Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Pers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Beelden van God

De redactie van 'Kerk en Theologie' liet onnlangs een themanummer (43e jaargang no. 4, oktober 1992) verschijnen over 'Godsbeelden'. Als leidraad bij de samenstelling van dit nummer liet de redactie de volgende overweging gelden: 'Er wordt opgewekt over Godsbeelden gepraat; het ene is bevrijdender dan het andere. Het is helemaal geen bezwaar als de een een ander godsbeeld heeft dan de ander en er zijn natuurlijk ook mensen zonder godsbeelden. De vraag wordt dan wel of het mogelijk is, waarachtig en betrouwbaar over God te spreken'. Het is voor de theologisch geschoolde lezer zeker de moeite waard kennis te nemen van de inhoud van deze aflevering van 'Kerk en Theologie'. Na een inleidend woord van prof. A. Geense is de inhoud als volgt: Christus Jezus, icoon van de onzichtbare God (prof. dr. J.A.B. Jongeneel), Afscheid van de godsbeelden (prof. dr. P.C. Kuiper), Jeremia's beeld van God en zijn strijd tegen de godenbeelden (prof. dr. B.E.J.H. Becking), 'God der wrake, God van liefde' (dr. H.G.L. Peels, straks prof. Peels in Apeldoorn), 'Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien' Joh. 14 : 9 (prof. dr. M. de Jonge en 'De mens het beeld van God – of omgekeerd' (prof. dr. A. van de Beek). Het nummer wordt afgesloten met een bijdrage van ds. C.B. Roos (Bilthoven) over 'Godsbeelden in het pastoraat'. Uit zijn bijdrage vallen we enkele fragmenten lichten, daar ik het vermoeden heb, dat de gemiddelde lezer van ons blad daarin een stuk herkenning zal vinden, ook al roepen sommige citaten de nodige vragen op.
Ds. Roos geeft o.a. aandacht aan enkele vormen van 'het godsbeeld in het pastoraat'. Hij geeft het volgende als eerste voorbeeld.

In het pastoraat komen we regelmatig in contact met mensen, die je ernstig verklaren dat ze ook wel in God geloven. Maar, zeggen ze erbij, wij doen dat op onze eigen manier. Zij hebben de kerk niet nodig. Anderen zeggen het nog, voorzichtiger als ze, als blijk van enige toenadering, je meedelen dat ze ook wel geloven 'dat er iets is'. Het godsbeeld dat achter deze opmerking schuil gaat, is algemeen religieus getint. De mens is religieus en weet zich op de een of andere manier afhankelijk van wat hij als Macht of ALMACHT, die het menselijke leven stuurt en/of bestuurt, ervaart. Die 'macht' of 'almacht' vult hij niet nader in. Het leven gaat zoals het gaat, het zal allemaal wel een bedoeling hebben, je kunt er toch niets aan veranderen. Soms wordt naar de natuur verwezen. Als je om je heen kijkt, moet het toch duidelijk zijn, dat er 'iets' is. Met dit 'godsbeeld' kunnen we in het pastoraat slecht uit de voeten. Ik kan het godsdienstfenomenologisch begrijpen, maar er pastoraal weinig mee doen. Maar dat wordt ook niet verlangd door de bezitters van dit godsbeeld. Zij stellen de vraag naar het waarom niet, omdat zij vanuit hun godsbeeld gezien weten dat deze vraag zinloos is. Het hoort bij dit godsbeeld, dat er over en weer – tussen 'god' en de mens – nauwelijks vragen of eisen worden gesteld. Aan een geïnstitutionaliseerde godsdienst of een kerkelijk onderdak is geen enkele behoefte. In de ontmoeting met dit godsbeeld voel ik als pastor zelfs geen verlegenheid meer. We zijn vele lichtjaren van elkaar verwijderd. Ik lijk wel van een andere planeet te komen. Maar we blijven beleefd tegen elkaar. Dat is een dodelijke constatering. We hebben elkaar niets te zeggen.

Hoe kan dat aflopen als zo'n godsbeeld je leven en sterven beheerst?

