Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De plaats van de verstandelijk gehandicapte in de gemeente (3)

Bekijk het origineel

De plaats van de verstandelijk gehandicapte in de gemeente (3)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

4.3. Kerkdienst
Gelukkig worden in de laatste 25 jaar in vele gemeenten z.g. 'aangepaste diensten' gehouden. Ik weet het: er zijn bezwaren te noemen. De verstandelijk gehandicapte wordt dan weer apart gezet. Loes Brezet-Brouwer noemt het een 'voor alsnog noodzakelijk kwaad'. Een ander bezwaar is, dat sommige ouders het ervaren als 'aapjes kijken' naar hun kinderen. 'Glimlach-diensten' noemt Wonno Bley het.
Maar mijn ervaring is dat dit bezwaar wordt weggenomen, als de gemeente aan deze diensten gewend is, èn de verstandelijk gehandicapten als mede-christen heeft aanvaard. M.a.w. als er een echte integratie heeft plaatsgevonden. Zelf denk ik met grote dankbaarheid terug aan deze diensten. Je ervoer het vaak zo duidelijk: God is in ons midden.
Deze diensten vragen een geduchte voorbereiding. Allereerst een nauwkeurige exegese: wat is de kern van de Boodschap? Maar dan ook aangaande de wijze waarop het wordt gepresenteerd. Daarvoor heb je als predikant zeker de hulp nodig van mensen uit de onderwijswereld en vooral van mensen, die regelmatig omgang hebben met deze kerkgangers. Het is aan te bevelen om op de gestencilde liturgie te werken met een aantal vaste symbolen, omdat velen niet kunnen lezen. Zo kunnen ze toch de 'orde van dienst' mee-beleven.
Hoofdmomenten in de dienst zijn voor hen zingen en bidden. Deze medebroeders en -zusters, die niet zo goed de redenering van de preek kunnen volgen, beleven in zang en gebed iets van de gemeenschap met God en met elkaar. Enerzijds is het goed hen wat bekende Psalmen te leren (de catechisatie kan hierin goede diensten bewijzen). Maar ook liederen die hen aanspreken. En bij de voorbede is het fijn om de kerkgangers te vragen: 'Voor wie zullen we vandaag bidden?' Verrassend wat je dan soms hoort! Bidden is voor de verstandelijk gehandicapte spreken met hun grote Vriend. Als Jezus maar op de hoogte is, dat geeft rust.
Wat de preek betreft, dat zal vooral mogen gebeuren in dialoog-vorm. Bij voorkeur de verhalen uit de bijbel, in de tegenwoordige tijd verteld. De verstandelijk gehandicapte beleeft het alsof het nu gebeurt. Met gelijkenissen moet je voorzichtig zijn. Deze kerkgangers kunnen vaak niet de 'sprong' maken van het verhaal naar het punt van vergelijking. Ze gaan dan met het verhaal op de loop, maar het doel van de gelijkenis komt niet over. De woordkeus moet uiteraard eenvoudig zijn, aanknopend bij hun leefwereld.
Als middelen voor de overdracht valt te denken aan tekeningen en voorwerpen. Oppassen om er met allerlei voorwerpen geen 'stunt' van te maken. Dat kan juist afleiden van de kern van de Boodschap. Zo is het ook met het uitbeelden van een bepaald onderdeel van het bijbelverhaal. Ik heb het meer dan eens gedaan, maar altijd binnen bepaalde grenzen: Nooit iemand de Heere Jezus laten uitbeelden, goed voorbereiden op catechisatie, zorgen dat het geen heersende maar dienende funktie heeft.
Uiteraard luistert in deze diensten de inhoud van de preek niet minder nauw dan in elke kerkdienst. In de literatuur (o.a. van wijlen ds. Trapman) wordt gesteld, dat de verstandelijk gehandicapte weinig of geen zondebesef heeft. Desgevraagd geeft hij toe dat hij wel eens iets verkeerds doet, maar met heel je bestaan schuldig zijn voor God, dat beseft hij moeilijk. Trapman stelt: de lijn schepping – herschepping spreekt hem veel meer aan dan de lijn zonde – verzoening. Het geloof van de verstandelijk gehandicapte is in drie punten te vatten, aldus ds. Trapman:
