Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Huisgodsdienst met jongeren (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Huisgodsdienst met jongeren (1)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

'HEB JE JE TANDEN GEPOETST?' EN 'GEDENK JE SCHEPPER!'
Willem-Jan is 16 jaar. Zijn vader en moeder hebben er een gewoonte van gemaakt om in het gezin bewust aandacht te besteden aan de 'huisgodsdienst'. Dat wil onder andere zeggen: 's morgens en 's avonds ongeveer twintig minuten godsdienstoefening met bijbellezing, eventueel een gesprek, het zingen van een aantal psalmen en een 'vrij' gebed door pa of ma. De moeder van Willem-Jan – hij is de oudste van zes kinderen – vertelt dat het niet altijd zo geweest is. Het is vooral ontstaan na een ingrijpende gebeurtenis in het gezin.

'Daarna gingen we hier bewuster over nadenken', zo zegt ze. 'Kijk, als de kinderen 's morgens naar school gaan, vraag je dingen als: "Heb je je pap op?" en "Heb je je tanden gepoetst?" Dat is heel gewoon. Je zorgt er voor dat ze van huis gaan met hun maag vol. Maar of ze ook wel hun hàrt vol hebben, daar was ik voorheen nauwelijks mee bezig. Ik vond dat dat niet klopte. En toen zijn we dus meer aandacht gaan besteden aan dit soort dingen.'

Merkt u bij de kinderen daar dan geen weerstand tegen?
'Nee, eigenlijk nooit. Maar dat komt waarschijnlijk doordat we ermee begonnen toen Willem-Jan nog op de basisschool zat. Het is nu heel gewoon geworden, net als zoveel andere handelingen die heel gewoon zijn. Als de jongens bijvoorbeeld 's morgens naar school gaan en ze stappen de deur uit, dan zeg ik altijd: "Gedenk je Schepper". Ik vind het heel mooi om ze daarmee weg te sturen...'

Vinden de jongens dat niet gek?
'Nee, ze wachten er bij wijze van spreken op. Vanmorgen riep Willem-Jan, nadat ik dit gezegd had, bijvoorbeeld gewoon: "Ja. Doei hoor…". Dat klinkt misschien wat oneerbiedig, maar zo bedoelt hij het zeker niet. Het is zó gewoon voor hem, dat hij op dezèlfde manier reageert als hij op andere momenten zou kunnen doen, wanneer hij ergens naar toegaat.'

Hoort hij dan wel echt wat u zegt?
'Nou, daarvoor is het misschien inderdaad wat tè gewoon geworden. Eigenlijk zou ik iets anders moeten opzoeken. Maar ik geloof toch echt dat het die kinderen te binnen gebracht kan worden, als ze op de fiets zitten. Daar bid je ook om, nietwaar? Als ze weggaan, bid ik altijd of de Heere ze wil bewaren en of Hij ze te binnen wil brengen dat Hij ze geschapen heeft.'

Ideaal-gezinnen?
Willem-Jan zal in ieder geval later niet kunnen zeggen dat het geloof voor zijn ouders weinig betekenis had. En ook niet dat het maar een vernisje aan de buitenkant was. De omgang met God in gezinsverband – zo omschrijft drs. M. van Campen het onderwerp van dit artikel, de huisgodsdienst – doortrekt bij Willem-Jan thuis als het ware het hele reilen en zeilen. En zijn ouders mogen van genade spreken dat dat voor hun kinderen op een positieve manier 'gewoon' is geworden.
Zo zijn er gelukkig wel meer voorbeelden te noemen. Toen ik bij een ander ouderpaar vroeg hoe je het gesprek over geloofsvragen kunt bevorderen, zei de moeder: 'O, maar dat ga ik niet meer bevorderen, hoor. Soms moet ik het eerder afremmen…' Praten over het geloof bleek in dit gezin – de oudsten zijn 16 en 17 – zó gewoon, dat het aan de spontaniteit overgelaten kon worden om deze zaken met elkaar te bespreken.
Ideaal-gezinnen? Beide ouderparen zullen de eersten zijn om dat te ontkennen. Ze zijn zich er ook niet van bewust dat ze 'het zo goed zouden hebben gedaan'. Ze zijn er gewoon, toen de kinderen nog klein waren, mee begonnen om met elkaar óver en mèt God te praten, en ja, dan gaat het bijna 'vanzelf'.
Ondertussen zullen àndere ouderparen toch met pijn moeten erkennen dat het hèn niet 'gelukt' is. De kinderen zi]n jongeren geworden, maar nog steeds zijn gebed en Schriftlezing niet méér 'dan het openen en sluiten van het hekje voor en na de maaltijd' (Van Campen). Praten over God is als het ter sprake brengen van iemand die vreemd voor ons is; het hoort er eigenlijk niet bij. Helaas is dit de werkelijkheid in zeer veel christelijke gezinnen, die van ouderlingen incluis.

