Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Boekbespreking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbespreking

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

'Bucer en de kerk', redactie Reformatie Studies dr. F. van der Pol, De Groot-Goudriaan, Kampen, 1991, 184 p., ƒ 49,90.
Het congres van de Stichting ter bevordering van de kennis van de Reformatie, dat sinds de oprichting ieder jaar in Apeldoorn gehouden wordt, stond in het jaar 1991 het geheel in het teken van de betekenis van de reformator van Straatsburg, Martin Bucer. De referaten van het congres zijn in gebundelde vorm uitgegeven, met een 'Woord vooraf' van dr. F. van der Pol, en geven een goede gelegenheid om op actuele wijze kennis te maken met deze steeds bekender wordende reformator. Bucer mag naast de 'groten', Luther, Zwingli en Calvijn, niet over het hoofd worden gezien, en is vooral belangrijk als de man die zo vaak een bemiddelende rol heeft willen spelen tussen de uiteenlopende stromingen in de reformatie.
Dr. W. van 't Spijker zorgde voor het 'hoofdreferaat', een verhandeling over 'De kerk in Bucers oecumenisch streven'. Hij tekent de ontwikkeling van Bucers begrip van de kerk als 'geloofswerkelijkheid, door Woord en Geest bijeengebracht' in het licht van de fronten met Rome en de Dopers en in relatie met de andere hervormers en de gehouden godsdienstgesprekken. Sterke nadruk valt op zijn oecumenische gezindheid in de rechte zin des woords. Daarbij wilde hij ruim onderscheid maken tussen noodzakelijke en niet-noodzakelijke geloofsstukken.
Over 'Bucer en Zwingli' gaat het tweede hoofdstuk van de hand van drs. H.J. Selderhuis. Bucer heeft geprobeerd om tussen Luther en Zwingli te bemiddelen in de avondmaalsstrijd. Aanvankelijk stond hij sterk onder invloed van Luther, daarna nam hij veel van Zwingli over, en op den duur nam hij tussen beiden een zelfstandige positie in, met elementen van beide andere reformatoren. Selderhuis adstrueert een en ander aan de hand van de standpunten ingenomen met betrekking tot de 'beelden' en de avondmaalsopvatting.
De derde bijdrage, in het Duits, is van dr. W.H. Neuser over 'Bucers Bedeutung für Kirche und Theologie heute'. Een vooropmerking is, dat waar Neuser hierin concreet over de kerk vandaag spreekt, hij de Evangelische Kirche van Duitsland voor ogen heeft. Beginnend bij de vaststelling dat de reformatie in Duitsland veelkleuriger is geweest dan alleen vanuit Luther of Calvijn gezien, bespreekt hij een aantal hoofdzaken van Bucers program van reformatie. Hoewel het een anachronisme is, vindt Neuser het in zekere zin toch terecht om Bucer de 'Piëtist unter der Reformatoren' te noemen. Hij komt tot de conclusie dat Bucer niet in een vast systeem dacht en dat hij het best getypeerd zou kunnen worden als 'der grosze Anreger', de man die op het beslissende moment aan anderen de aanzetten gaf, die nodig waren tot belangrijke ontwikkelingen. Een typering die het overwegen waard is, die de kwaliteiten van deze reformator als leraar wellicht enigszins relativeert, maar die zijn belang in de ontwikkelingen van de Reformatie nadrukkelijk onderstreept.
Het vierde hoofdstuk, van de hand van B.J. Spruyt vertelt de geschiedenis van de werking van een belangrijk geschrift van Bucer in de strijd tusen Remonstranten en Contra-remonstranten in Nederland, een eeuw na de eerste publikatie. Een irenisch geschrift van Bucer uit 1530 werd door de remonstrant Wtenbogaert vertaald en uitgegeven om zijn standpunt inzake geloofsverschillen te onderstrepen met het gezag van een reformator. Hij wilde de zogenaamde Gulden Brief gebruiken om ruimere tolerantie te vragen in geloofsvraagstukken binnen de kerkelijke discussie van zijn dagen. Wtenbogaert vond de contra-remonstrant Trigland tegenover zich, die de Gulden Brief van Bucer pareerde met de publikatie van Drie Gulden Brieven van de hand van Wtenbogaert zelf, uit de tijd dat deze nog een ander, meer contra-remonstrants, standpunt vertegenwoordigde als predikant van Utrecht. Dit gebeurde uiteraard zonder toestemming van de auteur. Spruyt belicht de achtergronden van het conflict en laat zien hoe een geschrift van Bucer vele jaren na zijn dood een twistpunt werd tussen de twee facties, van de 'irenici' enerzijds, die vooral die een grote plaats wilden geven aan de overheid in kerkelijke zaken, en de kerkelijke, orthodox-confessionele traditie anderzijds. Dit slothoofdstuk is een goed gedocumenteerde bijdrage tot de kennis van de doorwerking van de reformatie in Nederland, met daarin optredende tegenstellingen. Het vermeerdert de waarde van de uitgave van de referatenbundel dat de beide, zeldzame, geschriften waar het in het laatste hoofdstuk over gaat, als facsimile-uitgave aan de referaten zijn toegevoegd.
Het geheel betekent een waardevolle bijdrage tot de kennis van de Reformatie in het algemeen en Bucer in het bijzonder, niet in het minst vanwege de vele duidelijke stimulansen tot verdere studie. Ik meen dat een congresbundel die bedoeling ook moet hebben, dat er niet alleen wordt vastgelegd wat is gezegd, maar ook wordt aangespoord om het gebodene met nieuwe studies aan te vullen.
M.A. van den Berg, Groot Ammers