Dat wordt anders als je op een dag in de krant een overlijdensadvertentie tegenkomt, waarin de kinderen het overlijden van hun bejaarde moeder bekendmaken en waarin we lezen 'Ze heeft veel aan het leven geleden, maar ook veel genoten. Het geloof had ze, als zijnde overbodig en schadelijk, afgelegd. Ze had een enorme geestkracht'. We kunnen alleen vermoeden wat achter deze woorden schuilt. Maar het is niet moeilijk de woede te horen. Want die is hier nauwelijks verholen. En de frustraties, die alleen door de 'enorme geestkracht' konden worden overwonnen. Het geloof als een onduldbare aanslag op de vrijheid en het geluk van de mens. Met het geloof zal hier ongetwijfeld het christelijk geloof bedoeld zijn. Welk godsbeeld stond hier in de weg? Het beeld van een God Die zich van 'zijn' mensen niets aantrekt, die ze laat verrekken, die er een uitverkiezingsprocedure op na houdt waar de onrechtvaardigheid vanaf druipt. Een God die rustig aankijkt tegen de voorspoed van de goddelozen; die geeft en neemt en voor dat doen en laten niet ter verantwoording te roepen is, maar wiens naam wel geprezen dient te worden. Zo'n 'god' ongeveer, vermoed ik. Geloven in zo'n god is zonde van de tijd en de energie. Maar de vrouw, die met dat 'godsbeeld' heeft gebroken, nadat ze er vanaf haar jeugd, neem ik aan, mee opgescheept zat, heeft het niet kunnen laten om – zij het via haar kinderen tenslotte – heel openhartig van die breuk te getuigen. Want hoe negatief ook, het is een getuigenis over geloof. In het pastoraat komen we zo veel meer mensen tegen. Gebroken door een godsbeeld, dat allerlei authentieke trekken vertoont. Een godsbeeld, dat met vele bijbelteksten overeind gehouden kan worden.

Ds. Roos gebruikt crue woorden om het godsbeeld, dat hij in dit voorbeeld onder kritiek wil stellen, aan te duiden. Het is wel duidelijk wat hij bedoelt, al zou je zelf misschien wat andere woorden kiezen. En ik zeg niet teveel als ik beweer, dat dit beeld van 'God' ook onder ons, zeker bij een oudere generatie gevonden wordt. Soms is zo'n overgeleverd godsbeeld voor een jongere generatie reden om afscheid te nemen van kerk en geloof.

Zondag 10
Het kan niet anders: wie zich in deze tijd met de problematiek van de godsbeelden bezighoudt, zeker vanuit het pastoraat, die komt ook terecht bij het Godsbeeld dat in Zondag 10 van de Heidelberger, maar ook o.a. in artikel 13 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis verwoord is. Eigenlijk moet ik het anders schrijven: die komt ook te spreken over de God Die in Zondag 10 en in artikel 13 beleden wordt.
Ds. Roos zegt daarover het volgende:

Het godsbeeld, waarbij we hier in de buurt komen, gaat van een god uit, die dictatoriale trekken vertoont; van een 'Almachtige', die zich niet zal verantwoorden. Deze god legt zijn bedoelingen nooit uit. Dood en leven zijn in zijn hand. En kritiek op hem wordt gestraft. Soms genade-loos. Hij is niet te begrijpen. Hij troont hoog boven het menselijk gewemel. Hij is alleen maar te naderen in woorden en actes van volkomen gehoorzaamheid. Van enige acceptabele dialoog met dit opperwezen is nauwelijks sprake. Deze god laat niet met zich spotten.
Dit godsbeeld is in kerk en pastoraat niet onbekend. Er is een theologie, op wier gezag dit godsbeeld bijbels-dogmatisch aangekleed kan worden. We hoeven maar te denken aan zondag 10 van de Heidelberger. Vraag 27 en 28 gaan over de voorzienigheid van God. 'Alle dingen' komen ons toe 'niet bij toeval maar uit zijn vaderlijke hand' (antwoord op vraag 27) en 'alle schepselen zijn zo in zijn hand, dat zij zich tegen zijn wil niet roeren of bewegen kunnen' (antwoord op vraag 28).

