Doperse tendensen in onze tijd (1)
Er zijn woorden die soms vele jaren niet gebruikt worden. Zowel het seculier (wereldlijk) als het kerkelijk taalgebruik kènt van die woorden. Dat zij niet gebruikt worden heeft wellicht te maken met het feit dat de betekenis van die woorden een tijd lang irrelevant is. Heel eenvoudig gezegd: de zaak die achter die woorden schuil gaat is een aantal jaren niet van belang. De zaak zelf speelt géén rol van betekenis. Toch behoeft dit laatste niet altijd het geval te zijn! 't Kan zijn dat andere zaken in een bepaalde tijd méér aandacht nodig hebben. Minder relevante zaken laat men dan Liggen. Dat wil intussen niet zeggen dat die zaken er niet meer zijn, maar zij gaan schuil achter de meer belangrijke die zich aan ons voor doen.
Een woord dat vele jaren niet is gebruikt is het woord 'dopers'. Misschien moet ik mij iets voorzichtiger uitdrukken en neerschrijven dat het in de afgelopen decennia niet zo veelvuldig is gebruikt zoals dit daarvoor wel gebeurde!
Plotseling is het woord 'dopers' weer opgedoken. 't Wordt te pas en te onpas gebruik. De betekenis van 'dopers' wordt zelfs wel betrokken op zaken die daarmee vrijwel niet òf helemaal niets hebben te maken.
't Lijkt mij daarom goed om in een aantal artikelen met elkaar na te gaan wat nu eigenlijk 'dopers' is. Zijdelings zal ik daarbij ingaan op een publicatie van J.G. Woelderink 'De gevaren der dopersche geestesstroming'. Opzettelijk schrijf ik dat ik dit zijdelings doe. Want het is maar de vraag òf alles wat Woelderink daarin behandelt te maken heeft met het eigenlijke doperdom. Wanneer hij terecht een geschematiseerde verkiezingsidee van de hand wijst, heeft dat meer te maken met een ontsporing van de orthodoxie en het piëtisme in de nadagen van de nadere reformatie dan met het doperdom.
Wel is de opmerking terecht als men stelt dat bepaalde gevaren – door Woelderink aangewezen – zijdelings afgeleid kunnen worden uit het doperdom. Dat deze gevaren er nog altijd zijn, hoop ik uiteen te zetten. Daarbij is het wel mijn bedoeling om veeleer het harmoniemodel te hanteren dan het conflictmodel. Aan hete hoofden en koude harten heeft niemand iets.
Een stukje geschiedenis
Het lutheranisme breidde zich tussen 1520 en 1530 heel snel uit. Ook de denkbeelden van Zwingli vonden weerklank. Weliswaar minder dan die van Luther, maar toch wel in die mate dat zijn invloed groot werd.
Naast de beweging van Luther en van Zwingli ontstond er nog een derde beweging. De aanhang daarvan was bepaald niet gering. Het was de beweging van de dopersen (anabaptisten; wederdopers, doopsgezinden).
Wat beoogden de dopersen? Zij beoogden een gemeente die enkel en alleen zou bestaan uit wedergeboren gelovigen. Volgens hen werd dit door het Nieuwe Testament geëist. Een gemeenschap beantwoordde aan die eis als van een ieder daarin gezegd kon worden dat het een kind van God was. Het geloof was op te maken uit de heiliging van het leven.
In bepaalde zin wezen de dopersen een vaste leer af. Zij vertrouwden op de rechtsstreekse ingevingen van de Geest. Het Woord had daarin géén plaats. En als het een plaats had bij die rechtsstreekse ingeving van de Geest, kon het Woord een andere betekenis krijgen. De letterlijke betekenis werd vergeestelijkt.
Naar hun mening waren de kerken te massaal. Zowel in de rooms-katholieke als de reformatorische kerken ging de enkeling ten onder. Die massale kerken konden niet anders dan on-evangelisch zijn. Bovendien stoorden zij zich te veel aan de wereldlijke overheid. Het beste was om je met de overheid maar niet te bemoeien. De overheid behoorde tot de wereld en niet tot de kerk.
