over het verbond te schrijven.
Er is een verbondswraak én er is een verbondseis. De wraak van het verbond zal uitgaan naar allen die aan de eis van het verbond niet voldoen òf die niet gehoorzamen. De wraak van het verbond geldt niet alleen het leven na dit leven, maar kan ook in het hier en nu reeds in werking treden. Die wraak kan in het hier en nu zowel een gehele gemeente als een enkel persoon treffen. Te denken valt aan geheel Israël dat ten tijde van Elia de wraak van het verbond naar zich toekreeg. Geen regen en geen dauw... Voor een geruime tijd werd de staf des broods gebroken. Hoe ondervond David vanwege zijn zonde met Bathseba ook heel persoonlijk de wraak van het verbond? Schenders van Zijn wet, schenders van Zijn verbond doet de Heere in het dorre wonen.
Maar nu de eis van het verbond! Wat houdt die eis in? Terecht schrijft onze oud-ouderling dat de eis van het verbond dit inhoudt, dat aan Gods verbond onverbiddelijk zal worden gehoorzaamd. Onze broeder schrijft letterlijk: 'Dat na zoveel toezegging van God, niemand voor zichzelf onder de dure plicht uit kan, om de Heere hierop onvoorwaardelijk te geloven'. Nu, met dit laatste zijn wij het hartelijk eens. Geloven is altijd onvoorwaardelijk d.w.z. er worden van Gods zijde geen voorwaarden gesteld. Ook wij behoeven geen voorwaarden te stellen aan het geloof. Men behoeft zich daarvoor niet op te knappen, 't Is ook niet nodig dat men zich enigszins verbetert of dat men godsdienstiger of zelfs wat vromer wordt. Neen, zonder voorwaarde mag men de hand des geloofs leggen op het verbond en dan in 't bijzonder op de Middelaar van het verbond en zeggen: "k zal mijn hand op Jezus leggen, amen op Zijn offer zeggen'.
De eis om dit te doen, is er. Nu sluit ik niet uit, dat er onder ons zijn die zeggen, dat de eis tot geloven er inderdaad is en dat de Heere dringend aan ons vraagt om het verbond en daarmee de verbondsmiddelaar in te willigen. Maar – zo zeggen zij – hoe kan ik aan die eis voldoen? Hoe kan ik gaan geloven en het verbond inwilligen? Voor hen die werkelijk met die vraag zitten en die deze vraag niet uit valse lijdelijkheid stellen, geef ik dit als antwoord: kijk eens goed naar het verbond; in het verbond is alles begrepen wat ons ontbreekt. Niet alleen de Middelaar, niet alleen de vergeving der zonden en daarmee de verzoening met God, maar ook allerlei andere weldaden die voortvloeien uit het werk van de Middelaar en die ons als vruchten daarvan geschonken kunnen worden. Een van die verbondsweldaden is het geloof als gave Gods. Op grond van zijn genadeverbond kan de Heere én wil de Heere ons het geloof schenken. Hij wil en kan ons de ogen openen, opdat wij alle schatten van het verbond zullen gadeslaan, maar bovenal Hem Die het verbond uitmaakt: Jezus Christus. Alles wat ons ontbreekt, schenkt de Heere ons als wij het smeken: mild en overvloedig. Onderschat het verbond maar niet!
Het verbond Gods is welmenend. De woorden Gods daarin zijn welmenend. In de verbondsprediking wordt alles uit het verbond welmenend aan onze voeten neergelegd. De wraak van het verbond moet daarom wel een ieder treffen, die God niet houdt voor een Waarmaker van Zijn Woord. Ongeloof is altijd zonde. Twijfel is altijd zonde. Wie het verschrikkelijke ongeloof in eigen leven leert kennen, zegt meer dan eens: 'O ongeloof, gij snode vos, hoe kom ik nog van u verlost'. Gelukkig, de Heere verlost! De God van het verbond bevrijdt ons van de 'snode vos'! De HEERE doet ons als echte kinderen van het verbond leven!
Voor allen die door genade het verbond hebben ingewilligd en voor wie de Verbondsmiddelaar het allerhoogst en eeuwig goed is geworden geldt dit: 'Indien wij ontrouw zijn. Hij blijft getrouw; Hij kan zichzelf niet verloochenen'.
'k Wil deze reeks besluiten met wat de oud-ouderling mij schreef: 'In Zijn verbond komt de HEERE welmenend naar ons toe'. 'k Zet een dikke streep onder het woord 'welmenend'.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 juli 1992

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Het verbond (4, siot)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 juli 1992

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's