Ds. Roos geeft aan dat dit godsbeeld ook voorkomt in teksten en bekende geestelijke liederen.

Je kunt zo tientallen – weliswaar uit z'n verband gerukte teksten en flarden van gezangen citeren: 'Laat Hem besturen, waken, 't is wijsheid wat Hij doet' (Gez. 427) of 'Wat God doet dat is welgedaan, zijn wil is wijs en heilig' (Gez. 432). We laten deze verzen onbekommerd zingen, maar ze kunnen niet 'los verkocht' worden, want ze horen bij een héél verhaal. En dat godsbeeld, waarover we het nu hebben, is maar de helft van dat verhaal of zelfs nog veel minder, het is zelfs zo weinig dat verhaal, dat het een leugenachtig en vals godsbeeld wordt. En met dat valse godsbeeld hebben we in het pastoraat en in de prediking heel wat brokken gemaakt als we als pastor feilloos wisten wat God voorhad met de dood van ons kind, of dat God deze ziekte die ons had getroffen gebruikte om ons dichter tot Hem te trekken of te straffen. Die Hij liefheeft, kastijdt Hij. Jaja. In het pastoraat willen we een dergelijk vals – omdat het de halve waarheid is, en die is erger dan de hele leugen – godsbeeld nog wel eens gebruiken uit zogenaamde pedagogische motieven. Om de schaapjes bij de kudde te houden. God ziet alles. God straft meteen, waarop een ook niet helemaal achterlijk gemeentelid dan pareert met: 'God is liefde'. In het pastoraat krijgen we te maken met mensen, die in deze verwarringen leven en een ongelukkig geloof hebben, of die kerk en geloofde rug hebben toegekeerd, maar niet loskomen van die God, die ze diep vrezen om wat Hij allemaal met je kan doen, en die ze wellicht zo graag zouden liefhebben. Als het al ergens is, dan is het hier dat het aankomt op een goede theologie, die èn prediking èn pastoraat omvat. Wat dat betreft geloof ik heilig dat de predikant ook de pastor moet zijn, en de pastor de predikant, en daarom pleit ik altijd voor een tegenbezoek van het huisbezoek: kerkbezoek. Want het godsbeeld dat we in het pastoraat tegenkomen of zelf hanteren, staat onder de kritiek van de uitleg van de Schrift.

Ook al weet ik (ook uit pastorale ervaring) dat er een heleboel mis kan gaan bij wie Zondag 10 voluit voor zijn rekening neemt, dit belijden aangaande God is maar niet uit de lucht gegrepen of uit een dogmatische duim gezogen. Het heeft een Schriftuurlijke grond en dan maar niet slechts rustend op enkele Schriftplaatsen. Ik ben het wel met ds. Roos eens, dat de belijdenis van Zondag 10 Schriftuitleg behoeft in de samenkomst van de gemeente.
Als God op een of andere manier niet de almachtige God is, wat en wie is Hij dan? Een zwakke God, Die het ook allemaal niet weet? Waarom zou je dan in Hem nog geloven? Maar nogmaals: ds. Roos heeft helemaal gelijk als hij zegt dat dit alles vraagt om een goede theologie.
Ds. Roos gaat nog verder door op het godsbeeld dat hij in ons tweede citaat noemde.

