Wanneer is allegorese geoorloofd?
Inleiding
De titel van dit artikel doet veronderstellen dat er een terechte allegorese bestaat en dat het slechts de vraag is, wanneer een allegorische verklaring terecht is en onder welke omstandigheden. Om te begrijpen dat allegorese recht van bestaan heeft, dienen we ons ervan bewust te zijn dat in Israël en onder de vroege christenen zinnebeeldige voorstellingen veel meer dan nu aanwezig waren en in zekere zin voor zichzelf spraken. De vroege christenen hebben zich er nadrukkelijk van bediend, toen de vervolgingen niet toelieten dat zij zich openlijk uitspraken. Zij bedienden zich dan van een vis, waarvan de letters van het Griekse woord, ichthus, de beginletters vormden van Jezus Christus, de Zoon van God, de Zaligmaker. Alleen christenen kenden deze 'dubbele bodem', niet-christenen wisten slechts dat het om ichthus ging. En dat woord beduidde een vis, punt uit. Zo kent nagenoeg elke godsdienst zinnebeeldige voorstellingen, waarbij de gelovige zich bij het zien van veel meer bewust is dan de niet-gelovige. En ook in het gewone leven zeggen voorstellingen of voorwerpen iets, dat in het voorwerp zelf niet begrepen is. Bijvoorbeeld onze verlovings- en trouwringen.
Allegorese van de Bijbel
Moeilijk wordt het, wanneer deze zinnebeeldige uitleg van toepassing wordt gebracht op geschreven teksten. Ook dan is er sprake van een dubbele bodem, die overigens door verschillende factoren wordt bewerkt. Daar is de bewust mystieke uitleg van teksten, waarbij sedert Origenes, dus rond 200, en misschien al eerder een somatische (letterlijke) uitleg zich van een psychische (zedelijke) en een pneumatische (geestelijke) onderscheidt. Reeds in de derde en vierde eeuw waren er mensen, die het lezen van een betekenis die anders was dan de letterlijke in een tekst afwezen uit vrees dat in zo'n geval de letterlijke uitleg niet langer serieus zou worden genomen. Arius de ketter, die de Goddelijke natuur van Christus door geboorte uit de Vader der eeuwigheid afwees, kon zich beroepen op een school die zich concentreerde op de letterlijke ofwel historisch-grammatikale uitleg van de Bijbel. Maar het is nu juist die andere uitleg, die niet vies was van een geestelijk verstaan van de teksten, waarbij de Goddelijke natuur van Christus gegarandeerd was. Je zou zeggen: de meest serieuze Bijbeluitleggers gingen de fout in, maar hebben de kerk dogmatisch gered! Een andere reden waarom mensen Bijbelteksten geestelijk gingen verstaan, was de liturgie ofwel de eredienst. In die vroege christelijke tijden, maar ook gedurende de Middeleeuwen en ten dele tijdens en zeker na de Reformatie las men hele stukken van het Oude Testament allegorisch. De boom des levens uit het paradijs liep via Spreuken rechtstreeks naar het kruis van Christus, de ark van Noach was het onbetwistbaar zinnebeeld van de kerk, de doortocht door de Rode Zee betekende de doop, de twee bulten op de kameel die Rebekka naar Izaak bracht, wezen op de twee tafels van de Wet, enzovoort. Daar stak de begeerte achter om Oud en Nieuw Testament als eenheid te lezen, in elkaars verlengde te zien en vervolgens de ene als commentaar dienstbaar te maken aan de andere. En dan meestal zo dat niet het Nieuwe Testament een commentaar was op en bij het Oude (Van Ruler o.a.), maar dat veeleer het Oude Testament gelezen moest worden vanuit het Nieuwe en zo zijn zelfstandigheid in belangrijke mate verloor. De Evangeliën waren eigenlijk het grote Boek der Kerk, en de rest hing eraan zo niet erbij.
Het zou overigens best belangrijk zijn om aan te wijzen, welke verschillen er in dit allegorisch gebruikmaken van het Oude Testament zijn aan te wijzen. De ene uitleg, bijvoorbeeld van de Rode Zee, heeft ook ten aanzien van de rest van de Bijbel (zie 1 Cor. 10) veel betere papieren dan de andere, bijvoorbeeld de kwestie van de kameel met de twee bulten. Wij hebben er belang bij om deze verschillen te zien, omdat alleen dan we met een goed hart ons kunnen vinden in de Schriftuitleg, zoals die in onze belijdenisgeschriften tot ons komt.
Tot vandaag de dag
Tot vandaag de dag toe heeft de theologie de boven aangesneden kwesties niet tot een oplossing gebracht. Mag bijvoorbeeld een Oudtestamentische tekst die door Jezus op een heel bepaalde manier is uitgelegd, ook los daarvan rechtstreeks vanuit de Oudtestamentische context en woordkeus uitgelegd worden? Is Paulus' uitleg van Hagar in Gal. 4 : 25 als identiek met Sinaï, een berg in Arabië, sluitend voor alle tijden, omdat hij het gezag van een apostel plus de inspiratie van de Geest met zich draagt? Of is hier sprake van een typisch rabbijnse vorm van allegorese? Hoe worden Oudtestamentische teksten in het Nieuwe Testament aangehaald en waar is sprake van een gebrekkige tekstoverlevering? Mogen wij zo'n term wel gebruiken, zonder dat wij het gezag van de apostelen en de onfeilbaarheid van de Schrift aantasten? Is alle gebruik van Bijbelteksten in onze formulieren en belijdenisgeschriften gezaghebbend of vertonen bepaalde zinsneden een uitleg die ons sterk herinnert aan hoe in een welomschreven tijd over die teksten werd gedacht? Nu in onze dagen de hermeneutiek, de wetenschap die zich met regels van Schriftuitleg bezighoudt, zo belangrijk is geworden, is ook aan dit soort vragen nieuw leven ingeblazen.
