Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De verstandelijk gehandicapte en de openbare geloofsbelijdenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De verstandelijk gehandicapte en de openbare geloofsbelijdenis

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

1. De uiteindelijke doelstelling van de catechese: de openbare belijdenis van onze verstandelijk gehandicapten
We kunnen er inderdaad niet omheen dat dit de uiteindelijke doelstelling van de catechese is, méér nog: dat het gaat om mensen te leiden tot de maaltijd des Heeren (zie Kort begrip).
Hier ontstaat – met name in onze kringen – de grote verlegenheid. Kunnen zij wel belijdenis doen, moeten zij eigenlijk wel belijdenis doen. Dan gaat het met name om de geloofsinhoud (de fides quae creditur). Kunnen zij deze geloofsinhoud wel beamen?
Wij zijn het er allemaal met elkaar over eens dat onze verstandelijk gehandicapten een correctie zijn op ons al te rationeel omgaan met de Heilige Schrift. Maar als wij bij deze vragen belanden, komen de moeilijkheden! Vandaar dat er maar weinig verstandelijk gehandicapten zijn in onze kringen die komen tot het belijdenis doen om maar te zwijgen over het komen tot het Heilig Avondmaal. Daarin hebben wij zelf al genoeg vragen!
Of wij moeten er plotseling mee geconfronteerd worden zoals in Lunteren toen een mongolide meisje, van wie men wist dat het de Heere vreesde, tot het Heilig Avondmaal kwam.

2. De vraag naar het belijdenis doen en het gaan naar het Heilig Avondmaal komt meer en meer nadrukkelijk aan de orde
Hoe dan?
Van de kant van onze verstandelijk gehandicapten: ze hebben een kerkdienst meegemaakt waarin een aantal ouderen en jongeren belijdenis des geloofs hebben afgelegd. Naar aanleiding van deze diensten wordt er door onze verstandelijk gehandicapten gezegd: 'ik wil ook bij de Heere Jezus horen!' Of als het een Avondmaalsdienst betreft: 'ik wil ook het brood van Jezus eten…'. Die opmerkingen en vragen kunnen weer overgaan, maar ze kunnen ook blijvend terugkeren.
Over dat blijvend verlangen mogen we niet lichtvaardig oordelen. Daarin kan duidelijk het werk van de Heilige Geest zich openbaren. Als een verlangen naar geestelijke realiteiten terugkeert, dan kan daar duidelijk een vingerwijzing geconstateerd worden van de Heere God Zelf.
Wee ons als wij daaraan als ouders of catecheten voorbijgaan! Juist ten aanzien van de 'kleinen' (de 'mikroi' uit Matth. 3 : 18) heeft Christus ons gewaarschuwd dat wij hen niet in de weg zullen staan in het gaan tot de grote Kindervriend.
Van de kant van de ouders.
Waarom mag mijn kind geen belijdenis doen? Zij horen er toch óók bij?
Het is in de kerk juist één van de weinige dingen die zij mogen meemaken. Het verlangen van de zijde van de ouders moeten wij wel toetsen. Het kan een heel ongenuanceerd verlangen zijn, waarbij de indruk gewekt kan worden dat het meer om onszelf gaat dan om ons kind… (om erkenning). Maar wie oordeelt over de diepste beweegredenen? We moeten ons wel hoeden voor krampachtigheid. De Heilige Geest verlost van krampachtigheid en gaat eigen wegen. Die eigen weg kan ook wel zijn dat onze kinderen mogen leven op het geloof van Gods gemeente. Dan kunnen Gods kinderen fungeren als de vier vrienden die de verlamde bij de Heere Jezus ­ brachten. Zo heb ik in de gemeente wel kinderen Gods ontmoet die juist ook verstandelijk gehandicapten bij de Heere Jezus brachten in geloof en gebed. Ze namen deze kinderen mee tot voor de troon van God. Vergeten wij ook niet dat wij als ouders onze kinderen bij de Heilige Doop bij Christus hebben gebracht! Dan doen wij als ouders opnieuw belijdenis maar dan met betrekking op onze kinderen. We mogen dit plaatsvervangend geloven niet onderschatten.
Ik breng in dit verband de zinsnede uit de Dordtse Leerregels nog ter sprake: gelovige (godzalige) ouders mogen niet twijfelen aan de verkiezing en zaligheid van hun vroeggestorven kind (artikel I, 17).
Stelling I: Wij mogen onze verstandelijk gehandicapten niet in de weg staan wanneer in hen een duidelijk verlangen bestaat om te komen tot het doen van belijdenis des geloofs en het gaan naar de Maaltijd des Heeren.
Juist de tekenen van brood en wijn, de zichtbare tekenen spreken hen bijzonder aan. Zij zijn doorgaans immers visueel ingesteld, en hebben een uitgesproken gevoel voor de non-verbale elementen in de eredienst.
Stelling II: Wij mogen hen niet meer opleggen dan zij verstandelijk aan kunnen. Dan is er het reële gevaar dat wij hen in de weg zullen staan, hen zullen verhinderen. Christus spreekt daar het meest ontzettende oordeel over uit (zie Matth. 18 : 6).
Het I.Q. is niet bepalend voor de kennis des Heeren, welke een bevindelijke kennis is. Het gaat in de bijbel om de taal van het hart, d.i. de taal van de Heilige Geest.