Hopeloos
Het heeft weinig woorden nodig om toe te lichten hoe jammer dit is. Onderzoeken hebben keihard aangetoond dat het voor veel jongeren maar een kleine stap was om de kerk en het geloof de rug toe te keren: Het geloof speelde thuis immers al nauwelijks een rol. Wàt er aan gedaan werd, was niet veel méér dan een lege vorm, en dan het handhaven van een aantal regels voor het goede fatsoen.
In deze situatie praten over huisgodsdienst, in een gezin waar de kinderen de 16 zijn gepasseerd, is een moeilijke zaak. We zullen moeten erkennen dat het dan – menselijk gesproken – eigenlijk al te laat is. Vooral omdat forceren hier ten enenmale uit den boze is. Jongeren pìkken het dan niet meer als er opeens gepraat moet worden, of dat er dan opeens hardop gebeden moet worden. Laat staan dat het zou lukken om met elkaar na het eten liederen te zingen…
Een hopeloze zaak dus. Misschien moeten we dat dan eerst maar erkennen en ermee 'voor God in de schuld komen' (overigens geen voorbeeld van goed taalgebruik tegenover jongren!), om vervolgens te kunnen nadenken over de hoop die er misschien toch is. In het gevolg willen we dat laatste dus doen. Want een christelijk gezin is nóóit hope-loos!

Pa bidt
In zijn gezin stelde de huisgodsdienst eigenlijk weinig voor. Pa wist wel dat het niet goed was, maar hij kon letterlijk de moed niet opbrengen om hardop een vrij gebed te gaan doen. Tot die dag dat het gewoon gebeurde. Later vertelde hij het aan z'n dominee: 'We hadden gegeten en ik zei: "Jongens, we gaan bidden". En opeens deed ik een vrij gebed…! Maar op een gegeven moment kòn ik niet meer; ik stotterde en raakte ontroerd. Van dìe dag af is er iets opengebroken in het gezin; daar heb ik gewoon geen woorden voor! Ook voor de kinderen geldt dat. En nu is het eigenlijk een vast programma van de dag geworden: Pa bidt.' Het eerste waardoor de gezinssituatie wat dit betreft niet hopeloos hoeft te zijn, is dus dat de Heilige Geest ook openingen kan geven. Voorwaarde is natuurlijk dat ouders hier biddend mee bezig zijn, maar als dat zo is, kan er wel degelijk iets veranderen in een gezin. Misschien maar heel langzaam – we kunnen dit ook niet zomaar naar ons toehalen –, maar biddende ouders zijn een onmisbare voorwaarde om een situatie te doen ontstaan waarin initiatieven op dit gebied eventueel kunnen landen. We komen hier nog op terug.
In de tweede plaats wil ik erop wijzen dat meer dan eens de jongeren vèrder zijn dan de ouders. Veel jongeren hebben op verenigingen in andere verbanden geleerd wat thuis nooit is en wordt gedaan: open over het geloof te praten en ook hardop met elkaar te bidden. De weerstanden tegen bewustere vormgeving van de huisgodsdienst liggen dan niet bij hèn, maar bij de ouders. Het 'enige' wat hier moet veranderen, is dus dat de ouders hun verlegenheid erkennen en ook toegeven tegenover de kinderen! Dat betekent nìet dat ze het initiatief ook uit handen moeten geven. Het is bijvoorbeeld niet goed als alleen de kinderen voorgaan in gebed, terwijl pa, nota bene als priester van het gezin (!), altijd zwijgt. Maar er is niets op tegen dat pa en ma dit onderwerp zèlf aan de orde stellen bij de kinderen en eventueel vragen om hun hulp hierbij. Daarbij mogen ze dan óók rekenen op begrip voor eventuele stunteligheid die er vooral in het bezin zal zijn.

Beginnen
Ten derde kunnen we (toch) gewoon proberen te beginnen om de omgang met God in het gezin meer gestalte te geven. Heel voorzichtig en langzaam misschien ook, maar er zijn best eenvoudige dingen te noemen die vrij makkelijk in te voeren zijn en tegelijkertijd een belangrijke bijdrage kunnen leveren. In het volgende artikel willen we een aantal dingen noemen.

Herman van Wijngaarden, Langbroek
Stafmedewerker HGJB

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 januari 1994

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Huisgodsdienst met jongeren (1)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 januari 1994

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's