Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hoe bevindelijk is bevindelijk?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hoe bevindelijk is bevindelijk?

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De kerk oordeelt niet over het innerlijk. Dat is een oud gezegde. De vraag is wel of daar altijd naar gehandeld wordt. Met name in de orthodox gereformeerde kerkelijke wereld is het oordelen over het innerlijk van de ander niet bij voorbaat afwezig. Voorgangers vallen soms onder het harde oordeel van gemeenteleden, dat ze geen geestelijk leven kennen. Als een bepaalde ligging in de prediking niet de hunne is, kan het soms zelfs hard toegaan in de oordeelsvorming. Niets is dan krenkender dan dat 'de geestelijke staat' – het begenadigde eigene – in twijfel wordt getrokken. In het uiterste geval is het zelfs mogelijk, dat mensen, die zelf bekennen vreemd te zijn aan het geestelijke leven, hun oordeel uitspreken over anderen. Men heeft daar dan kennelijk hanteerbare criteria voor.


Toch zal er in het algemeen nog wel een zekere ingehoudenheid zijn met betrekking tot oordeelsvorming in deze. Oordeel over anderen noopt immers altijd tot zelfonderzoek. In elke mens leeft dan toch ten diepste de vraag: hoe staat het met mezelf?
Overigens staan voorgangers ook altijd oor de kwestie als zodanig. Bij het overlijden van gemeenteleden zijn ze geroepen bij de begrafenis iets te zeggen. Wat zùllen ze zeggen? In ieder geval zullen ze altijd iets móéten zeggen. Wanneer de levensuitingen van de overledene niet stroken met datgene, wat de Schrift van de gelovigen zegt en vraagt, zullen ze er wellicht het zwijgen toe doen, met een vermaning naar de nabestaanden. In het geval er sprake is geweest van een klaar getuigenis tijdens het leven zullen ze met vrijmoedigheid daarvan óók mogen getuigen. Soms kan het daarbij overigens voorkomen, dat de nabestaanden ruimer en vrijmoediger getuigenis geven van de hoop, waaruit de overledene leefde, dan de pastor zelf heeft waargenomen of voor waar wil houden. Soms laten voorgangers dan de overledene 'liggen', omdat ze er zelf niet van overtuigd zijn dat 'de hope des eeuwigen levens' gegrond is. Soms ook komt dat voort uit vooringenomenheid van de prediker zelve. Men moet dan niet onderschatten hoe ingrijpend het hier kan toegaan in de wisselwerking tussen de pastor en de nabestaanden. 'Wat heeft hij gezegd?' Dat kan een heel leven meegaan. Ik kan me ook voorstellen, dat predikanten, die hun ambtelijke leven in deze nog eens overzien, zich afvragen; wat heb ik – bij al die begrafenissen – gezegd? Uiteraard geldt dit van die dienaren van het Woord, die er niet bij voorbaat van uitgaan, dat ieder, die de christennaam draagt ook met het hart christen was.

Bevindelijk
Vooringenomenheid kan hier fnuikend zijn. Nu is het bestempelen van anderen als 'niet bevindelijk' soms al voldoende voor een negatief waardeoordeel. Eigen visie op wat bevindelijk mag heten, is dan bepalend voor het geestelijk oordeel. In niet mis te verstane woorden maakte zo recent ds. F. Mallan – predikant bij de Gereformeerde Gemeenten in Nederland te Alblasserdam – in een vraaggesprek met Koers – duidelijk, dat de bevinding in de prediking binnen de Gereformeerde Gemeenten wordt gemist. Uit de context wordt duidelijk dat wellicht enkele oudere predikanten worden uitgezonderd. Zulk een uitspraak komt daar intussen hard aan. Want niet-bevindelijk (meer) zijn is hier zeer ingrijpend. Ze raakt het hart van het geestelijk leven. Nu zal op zich elke objectieve lezer van een dergelijk verhaal wel mee overwegen, dat ds. Mallan hier spreekt in het kader van een broedertwist. Er is immers een afsplitsing geweest bij de kerkscheuring van 1953 en dan moet eigen identiteit zo geprofileerd mogelijk naar voren komen, in een aanscherping enerzijds en ingebrekestelling anderzijds van datgene wat het meest kenmerkende is van de kerk, die men verliet. En dat is hier de bevinding, die samenhangt met een bepaalde heilsordelijke weg.
Op zich hebben zich ook binnen de Gereformeerde Gemeenten waardeoordelen over andere kerken of groeperingen voorgedaan op uitgerekend dit punt: niet bevindelijk (genoeg). Anderen, die wat dit betreft vaak onder de maat bleven in het oordeel van genoemde kerkverbanden, hebben op hun beurt ook weer waardeoordelen uitgesproken ten aanzien van bepaalde andere kerkelijke groeperingen. Wat dit betreft vallen bijvoorbeeld vrijgemaakt gereformeerden over een vrij algeméén oordeel binnen de bevindelijke kring.