Het godsbeeld dat we in het tweede citaat kort besproken hebben, kom ik al dertig jaar tegen in het pastoraat. We weten dat we als smekelingen voor Gods troon mogen komen (Ps. 119), maar hebben we dan alleen maar lege briefjes in te brengen? En het verder angstig af te wachten? Zal God in ons lot een keer brengen? Worden we genezen op het gebed? Hij houdt toch de hele wereld in Zijn hand? Als God alles schikt en bestuurt, wat moeten wij dan nog? In lijdzaamheid afwachten? Tot we het licht zien en eindelijk 'weten' dat we Gods kind zijn en dus behouden voor de eeuwigheid? Maar als we dat licht niet krijgen? En dus verloren gaan? Want uit dat geestelijke klimaat stamt het hanteren van dit godsbeeld. Waag het niet van deze god afscheid te nemen. Immers, na dit leven, komt er een ander. En dat zou je toch ook graag 'veilig stellen'. Dit godsbeeld brengt mensen onder dwang. En wie in het pastoraat op macht uit is, kan er verschrikkelijk mee manipuleren. Dat gebeurt niet alleen in het christendom. Duizenden jonge Iraniërs lieten zich onder de belofte dat Allah hen in het hiernamaals zou belonen, de mijnenvelden insturen. De ouders lieten hun kinderen gaan. Religieuze en politieke leiders weten al eeuwen dat bepaalde godsbeelden het beste maar in stand gehouden kunnen worden om mensen gehoorzaam te houden en klein en onmondig.

Een godsbeeld wordt menigmaal gehanteerd om mensen schrik aan te jagen, ze betekenen heel vaak dwang en onvrijheid. Zulk hanteren van godsbeelden kom je in alle delen van de kerk tegen, aldus ds. Roos terecht.

God als Vader
Een bekend beeld van God is God als Vader. Het is een voluit bijbels beeld trouwens. Jezus heeft ons geleerd in ons gebed God aldus aan te spreken.

Het meest gebruikelijke godsbeeld dat we kennen in de joods-christelijke traditie is dat van God als vader. Alle connotaties van dat begrip vader komen we dan tegen. Vader als vriend, als beschermer, als de grote macht die alles kan en alles weet; de vreugde om zo'n vader te hebben, die je in het donker van het lijden, in het donker van de tijden, niet in de steek laat; die er altijd is. En dan als pendant daarvan de mens die zichzelf ervaart tegenover deze vader, de mens als kind, als kwetsbaar wezen, nietig tegenover de machten van het kwaad, of de machten van de natuur.

AI die connotaties zijn in het pastoraat evident. De belijdenis is klassiek: ik geloof in God de Vader. En 'Onze Vader, die in de hemelen zijt'. Het woord vader is een oerwoord. Er kan bijbels heel zuiver over gesproken worden hoe Israël dat woord vader aan die God heeft verbonden, die het in de geschiedenis heeft mogen ontmoeten, heeft leren kennen als 'Ik ben de betrouwbare', die het werk van zijn handen niet loslaat. God is hier geen vader omdat Hij onaantastbaar is en hoog verheven, terwijl de mens nietig en klein is, nee. God is hier vader omdat Hij zich geopenbaard heeft als de nabije. Hij is dan niet een onbekende schepper, maar een bekende, vertrouwde stem. Maar van dat alles kan heel weinig of helemaal niets overblijven, als we zelf een vader hebben (gehad) die gemeten aan het in onze zogeheten beschaafde christelijke wereld hooggehouden ideaalbeeld van de vader, ver onder de maat is gebleven. Een vader als een tiran. Een vader met wie geen redelijk gesprek mogelijk was. Een vader die zich geestelijk, en soms ook fysiek, aan je vergreep. En dan God als vader? Al heel vroeg in mijn pastorale werk werd ik geconfronteerd met een vrouw, die vanwege haar aardse vader het 'Onze Vader' niet meer over haar lippen kon krijgen. Aan de ene kant doet dat niets af aan de authenticiteit van het bijbels beeld, waarin God als Vader getekend wordt. Aan de andere kant moeten we, geleerd door de ervaringen van mensen om ons heen, beseffen dat het een bijbels beeld is. Heel bruikbaar voor veel mensen, voor helaas ook veel andere mensen in scherven gevallen en voorgoed onbruikbaar. Hebben we voor die laatste categorie, mannen èn vrouwen, een alternatief beeld beschikbaar? Of schiet de taal tekort om voor hen de Naam, de Gans Andere, in een bruikbaar beeld nabij te brengen. Bruikbaar omdat het alle goeds, dat in de aanspraak 'Vader' bewaard wordt, overdraagt op een andere aanspraakvorm, die alle verschrikkelijke aardse vaderervaringen niet oproept. Dat zoeken we op, maar hoe precies?