3. Discussie in de kerken over de deelneming van verstandelijk gehandicapten aan belijdenis en Avondmaal
Wat zeggen de kerken over de deelneming van verstandelijk gehandicapten aan het Heilig Avondmaal? De generale synode van de Geref. kerken in Nederland is het eerste landelijke beleidsorgaan geweest, dat zich over 'sakramentsbediening aan en geestelijke verzorging van debielen en zwakzinnigen' heeft uitgesproken. Bij de besluitvorming overwoog de synode, dat het binnen de mogelijkheid van debielen en verschillende zwakzinnigen ligt 'op hun niveau te komen tot een als zodanig herkenbaar belijden van Jezus Christus als hun Zaligmaker en verstaan van de betekenis van de sakramenten' (acta synode Sneek 1969-1970). Aangepaste kerkdiensten zijn daarom aan te bevelen, terwijl eenvoudige formulieren dienen te worden opgesteld. Deze eenvoudige formulieren zijn er helaas nooit gekomen.
Positief moet gewaardeerd worden dat de geref. synode zich als eerste landelijk beleidsorgaan uitdrukkelijk met deze materie heeft beziggehouden en daarmee getoond heeft dat verstandelijk gehandicapte gemeenteleden een plaats toekomt in het centrum van de eredienst: de openbare belijdenis en het Heilig Avondmaal.
Ook de synode van de Ned. Herv. Kerk heeft zich met deze materie beziggehouden, zij het enkele jaren later. Toen onze synode in 1974 het rapport 'De deelneming aan het avondmaal' vaststelde, nam zij daarin ook een paragraaf op over de plaats van de verstandelijk gehandicapten aan het avondmaal. 'De gemeente zal duidelijk moeten weten, dat deze kinderen (en volwassenen, maar geestelijk blijven het kinderen) bij de gemeente horen. Zij leven voor rekening van de maatschappij, maar ook op het geloof van de gemeente. Zij zullen daarom in principe kunnen deelnemen aan het gehele gemeenteleven, inclusief het Heilig Avondmaal. De benadering van het onvolwaardige is voor de gemeente bij uitstek een toetssteen van haar geloofwaardigheid in onze samenleving…' (blz. 38-40). Het belangrijkste dat in deze passage wordt gezegd is naar mijn mening de passage dat de gehandicapten mogen leven op het geloof van de gemeente.

4. Door de Heilige Doop behoren de verstandelijk gehandicapten reeds tot de gemeente
Eerder sprak ik over het gevaar van krampachtigheid rond het doen van belijdenis des geloofs t.a.v. onze verstandelijk gehandicapten. Die belijdenis moet niet – koste wat het kost – plaatsvinden. Als het niet kan, hoeft dat ook niet. De zaligheid van onze verstandelijk gehandicapten – en ook van ons – hangt niet van het ja-woord af bij de openbare belijdenis. Het gaat in eerste instantie om 'Gods grote ja' in Christus tot ons mensenkinderen. Het geloof moet er wel tussenkomen, heeft Calvijn gezegd, maar het geloof is geen causa (oorzaak) maar instrumentum (middel tot…) in de toepassing van het heil (zie Dordtse Leerregels).
Van de kinderen der gemeente zegt de Heidelberger catechismus dat zij 'door de doop, als het teken des Verbonds, de christelijke kerk ingelijfd moeten worden…' (H.C. vraag en antwoord 74). Ook de verstandelijk gehandicapten behoren dus reeds tot de gemeente van Christus door hun doop.