De vraag is dus maar hoe bevindelijk bevindelijk is. Het maakt kennelijk uit, wie de vraag stelt. Wat zijn de kenmerken van bevindelijkheid? Eigenlijk is bevinding niet te omschrijven. Het zou wel eens de malaise van het geestelijke leven kunnen zijn in onze dagen, dat allerwegen gepoogd wordt dat nòchtans te doen. Enerzijds wordt bevinding dan dogmatisch afgemeten, anderzijds wordt bevinding beoordeeld op groepscriteria. Elke keer, wanneer zich een verdere vormelijke of dogmatische verstrakking of aanscherping voltrekt binnen bevindelijk geheten kringen, wordt een nieuw criterium aan bevindelijkheid toegevoegd. En intussen wordt het bevindelijke leven ingesnoerd. Alsof bevinding een groepsgebeuren is. Bevinding is toch een hoogst persoonlijke zaak, tot uitdrukking komend in de verborgen omgang met God?

Dogmatisch
Ik bepaal me nog even tot genoemde dogmatische afmeting van de bevinding. In de dogmatiek komt de geloofsleer systematisch aan de orde. Eigenlijk is die systematische bezinning pas later opgekomen in de christelijke kerk. Al vroeg en vervolgens altijd wéér moest namelijk de rechte leer worden afgeschermd vàn en verdedigd worden tegenóver de dwaalleer. Dat is ook bijbelse opdracht. Men denke bijvoorbeeld aan de Galatenbrief, waarin Paulus de gemeente voor de verantwoordelijkheid stelt om te blijven bij de rechte leer inzake de genade. De rechte leer voedt immers het rechte geloofsleven.
Met de verregaande verdeeldheid en versnippering echter van het kerkelijke leven is ook gegeven, dat er dogmatieken in soorten zijn. Te onzent kennen we dogmatieken van dr. Bavinck – Gereformeerde Dogmatiek – ds. G.H. Kersten – De Gereformeerde Dogmatiek – dr. H. Berkhof – Christelijk geloof en recent van dr. J. van Genderen en dr. W.H. Velema (Beknopte Gereformeerde Dogmatiek). Zulke dogmatieken zijn kenmerkend voor de kring, waarbinnen ze verschenen zijn. Echter krijgt het dogmatisch eigene van een bepaalde kring – de leer – zo ook een plaats in de prediking. En uiteraard zal de prediking op haar beurt weer het geestelijk klimaat stempelen. Bepaalde accenten, die jaar in jaar uit in de prediking worden gelegd, bepalen op den duur ook het karakter van het geestelijk leven en markeren vervolgens de verschillen tussen de kerken als het gdat om het geestelijk klimaat.


Nu zijn in en tussen de kerken van gereforméérde confessie altijd weer vooral dogmatische verschillen inzake (de verhouding van) verbond en verkiezing, het aanbod van de genade, de verhouding van wet en evangelie, de rechtvaardiging (en de heiliging) aan de orde geweest. Ook in het geding tussen de Gereformeerde Gemeenten en de Gereformeerde Gemeenten in Nederland – ontstaan uit de kerkscheuring van 1953 – waren zulke dogmatische verschillen inzet van de kerkstrijd. Ze hebben tot verhitte discussies geleid, tot heftige pennestrijd en tot binnenhuiselijke twisten. Waren zulke twisten echter bepalend voor de bevinding?
De vraag is dan ook maar of zulke dogmatische kwesties metterdaad het bevindelijke leven mede bepalen of zelfs bepalen mógen, of dat ze het bevindelijke leven misschien stremmen (hete hoofden, koude harten). Recent is dr. W.J. Ouweneel in Zuid-Afrika gepromoveerd op een studie, waarin het gaat om dogmatische vooronderstellingen (We komen daarop in deze kolommen terug). Hij liet rondom de promotie in interviews toen zo ongeveer weten, dat dogmatiek een zaak is voor de theologie als wetenschap, voor de studeerkamer dus, maar dat men met dogmatische twisten het geloof van de gemeente niet mag belasten. Feit is echter wel, dat zulks geschiedt, dat zulks zelfs dunkt me onvermijdelijk is. De vraag is dan wèl of het geestelijk vruchtbaar is. Worden twijfelmoedige zielen daarbij niet mismoedig gemaakt?


