Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Mag een christen bloed eten?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Mag een christen bloed eten?

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding
De vraag kan ietwat merkwaardig overkomen, alsof bloed te eten zou zijn. Het moet toch zijn: bloed drinken? Maar aangezien het in het verband van de vraag gaat om iets eten samen met het bloed, is het toch wel juist om de vraag op deze wijze te stellen: Mag een christen bloed eten? Reeds als kind botste ik op dit probleem. Mijn moeder gaf mij een keer bloedworst op het brood, en ik at met lange tanden en daarna weigerde ik om nog ooit bloedworst te eten.
Voorzover ik me herinneren kan, ben ik die afkeer trouw gebleven, zonder te kunnen uitmaken of het de gevoelens waren, die met de gedachte samenhingen van bloed te eten, of dat het de bloedworst zelf was, die mij misselijk maakte. Veel later ben ik door velen uitgelachen, wanneer ik zei geen bloedworst te eten. Denk je dan, zo vroegen ze, dat in andere vleeswaren geen sporen van bloed zitten?

Wat zegt het Oude Testament?
Wanneer de Heere het verbond met Noach sluit en de schepping als het ware, vernieuwt, dan wordt niet alleen opnieuw vermeld dat de mens vruchtbaar zal zijn op de aarde en dat God hem alles gegeven heeft wat zich aan dieren en kruid op aarde bevindt. Tevens volgt daarop: Doch het vlees met zijn ziel, dat is zijn bloed, zult gij niet eten (Gen. 9 : 4). Even lijkt het erop (vers 6), dat het uitsluitend gaat om het bloed van de mens. Maar het tussenliggende vers 5, waar het gedierte wordt ingevoerd, laat toch de ruimte open om vers 4 op te vatten als betrekking hebbend op alle bloed van alle levende wezens. Het is duidelijk waarom dit gebod ingevoegd staat tussen allerlei woorden, die rechtstreeks aan Gods spreken met Adam en Eva in het paradijs herinneren. De zondeval is er immers tussen gekomen. En de zondeval bracht met zich mee, dat God Zelf rokken van vellen als bekleding van de naaktheid van Adam en Eva heeft gemaakt en (Calvijn) zo het eerste offer Zelf gebracht heeft: het bloed van die dieren wees reeds naar Christus. Duidelijker nog is wat volgt, de doodslag van Abel door Kaïn, waarna God vraagt: Wat hebt gij gedaan? Daar is een stem van het bloed van uw broeder, dat tot Mij roept van de aardbodem.
Israël heeft de woorden uit Genesis 9 : 4 wel degelijk ook op dieren betrokken. In Leviticus 3 : 17 wordt in verband met het eten van offervlees gezegd: Geen vet noch bloed zult gij eten, en in Leviticus 7 : 26 wordt het nog straffer herhaald: Ook zult gij in uw woningen geen bloed eten, hetzij van het gevogelte of het het vee. Met als vervolg de dreiging: Alle ziel die enig bloed eten zal, die ziel zal uit haar volken uitgeroeid worden. Nauwkeurig wordt dat herhaald bij de geboden voor de offers, Leviticus 17 : 10 e.v. Bijna in al deze teksten en ook in Deuteronomium 12 : 23 wordt het bloed gelijkgesteld met de ziel van het schepsel. Daarom mogen we stellen dat het bloed in de Bijbel een heel specifieke betekenis heeft. Het vertegenwoordigt in bijzondere mate het leven en de eigenheid van elk schepsel. En als dat leven aan iemand toekomt, dan is het aan God; vandaar de offers. Veel van deze teksten spreken dan ook van een eeuwige inzetting. Het recht van God op Zijn schepselen verandert niet. In wezen komt alle leven Hem toe. Slechts door lossing blijven de mensen in leven. Slechts door Gods barmhartigheid staat Hij ons toe te eten van wat Hem geofferd is. Maar dan blijft toch altijd dat voorbehoud: het bloed zult gij niet eten. De teksten uit Leviticus maken overduidelijk, dat Israël het vlees en het bloed bij de offermaaltijden en bij andere maaltijden (in uw woningen) van elkaar moest scheiden.

