Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een taak van elke ambtsdrager (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een taak van elke ambtsdrager (3)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het vorige artikel dachten we met elkaar na, over mogelijkheden om jongeren een plaats te geven in onze pastorale zorg, met name als het gaat om het 'gewone' huisbezoek. Daarnaast zijn er echter ook andere momenten, waarop wij bewust pastoraal contact met jongeren kunnen zoeken. Verder – dat komt ook nogal eens voor – wat te doen, als een gesprek door een jongere wordt afgehouden? Op beide zaken wil ik in dit laatste artikel wat nader ingaan.

Gesprekken met jongeren
Er zijn verschillende momenten en situaties in het leven van jongeren, waarop we directe pastorale zorg aan hen kunnen besteden. Beter gezegd nog: we zouden tekort schieten als we het na lieten. Als we het vanzelfsprekend vinden op cruciale momenten aan volwassenen pastorale aandacht te geven, waarom dan niet aan jongeren. In het Koninkrijk Gods telt de leeftijd toch niet? In onderling overleg kan men uitmaken, wat door de ouderling en wat door de predikant wordt gedaan. Ik geef enkele voorbeelden.
Als jongeren het huis uit gaan, op kamers gaan wonen. Dat is een goede gelegenheid om een gesprek te hebben over hun persoonlijke relatie met God en over de vraag hoe zij straks aan hun kerkelijke betrokkenheid gestalte geven. Probeer ze ook iets blijvends aan te reiken d.m.v. een dagboekje.
Bezoek bij een ziekenhuisopname. Naast de oprechte belangstelling voor het lichamelijk wel en wee, mogen we ook ingaan op hun geestelijk wel en wee. Laten we in een ziekenhuis er overigens wel op letten, dat ze vaak op een zaal liggen en anderen meeluisteren. Dat kan voor hen extra moeilijk zijn. Als u merkt dat ze daar moeite mee hebben, forceer dan niks, want dat werkt averechts. Wellicht kunt u dan afspreken thuis nog eens langs te komen. Ligt iemand thuis ziek, vraag dan aan de ouders of je even met hem/haar alleen mag zijn.
Aandacht voor jongeren met een handicap. Zijn er kinderen/jongeren met een verstandelijke handicap kan er een bezoek gebracht worden rond de verjaardag. Is er sprake van een lichamelijke handicap, dan is het goed om een gesprek aan te gaan over de vragen, die dit oproept, en elkaar te helpen om dit voor Gods Aangezicht te verwerken.
• Speciale aandacht voor kinderen, van wie één van de ouders sterft of van wie de ouders scheiden. Het zou erg zijn als deze kinderen later zouden zeggen: 'De dominee, de ouderling praatte wel met mijn vader/moeder, maar vroeg nooit naar mij. En ik zat boordevol vragen…'. Hetzelfde geldt, als ouders gaan scheiden of gescheiden zijn. Laten we vanuit de aandacht voor hun verhaal en verdriet proberen te ontdekken, welke frustraties dit soms kan geven m.b.t. het geloof (b.v. 'mijn ouders gingen trouw naar de kerk en toch gebeurde er van alles' of 'ik heb zoveel gebeden of het goed mocht gaan maar het ging toch mis').
• Een pastoraal gesprek tijdens de voorbereiding op de openbare geloofsbelijdenis. Er kan dan met name doorgesproken worden op de persoonlijke knelpunten, die niet zo snel in groepsverband bespreekbaar zijn. Bovendien dragen we als kerkeraad een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het belijdenis doen van mensen. Als deze verantwoordelijkheid alleen tot uitdrukking komt op de zgn. aannemingsavond via een aanwezige afvaardiging van de kerkeraad, is dat natuurlijk veel te mager.
• Als je merkt op catechisatie, dat een jongere ergens meezit. Als dit zich niet zo eenvoudig in de groep laat bespreken, neem dan de moeite een afspraak te maken om daar samen verder over door te praten. Wordt een aangegeven probleem door de pastor niet opgepikt, dan kan dat kwalijke gevolgen hebben. Zal de boze niet trachten hier een slaatje uit te slaan?
• Als een jongere verkering krijgt met een onkerkelijk iemand. Zonder in oneigenlijke bemoeizucht te vervallen, kun je proberen hierover in gesprek te gaan. Vaak merk je dat jongeren daar zelf ook best vragen bij hebben en dat ze er behoefte aan hebben om daar eerlijk over te praten.

Briefpastoraat
Als je merkt dat een jongen of meisje afhaakt en een gesprek met ons niet ziet zitten, geeft dat een machteloos gevoel. Wat kun je nog doen?
Bidden, zegt iemand.
Zeker, als dat maar geen dooddoener wordt. En verder?
Misschien zou u zo'n jongen of meisje eens een brief kunnen schrijven.
Misschien een vreemde gedachte op het eerste gehoor, maar bij nader inzien wellicht toch een goede gedachte.