De prediking zal uiteraard dogmatisch verantwoord moeten zijn maar niet uit dogmatiek mogen bestaan. Het door de Geest gewekte geestelijke leven zal immers altijd iedere dogmatiek overstijgen! Dat is het waarheidselement in wat Ouweneel stelt.

Oordeel
Eerlijk gezegd bepaalt het nogal absolute waardeoordeel, dat ds. F. Mallan gaf in de broedertwist met de Gereformeerde Gemeenten, ons nog eens haarscherp bij de vraag of bevinding wel een hanteerbaar criterium is voor gereformeerd zijn. Bevinding is niet af te meten. De gelóófsleer als zodanig is te beschrijven, maar bevinding zoekt en volgt de eigen weg van de Geest. En de Geest blaast waarheen Hij wil. Niet zodra echter wordt bevinding als een zelfstandig criterium gehanteerd voor het recht-in-de-leer zijn, of het gevaar is groot, dat bevinding verdogmatiseerd wordt.
In dit verband moet worden gezegd, dat er altijd weer het sluipende gevaar is, dat orthodoxie voor bevindelijkheid wordt aangezien en dat, naarmate men méér orthodox is, tot in het uiterste toe, men ook méér bevindelijk is.
Als we maar recht in de leer zijn, zijn we dan echter ook bevindelijk? De praktijk van het persoonlijk, gemeentelijk en kerkelijk leven is er verre van. En tenslotte houdt men een uiterste verbijzondering als alleenzaligmakend over. Dat is de zwakte van de gereformeerde gezindte als gehéél. Ze wordt echter in uitlatingen als van ds. Mallan tot een uiterste consequentie.

Hoop
Mij dunkt, dat we bevinding beter kunnen laten staan in het bijbelse kader van de hoop. De lijdzaamheid werkt bevinding en de bevinding hoop, die niet beschaamt, omdat de liefde Gods in onze harten is uitgestort door de Heilige Geest, die ons is gegeven, zegt de Schrift (Rom. 5 : 4). Bevinding in de diep bijbelse zin is nog altijd het beproefd zijn van het geloof. Als prediking dan ook in de bijbelse zin geloofsmatig is zal ze bevindelijk van aard zijn en bevindelijk genoeg. 'Hebt gij de Geest ontvangen uit de prediking der wet of uit de prediking des geloofs?' vraagt Paulus (Gal. 3 : 2). Dat mag toch met recht bevindelijk heten? Als zodanig is bevindelijk leven hoogst persoonlijk. Ze is niet kenmerkend voor een groep maar ze is daar waar, als het erop áán komt, het gelóóf, gelouterd en dus beproefd, tevoorschijn komt. Waarbij uiteindelijk overblijft 'Mijn genade is u genoeg'. De rechte bijbelse prediking zal genoegzaam zijn om geloof te wekken en te versterken. Zo vergadert de Heere de zijnen door Woord en Geest in allerlei kerken in alle landen van de wereld. De werkingen van de Heilige Geest zijn zo ook niet voorbehouden aan kringen, die de naam bevindelijk dragen, al brengen de werkingen van de Geest wel tot bevindelijk leven.


Laten we de bevinding dicht bij de bijbelse hoop houden. Het geestelijk leven blijft dan ook hoop houden voor de ander, in plaats dat deze wordt weggeschreven, omdat niet aan onze criteria wordt voldaan. Luisterend over kerkmuren heen zullen we dan toch ritselingen van de Geest ontwaren. Komt luistert toe gij Godsgezinden. De hoop ligt toch breder verankerd binnen de christenheid dan alleen binnen een bepaalde kring? En uiteindelijk is het de vraag van Christus of Hij, wanneer Hij wederkomen zal, nog geloof zal vinden. Dat is doorslaggevend.

J. van der Graaf

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 oktober 1993

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Hoe bevindelijk is bevindelijk?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 oktober 1993

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's