Wat zegt het Nieuwe Testament?
Het belangrijkste gedeelte is in deze samenhang Handelingen 15, waar de apostelen, ouderlingen en gemeente besluiten een brief door de hand van Judas, Silas, Paulus en Barnabas te zenden als antwoord op de manier waarop gemeenteleden van Jeruzalem zonder daar opdracht toe te hebben, de heidenchristenen de besnijdenis gingen voorschrijven. De heidenchristenen zijn op die wijze ontroerd en hun zielen wankelend gemaakt, zo zegt de Statenvertaling. In het Grieks staat het sterker: zij hebben hen geschokt en hun zielen verwoest. Daartegenover staat wat apostelen, ouderlingen en gemeente samen met de Heilige Geest hun voorschrijven: dat gij u onthoudt van wat de afgoden geofferd is, van bloed, van het verstikte en van hoererij. Dat zijn de noodzakelijke dingen, niet de besnijdenis. En als de heidenchristenen dit doen, dan handelen ze goed.
Aan de ene kant dus: leg de heidenchristenen geen zware last op. Aan de andere kant: er zijn dingen waar je niet omheen kunt. Daartoe behoort het zich onthouden van bloed. Voor 'zich onthouden' wordt een sterk werkwoord gebruikt, apechestai, dat betekent dat men zich van de genoemde dingen verre houdt. Dat het ook hier gaat om bloed in het kader van offers, bewijst het voorgaande: men moet zich ook verre houden van afgodenoffervlees. Iets waar Paulus later genuanceerd en nuancerend op ingaat in 1 Corinthiërs 8. Maar het gebod betreffende het bloed blijft in al zijn absoluutheid staan. En het wordt herhaald in Handelingen 21 : 25. Waarom?

De bedoeling voor ons
Het bloed is het leven, de ziel. In Johannes 1 : 13 wordt het bloed zelfs als de dragende kracht bij de verwekking van leven genoemd. Dat leven, die ziel kan slechts door Een opgeëist worden. Het komt de Heere toe. Daarom staat het niemand vrij om het bloed van mensen te vergieten of het bloed van een ander schepsel te eten, samen met het vlees. Omdat het hier gaat om een instelling vanaf de schepping en in elk geval om een instelling ter bescherming van de schepping na de zondeval (zie Noach), gaat dit gebod ook na het einde van Israëls offerdienst in Christus, verder en wordt het een algemeen gebod voor jood en heiden in het Nieuwe Testament.
Bij de strijd rond het vegetarisme in het christendom heeft dit argument een rol gespeeld. Albert Schweitzer trok vanuit zijn stelling 'Eerbied voor het leven', de konsekwentie dat niets van enig schepsel mocht gedood worden. Hij dreef dat zeer ver. Bekend is dat in Lambarene er zelfs in het ziekenhuis strijd ontstond over de vraag of je bacteriën mocht doden. Karl Barth heeft in een van de delen van zijn dogmatiek daarop geantwoord en gezegd, dat het een christen vrij staat om eerbiedig gebruik te maken van de planten- en dierenwereld. Bij dat eerbiedig gebruik heeft Barth verdiskonteerd dat in de lijn van Israëls offermaaltijden dat wat aan God toebehoort, gegeten mag worden. Tot de eerbied van het eerbiedig gebruik behoort dat er wel een grens is. Die grens wordt door de hele Bijbel aangegeven met het bloed. Al wat wij op het gebied van vlees en vleeswaren nuttigen, draagt altijd het karakter van een offer: het behoort aan God toe. Alleen vanuit dat bewustzijn mag een christen vlees eten. En we zouden de vraagstelling kunnen uitbreiden: geldt hetzelfde niet voor elk gewas op het land, waar de eerstelingen van aan God ten offer komen? Ik moet denken aan Guido Gezelles gedicht, waarvan de beginregels luiden:
'k En ete niet, of 'tgeen ik ete
't heeft de dood gesmaakt.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 oktober 1992

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Mag een christen bloed eten?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 oktober 1992

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's