G. Officer: De verschijning. Bijbelse overdenkingen rondom het kerkelijk jaar. Uitgave: Kok, Kampen, 152 p., ƒ 24,90.
Drs. Greg. Officer, herv. pred. te Heino, schreef deze bundel met Bijbeloverdenkingen niet zozeer als dagboek, maar als 'jaarboek'. In 38 hoofdstukjes, ondersteund door foto's, legt hij op meditatieve wijze Bijbelgedeelten uit, waarbij hij de lijnen doortrekt naar onze tijd. Het boek biedt meer dan de titel suggereert, daar de meditaties na Pinksteren ook anderen, meer losse thema's, aan de orde stelt, ik miste de laatste zondag van het kerkelijk jaar. Het boek leest gemakkelijk, heeft een goede stijl en gaat op Bijbelse wijze in op vreugden en verdriet van de mens van vandaag. De schrijver komt eerlijk voor zijn mening uit en voegt zich daarbij niet naar de gangbare opvattingen. Soms is de toon polemisch. De rode draad in dit boek is de persoonlijke ontmoeting en relatie met Jezus. Bij alle waardering voor de vaak originele gedachten van de schrijver maak ik toch ook enkele kanttekeningen. Het gedeelte over de opstanding van Jezus vind ik onduidelijk. Wat is het verschil tussen de visie van Officer en van hen die geloven dat een lijk (dood lichaam) is opgestaan (p. 49)? Hier de term extreem – rechtse orthodoxie te gebruiken lijkt me niet verstandig.
Zo zou ik wel meer kunnen noemen. Dat neemt niet weg, dat ik het boek met genoegen gelezen heb en hartelijk aanbeveel.
W. Verboom, Hierden/Harderwijk

P. Schelling: Het gaat om leven, werken aan een wereld van sjaloom. Uitgave: Kok, Kampen, 1992, 127 p., ƒ 21,–.
De auteur van dit boek is missionair predikant te 's-Gravenhage. Tijdens een studieverlof heeft hij het begrip sjaloom bestudeerd. Het is een leidraad geworden voor heel zijn missionair bezig-zijn. Na een Woord vooraf volgen 8 hoofdstukken met achtereenvolgens de volgende titels: Op zoek naar leven, Sjaloom: Bakermat en perspectief, vechten tegen kapot leven, ontmoeting: het hart van de sjaloom, bijeenbrengen, wie Tora vermeerdert, vermeerdert sjaloom, makkers voor het leven, liturgie van sjaloom voor kerk en wereld.
Aan dit boek is goed te merken dat de schrijver werkzaam is op het snijpunt van kerk en wereld. In zijn missionaire arbeid komt hij in aanraking met het 'kapotte' leven in allerlei varianten. In dit boek zoekt hij naar wegen om de sjaloom, het herstel het heelworden gestalte te geven. Daardoor is het boek sterk horizontaal gericht en riskeert de uniciteit van het heil in Christus te relativeren. Graag had ik bepaalde bijbelse begrippen wat meer uitgediept gezien alvorens er mee aan het werk te gaan. Ik denk aan het heil van God, de bekering, enz. Het boek is sterk georiënteerd op joodse bronnen. De kerk is er voor de wereld (p. 10). Betekent dat werkelijk dat het heil Gods ook buiten de bijbelse boodschap te vinden is (p. 110 v.)? Volgens mij denken mensen die daar moeite mee hebben niet: hij of zij moet worden als wij (p. 115), maar zijn zij (als het goed is) vervuld met de ernst dat je alleen door Christus behouden wordt, zoals Hij zelf heeft gezegd. Het valt me op dat de auteur sterk voor de (interreligieuze) dialoog pleit. Maar als het om de visie van M. Dieperink gaat, dan is hij de dialogische stijl toch wel vergeten en maakt hij haar het verwijt van 'bijna godslasterlijk' bezig te zijn. Ik zou zeggen: waarom ook geen dialoog met haar en anderen die denken zoals zij. Zij mogen toch ook hun mening hebben, zonder meteen voor bijna godslasterlijk aangezien te worden. Of is de dialoog selectief? Dat kan toch niet. Laat de auteur op deze en andere zaken nog eens doordenken.
W. Verboom, Hierden/Harderwijk

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 december 1992

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Boekbespreking

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 december 1992

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's