5. Enkele opmerkingen met het oog op de belijdeniscatechese
De gulden regel voor de catechese aan verstandelijk gehandicapten is dat deze catechese moet aansluiten op hun zintuigelijke waarnemingen: wat ze doorgaans zien, horen, voelen en proeven.
Deze catechese moet vervolgens ook aansluiten op hun emotionele ervaringen: waar ze doorgaans bang voor zijn, waar ze blij mee zijn, waarover zij verdriet kennen en waarom zij zich eenzaam voelen. Deze gulden regel geldt niet minder de belijdeniscatechese!
Verder moet de belijdeniscatechese plaatsvinden – zo mogelijk – in het kerkgebouw waar de dienst eenmaal zal plaatsvinden. Van betekenis is om het kerkgebouw goed met hen te bekijken, met name ook het liturgisch centrum: de preekstoel, het doopvont, de avondmaalstafel, enz.
De belijfeniscatechese dient m.i. vooral te gaan over de twaalf artikelen. Zelf heb ik daartoe altijd gebruik gemaakt van de uitgave van 'Op weg naar het Vaderhuis…' van Valkenburg. Deze catechisatie is ook een herhalingscatechisatie en tegelijk een catechisatie waar de eerstkomende aangepaste dienst wordt voorbereid. De laatste keren van de belijdeniscatechisatie kan samen met de groep in de plaatselijke gemeente gehouden worden.

6. De belijdenisvragen
Er zijn heel wat pogingen ondernomen door individuele predikanten om de belijdenisvragen te vereenvoudigen. Bijvoorbeeld de belijdenisvragen, zoals die opgesteld zijn door ds. Tsj. Zuidema van Groot Schuylenburg in Apeldoorn.
Ze luiden als volgt:
'Vind je het fijn, dat jij weet een kind van God te zijn?'
Geloof jij dat de Heere Jezus, de Zoon van God, op aarde is gekomen om ook jou zalig te maken?'
'Vind je het fijn dat je nu telkens het Heilig Avondmaal mag vieren, waardoor de Heilige Geest je steeds meer wil helpen en als een echt kind van de Hemelse Vader te leven?'
'Om als een gewillig schaap dicht bij de Goede Herder te blijven?'
'Wat is daarop je antwoord?'
Persoonlijk vind ik deze vereenvoudiging een hele goede poging, hoezeer Van Andel ze toch nog te moeilijk vindt. Wie deze vragen stelt, veronderstelt van zijn catechisant een flinke dosis (dogmatisch gevulde) geloofskennis: trinitarisch geleed en christologisch toegespitst;
Een andere predikant gaat aanzienlijk verder bij zijn poging tot vereenvoudiging. Hij ontwierp een zeer beknopt formulier voor de belijdenis van een verstandelijk gehandicapt meisje, waarin deze vragen voorkomen:
Thea, geloof je dat Jezus je vriend is?
Wil je graag bij Jezus horen?
Wil je dat samen met ons?
Deze vragen sluiten inderdaad heel goed op de belevingswereld van de verstandelijk gehandicapten aan. Wat een vriend is weet een verstandelijk gehandicapte heel goed. Bovendien valt het volle accent op het aspect van de gemeenschap, zowel met Jezus als met de andere gemeenteleden. Toch ervaar ik deze vragen als een grote reductie van het reformatorisch belijden. Jezus is toch meer dan een Vriend?
Dr. J. van der Werf geeft de voorkeur om de gebruikelijke vragen te stellen. Al staat hij op zichzelf positief tegenover een stuk vereenvoudiging (vgl.: 'De kerkdienst en de geestelijk gehandicapte', blz. 31).

7. Tenslotte
Als het tot deelname komt van onze verstandelijk gehandicapte broeders en zusters dan hoop ik dat zij de tafelgemeenschap mogen ervaren. Juist het gemeenschapsaspect van het H.A. sluit het meeste aan op de belevings- en ervaringswereld van de verstandelijk gehandicapten. De gemeenschap is een belangrijk onderdeel van de eredienst. In het H.A. dient de geestelijke gemeenschap centraal te staan, met de verhoogde Christus en met de disgenoten.
De vraag naar het belijdenis-doen en het gaan naar het Avondmaal brengt ons in verlegenheid. Moge deze bezinning vandaag ons verder helpen. Moge in onze verlegenheid de Heilige Geest ons de weg wijzen. Die Heilige Geest kan ook alleen het hart van onze verstandelijk gehandicapten bereiken.
Laten wij en onze verstandelijk gehandicapten de roep van Christus horen:
Doet dat tot Mijn gedachtenis!
Komt want alle dingen zijn gereed.
Doe dat totdat Hij komt om het gebrokene te helen, om ons rein en heilig voor God te stellen…

L. van Nieuwpoort

(Lezing Catechesedag verstandelijk gehandicapten, zaterdag 14 november te Putten.)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 maart 1993

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

De verstandelijk gehandicapte en de openbare geloofsbelijdenis

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 maart 1993

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's