Het hele gesprek over 'godsbeelden', juist ook in het pastoraat, maar niet minder op bijv. de catechese, luistert uiterst nauw. Er kunnen hier de grootste ongelukken immers gebeuren? Bij welk beeld van God zijn we opgevoed? Welke God wordt ons wekelijks verkondigd? Het zou interessant zijn als iemand eens zou kunnen nagaan hoe de prediking over God er misschien toe kan hebben bijgedragen, dat zovelen zeggen afgeknapt te zijn op kerk en geloof. Het gaat vooral hier om wat heet 'eeuwig wel of eeuwig wee'. Het themanummer van 'Kerk en Theologie' is mede een reactie op de discussie die is ontstaan na het geruchtmakende referaat dat de Leidse classicus prof. dr. H.A. Versnel in de herfst van 1990 hield ter gelegenheid van de 110e verjaardag van de VU onder de titel 'Geloof het of niet'. Versnel legde getuigenis af van de reden waarom hij niet meer onder de in God gelovigen gerekend wilde worden. Vorig jaar verscheen bij Meinema, Zoetermeer een bundel lezingen en reacties op de rede van prof. Versnel onder de titel 'De onzekere zekerheid des geloofs', voor de in deze materie geïnteresseerden een boeiende bundel. Ik licht uit de genoemde rede van prof. Versnel een kort fragment, waarin hij vier godsbeelden op een rij zet.

Twee zusjes raken te water. Eén verdrinkt omdat ze de ander wil redden. De ander wordt gered. Raadsel, onrecht, willekeur.
– 'Wij leven aan de onderkant van het karpet', zegt de liberale christen, 'wij zien alleen wat losse eindjes, een verwarrende chaos. Maar God zit aan de bovenkant, ziet het patroon: laat het nou maar aan hem over.'
– 'Er is wel degelijk een patroon en ik zie het duidelijk, want ik zit niet onder dat tapijt, maar er boven, op Gods schoot', zegt de fundamentalist. 'Het staat allemaal geschreven. Pijn en leed zijn een straf of een beproeving, of een noodzakelijk offer. Alles uit Gods hand'.
– 'Welnee', zegt de filosoof, 'er is helemaal geen patroon, het is een effen karpet, ik kan het weten, want ik heb het zelf geweven. God bemoeit zich helemaal niet met ons klein gedoe, daarvoor is hij te groot'.
– 'Of er een patroon is weten we niet zeker', zo zeggen moderne a-religieuze christenen, 'maar zien doen we het niet want we zitten aan de onderkant van het karpet, maar we zitten daar wel goed want God zit er ook. Kijk maar, ginds zit hij tussen ons in. Hij ziet het ook allemaal niet zo goed en vindt het even beroerd als wij. Val hem dus niet met deze vragen lastig.'

Scherp doch raak geformuleerd: welk Godsbeeld is het onze en de moeite waard te overwegen waarom wij God prediken en in God geloven zoals wij dat menen te moeten en te mogen doen op grond van wat God aangaande Zichzelf in de Heilige Schrift heeft geopenbaard. Ik sluit af met wat de kerk der Reformatie in artikel 1 van de NGB aangaande God belijdt: Wij geloven allen met het hart en belijden met de mond dat er een enig en eenvoudig geestelijk Wezen, hetwelk wij God noemen: eeuwig, onbegrijpelijk, onzichtbaar, onveranderlijk, oneindig, almachtig; volkomen wijs, rechtvaardig, goed en een zeer overvloedige fontein van alle heil.
Daar houden we het voorlopig maar bij. Onze vaderen hebben dit ook mogen belijden omdat ze hun God zó mochten kennen en ondervinden in hun leven. Daar komt het ook vandaag op aan.

J. Maasland, Kootwijkerbroek

Voor geïnteresseerden is dit nummer te verkrijgen door ƒ 28,20 (d.i. incl. porto) te storten op postgironummer 610252 t.n.v. Boekencentrum B.V. Zoetermeer, onder vermelding van het gewenste exemplaar.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 november 1992

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Uit de Pers

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 november 1992

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's