Mijn ervaring is, dat het feit, dat er bij hen een persoonlijke brief van u door de bus rolt, op zichzelf vaak al een positief effect heeft: het raakt hen dat je belangstelling voor hen hebt, oprechte zorg voor hun geestelijk welzijn toont. Dat hadden ze niet verwacht!
Zo'n onverwacht uitgestoken hand in de vorm van een brief kan voor die of gene zelfs aanleiding zijn toch weer in te haken. Vooral wanneer er innerlijk – en aan de buitenkant zie je dan vaak het tegendeel – veel onzekerheid is over het afhaken. Zo kwam een meisje, als antwoord op mijn schrijven, weer spontaan naar de catechisatie, al was daar in de brief zelf met geen woord over gerept.

Als u schrijft moet het een persoonlijke brief zijn. Wel kan men in een kerkeraad elkaar op weg helpen door vaste aandachtspunten aan te reiken. En als er echt een correspondentie op gang komt – wat te hopen is – dan kan men elkaar ook helpen om adequaat op bepaalde problemen te reageren. Dit laatste moet uiteraard wel gebeuren zonder namen te noemen! Ik wil hier enkele van die aandachtspunten noemen:
- Spreek eerlijk je zorg uit en geef aan dat je het niet over je hart kunt verkrijgen elkaar zomaar te laten lopen.
- Begin niet gelijk te beleren, maar stel een aantal vragen:
Hoe heb je vroeger het geloof ervaren?
Hoe is het gekomen dat je er weinig meer in ziet?
Hoe heb je de kerkdienst en de catechisatie beleefd?
Hoe kijk je tegen het geloof van je ouders aan? En tegen hun opvoeding?
Zou je een relatie met God willen hebben? En zo ja, weet je dan zelf wat er anders moet in je leven? Welke vragen heb je daarbij?
En zo nee, hoe zie jij dan je toekomst?
- Het gaat erom, dat we vragenderwijs leren ontdekken waar ze zitten, om zo op hun golflengte uit te kunnen gaan zenden. Dat lukt niet in één brief. Er moet eigenlijk een correspondentie van twee, drie brieven op gang komen.
- Geef in je reactie weer, dat je hun eerlijkheid waardeert. En probeer er zelf zo eerlijk mogelijk op in te gaan. Ga niet in de verdediging of in de aanval, maar erken het gelijk van hun kritiek, toon begrip voor hun twijfels. Zo neem je ze serieus. Anderzijds mag je ook hen kritisch bevragen: Wat heb jij er zelf aan gedaan om God te leren kennen?
- Geef hen positief raad. Daarbij mogen we gerust iets van onze 'eigen weg', waarlangs we God gezocht en gevonden hebben, weergeven. Zodat het geen theorie blijft, maar het een levende werkelijkheid wordt. Hoor wat mij God deed ondervinden!
- Bij dit alles is het van groot belang, dat je hen duidelijk zegt, dat je vertrouwelijk zult omgaan met wat ze je schrijven. Ouders of anderen zullen van jou niks horen!
Het voordeel van zo'n correspondentie is dat het gelezen en herlezen kan worden en zodoende beter kan beklijven. Soms ook wordt zo'n brief bewaard, en kan zelfs na lange jaren nog tot een zegen worden.
En wie weet, komt het via deze weg weer tot gesprek.

Nog een laatste ding in dit verband.
Soms gebeurt het, dat jongeren in een pastoraal gesprek iets aangeven, waar ze niet over willen praten en toch enorm mee zitten. Hoe krijg je zo'n angstvallig verzwegen probleem (b.v. incest, homosexuele geaardheid, belastende zonde) boven tafel? Ook dan kun je vragen: 'Joh, ik merk dat er iets zit, maar dat je er moeite mee hebt dat zo te zeggen. Zou je het voor mij eens op willen schrijven?' En laat hem/haar bij voorbaat weten, dat niets je 'te erg' is. Wie weet gaat er zo een deur open, in de geweldige nood waarin een jongen of meisje opgesloten zit.

Broeder, er is veel op tafel gelegd.
Ik hoop, dat u het niet als 'te veel gevraagd' van de kerkeraadstafel schuift. Het gaat immers om 'zielen voor de eeuwigheid', om het maar eens ouderwets te zeggen.
En, wat is te veel gevraagd,
als de Grote Herder
Zijn leven stelde voor de schapen…

P.J. Visser, Harderwijk

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 april 1993

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Een taak van elke ambtsdrager (3)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 april 1993

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's