Toch bepaalde regels
Er bestaat niet alleen allegorese, een meer of minder vergaande zinnebeeldige verklaring van teksten, maar ook zoiets als typologie. H. Berkhof heeft ooit eens een pleidooi gevoerd voor de typologie als een mogelijkheid om de voortdurende aanwezigheid van Christus in de verschillende fasen van de heilsgeschiedenis te ontdekken en tegelijk het historisch karakter van heil en heilsgeschiedenis te garanderen. Typologie is op personen betrokken en gaat meestal niet zover als allegorese. Bijvoorbeeld het kost enige moeite om in de vorst van het leger des HEEREN, die Jozua ontmoet, zonder meer een voorafbeelding van Christus of een verschijning van de preëxistente Christus te lezen (d.w.z. Christus vóór Zijn vleeswording), maar het kost merkbaar minder moeite om in de naam Jozua, zo goed als in Hosea en Jesaja en nog meer namen de gelijkenis met de Naam Jezus aan te wijzen. Immers, die gelijkenis bestaat semantisch (woordkundig) in het werkwoord jasha, dat redden, bevrijden en verlossen betekent. Moeilijker wordt het om met Kohlbrugge te zeggen, dat twee het beloofde land ingingen, namelijk Jozua en Kaleb, d.w.z. de HEERE redt, en: een hond. Toch blijft Kohlbrugge, en met hem anderen, bij de betekenis van woorden en namen, bij de taal van de Schrift, en honoreert hij wat de Statenvertalers tot een van de principes van hun vertaal- en kanttekeningenarbeid maakten, dat de talen waarin Gods Woord ons is geopenbaard, het instrument van de Heilige Geest zijn bij Zijn inspirerende werk.
Een tweede regel behalve de typologie, die de heilsgeschiedenis in takt laat en zich richt op heilshistorische verschijningen van Christus, is het gezag van Jezus en de apostelen. Dat wij van zondag tot zondag een apostolische kerk belijden, heeft met meer te maken dan met een stuk geschiedenis en traditie. De apostolische uitleg van de Schriften betekent dat wij vooral in onze uitleg van het Oude Testament, maar ook in de vergelijking van de verschillende 'lagen' van het Nieuwe Testament niet achter Jezus en de apostelen terugkunnen. Hun uitleg is bepalend in die zin dat het om een normerende norm gaat en niet om een genormeerde norm, een afgeleide norm, zoals dit het geval is in de belijdenisgeschriften. Bijvoorbeeld Jezus' uitleg van het zevende gebod in Matth. 19 is bepalend, en het is niemand in de kerk, in de apostolische kerk, toegestaan anders te leren dan wat daar staat.
Dit betekent in de eerste plaats een begrenzing. Ieder zal begrijpen dat het niet maar om een kwestie van woorden gaat, doch in die woorden om een hele levensinstelling. Men zie Jezus' uitleg van de Tien Geboden in de Bergrede. Slechts die kerk zal Schriftgetrouw de Bijbel uitleggen, die zelf een leven voorstaat in gemeenschap met Jezus en de apostelen. Vandaar dat in de Middeleeuwen men niet genoeg had aan een apostolische kerk, maar zocht naar het apostolische levensideaal, juist tegenover de verworden kerk of om in die verworden kerk staande te blijven.
Maar wie Jezus en de apostelen als laatste norm van Schriftuitleg kent en zo spreekt en handelt, zal daarbij ook een grote verruiming en verrijking ervaren. Het prachtige boekje van F.F. Bruce over de Nieuwtestamentische ontwikkeling van Oudtestamentische thema's toont dat aan. Er zijn immers in de Evangeliën en de Brieven en in Handelingen en Openbaring vele letterkundige vormen, ook bij het citeren en uitleggen van Oudtestamentische teksten. Ik denk aan de kwestie van het duizendjarig rijk, een volgens kenners van oorsprong Perzisch idee, die echter door Gods Geest en de pen van Johannes in het boek Openbaring zo'n Oudtestamentische inhoud krijgt, dat de Schriftgetrouwe oudvaders in veel gevallen aanhangers zijn geworden van de leer van het duizendjarig rijk. Ik denk ook aan Openbaring als zodanig, waarin naast de eschatologie (leer der laatste dingen) de apokalyptiek gewettigd en gecanoniseerd wordt, zo dat na Ezechiël en Daniël nog nodig is te zeggen. Apokalyptiek is een wettige zaak in de Schrift, en dat leren we als we trouw zijn aan de uitleg van Jezus en de apostelen aangaande Oudtestamentische teksten.
Daar waar tenslotte, zoals in de aangehaalde tekst uit Gal. 4, Paulus een in onze ogen allegorische uitleg geeft van een Oudtestamentisch gegeven, mogen wij hem volgen in gehoorzaamheid aan de Schrift, zonder beangst te zijn dat wij de heilsgeschiedenis vervlakken en iets in de Schriftuitleg inbrengen, dat er niet in hoort.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 september 1992
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 september 1992
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's