Hun toekomstverwachting was radicaal van aard, hoewel er ook waren die er een gematigde verwachting op nahielden.
De dopersen schenen verwant aan de dwepers uit Zwickau, aan Karlstadt en Muntzer. Onderzoek heeft evenwel uitgewezen, dat dit niet helemaal juist is. In werkelijkheid ontstond hun groep uit radicale volgelingen van Zwingli. Vooral Zürich heeft een belangrijke rol gespeeld in de ontstaantsgeschiedenis van de doperse beweging.
Verschijnsel
Van deze beweging kan gezegd worden dat zij een begeleidend verschijnsel van de gereformeerde traditie is. Men heeft wel eens gezegd dat de gereformeerde traditie en de doperse beweging tweelingbroers zijn. Dat is niet helemaal ten onrechte gezegd. Beide bewegingen hebben zich vrijwel met dezelfde vragen beziggehouden. In die zin gelijken beiden sprekend op elkaar. Toch kunnen wij niet zeggen, dat deze tweelingbroers – in beeldspraak gesproken – één-eiig zijn! Want al waren de vragen dezelfde, de antwoorden waren soms totaal verschillend. Meer dan eens stonden de antwoorden haaks op elkaar.
Het mag dan waar zijn dat Margaretha van Parma aanvankelijk geen verschil tussen calvinisten en anabaptisten wist aan te wijzen, later kwamen de verschillen duidelijk naar voren, zodat het anabaptisme, het doperdom, terecht gezien is als een stroming naast het calvinisme d.i. de gereformeerde traditie.
't Zal bekend zijn dat de gereformeerde traditie grote verscheidenheid kende. Zo óók de beweging van de dopersen. Onder hen waren gematigden en radicalen. De beweging kende aanhangers die in alles de ere Gods beoogden, maar ook waren er onder hen die slechts zichzelf op het oog hadden. Ook vond men onder hen een grote verscheidenheid van denkbeelden. Sommigen legden de nadruk op een wettische heiliging, anderen werden bezield door een revolutionaire toekomstverwachting. Vooral het duizendjarig rijk stond bij hen in de belangstelling. Onder de dopersen werd ook wel spiritualistische mystiek aangetroffen. Men verkeerde boven aardse sferen. 't Kon zijn dat men zichzelf ertoe bracht door middel van meditatie etc. 't Was echter ook niet uitgesloten dat men door de Geest buiten het Woord om ertoe werd gebracht.
Sommige dopersen kon niet ontzegd worden, dat zij het redelijk-zedelijk christendom hoog in het vaandel hadden staan.
Rijk geschakeerd was de beweging. Zij had een geweldige uitstraling. Met dit laatste bedoel ik dat de beweging groeide en nog eens groeide.
Ik schreef hierboven dat de beweging van de dopersen de gereformeerde traditie begeleidde. Dat is niet alleen maar van toepassing op de ontstaanstijd (de reformatie), maar eigenlijk de eeuwen door.
Ook in onze tijd zien wij dat het doperdom in èn buiten de kerk nog springlevend is. In onze eeuw komen wij dezelfde vragen tegen en sommigen geven daarop precies dezelfde antwoorden als nu ruim vier eeuwen geleden. De problemen mogen nu anders onder woorden worden gebracht, maar de oplossingen zijn dezelfde die de dopersen ervoor vonden.
Guido de Brès
Een wel zeer uitvoerige verhandeling tegen de wederdopers heeft Guido de Brès geschreven. Wanneer men de Nederlandse Geloofsbelijdenis bestudeert komt men erachter dat hij heel vaak het doperdom bestrijdt. Hun standpunt heeft hij bepaald niet kunnen delen. Men name valt hier te denken aan de vrije wil, aan de vleeswording van Christus, aan de kinderdoop, aan de kerk en aan de overheid.
Vanwege de actualiteit van deze vijf onderwerpen wil ik die achtereenvolgens onder de loep nemen. Van deze vijf zullen wij zien, dat zij zowel binnen als buiten de kerk een plaats hebben. Met buiten de kerken bedoel ik dan de diverse evangelische groeperingen, hoewel ik daarmee voorzichtig hoop om te gaan, omdat evenals de kerken de diversiteit van deze groeperingen groot is.
't Zal ons trouwens in de loop van deze artikelenreeks wel duidelijk worden, hoe iemand die in de gereformeerde traditie zegt te staan even dopers kan zijn òf soms nog meer dan iemand die zegt evangelisch te zijn.
Vrije wil
Hoe zit het met de vrije wil van ons? Kan men wel zeggen dat men een vrije wil heeft? Dopers is het om te zeggen dat men een vrije wil heeft. Men kan kiezen tegen het kwaad, maar men kan dit ook doen voor het goede. De mens is een redelijk-zedelijk wezen. Een mens met een keuze-vrijheid.
't Moet gezegd worden dat voor dit alles wat te zeggen is. Immers, het gevaar is niet denkbeeldig dat bij inperking van de menselijke wil God tot de auteur van de zonde wordt gemaakt. Hoe zit het bovendien met de verantwoordelijkheid van de mens? Wanneer er geen sprake is van de vrije wil, is een mens dan nog wel een schepsel Gods. Of moet er niet veeleer over een robot worden gesproken?
't Zijn vragen die wij goed op ons moeten laten inwerken. Want wij zeggen weliswaar niet hardop dat God de auteur van de zonde is, maar denken wij het heimelijk nooit. Trouwens, ik moet voorzichtig zijn met neer te schrijven dat dit nooit hardop wordt gezegd, want ouderen zullen het dan niet zeggen, doch jongeren op de catechese durven dienaangaande hun mond wel open te doen.
ledere catecheet zal het wel eens gehoord hebben: 'Wat kan ik er aandoen dat ik ben zoals ik ben en dat de wereld eruit ziet zoals die eruit ziet. Als God mij en de wereld goed geschapen had, had mijn leven en de wereld er niet als een ruïne uitgezien'.
Wie bovenstaande regels goed op zich laat inwerken, zal eruit op kunnen maken, dat God de schuld van de puinhoop in ons leven èn in dàt van de wereld krijgt. God wordt tot de auteur van het kwaad gemaakt.
Verantwoordelijkheid
Er zit iets moois in als men zegt: een mens wordt van z'n verantwoordelijkheid beroofd als men de vrije wil uitschakelt. 't Is immers een mooie gedachte dat een mens een verantwoordelijk wezen is. Verantwoordelijk voor wat men doet òf voor wat men laat. Verantwoordelijk voor de keuzes die men doet. Op z'n verantwoordelijkheid is een mens altijd aan te spreken. Ook maakt het van hem geen robot. Laatstgenoemde kan men laten doen òf niet laten doen wat men wil. Een mens zonder enige verantwoordelijkheid gelijkt op een jaknikker op de olievelden. Hij knikt alleen maar ja, doch verder doet hij niets.
Nogmaals: de vrije wil heeft iets aantrekkelijks. Ik kan mij best voorstellen, dat er ook in onze tijd zijn – en zelfs niet eens zo weinigen – die alle nadruk leggen op de vrije wil. Want aan het mens-zijn wordt dan niet te kort gedaan.
Toch is het dopers als men denkt dat er in ons zoveel vrije wil wordt gevonden zodat men bepaalde keuzes kan doen. Met bepaalde keuzes bedoel ik: keuzes voor God en voor het goede, maar ook keuzes tegen de duivel en het kwade. Er is te veel gebeurd dat die keuzes nog gedaan kunnen worden. (Wordt vervolgd.)
G.S.A. de Knegt, Barneveld
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 november 1993
De Waarheidsvriend | 20 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 november 1993
De Waarheidsvriend | 20 Pagina's