1) God die alles maakte
2) God die van ons houdt en voor ons zorgt
3) God die eens alles nieuw maakt.
Voor zover mijn ervaring strekt, zit daar wel iets in. Als je op catechisatie of in de aangepaste dienst vraagt: 'Wie doet er wel eens zonde, dingen waarvan God verdriet heeft?' Dan kan het je gebeuren dat men overtuigd antwoordt: 'Ik nooit'. Dat doe je je Vriend, de Heere Jezus, toch niet aan, zo bedoelt men. En het lied 'Stil maar, wacht maar, alles wordt nieuw' spreekt inderdaad erg aan. God geeft hun ook de gave van de hoop. De bijbel begint ook met schepping en eindigt met herschepping.
Maar daartussen is er wel wat gebeurd! Zondeval, kruis, opstanding. Als we daaraan voorbijgaan, nemen we de bocht tekort. Daarom meen ik, dat we ook moeten proberen op hun niveau aan de orde te stellen wat Paulus de kern van zijn Boodschap noemt: Jezus Christus, en die gekruisigd. Met een appèl tot geloof en bekering, hoe eenvoudig ook. En het wonder van Gods vergeving! Dat mogen we deze mede-christenen toch niet onthouden!
In deze aangepaste diensten is het belangrijk dat er een relatie is met de voorganger. Liefst geen voorganger 'van buiten', maar iemand die men kent èn die zich gedurende enige jaren in hun leefwereld wil verdiepen. Liefst iemand die persoonlijk contacten heeft door catechisatie of zo.
Deze kerkgangers willen ook graag zoveel mogelijk in hetzelfde kerkgebouw samenkomen. Dat geeft hun vertrouwdheid en rust. Daarnaast pleit ik voor van tijd tot tijd een 'aangepaste dienst' met héél de gemeente, op de gewone tijd. Als we hen altijd verbannen naar een apart uur, naast de 'gewone' kerkdienst, dan is het gevaar groot dat we hen nog wel accepteren, maar dan komt er van integratie weinig terecht. Tot schade van hen èn van onszelf.
Voor integratie is ook zo belangrijk dat ze – als hun niveau het enigszins toelaat – welkom zijn in de 'gewone' kerkdiensten. En dat ze ook duidelijk merken: de mensen vinden het fijn dat we komen. Als ik dienst had, wachtte ik hen in de hal van de kerk al op (ook een goed gebaar t.a.v. àlle kerkgangers). Even een groet, even hun naam noemen, soms even een arm om je heen. En in de eigenlijke dienst, in preek of voorbede, ook aandacht voor hen. Hen laten merken dat God ook een Boodschap voor hen heeft. Door de jaren heen heb ik opgemerkt: de gemeente gaat anders op hen reageren. We missen hen zelfs, als ze er niet zijn. Want ze horen er helemaal bij.
Dat geldt inclusief het Heilig Avondmaal. Ook dat mogen we hun niet onthouden. Nee, hun deelname is geen vanzelfsprekendheid, evenmin als van u en mij. Toen de vraag naar het Avondmaal indertijd kwam, hebben we als kerkeraad gezegd: We willen hen behandelen als ieder ander gemeentelid. Die hebben toegang tot de tafel des Heeren via belijdenis des geloofs. Dus zij ook! We hebben een winter met hen belijdeniscatechisatie gehouden. Dezelfde geloofszaken besproken als met de andere catechisanten, maar wel op hun niveau. Hun belijdenis-doen was in diepe zin een feest voor heel de gemeente. Nog steeds wordt in de week van voorbereiding voor het Avondmaal dit gezamenlijk met hen gedaan op catechisatie. En zo komen ze samen met andere belijdende leden, met eenvoudige geloofsblijdschap, aan de tafel van Hem die ons nodigt. Welkom bij Hèm.

5. De gezegende gemeente
Ik begon met de stelling: Een gemeente, die de verstandelijk gehandicapte geen volwaardige plaats biedt, is zelf zwaar gehandicapt. Maar het omgekeerde is ook waar! Waar deze 'kleinen' volgens Matth. 18 voluit in de gemeente van Christus hun plaats mogen innemen, daar gebiedt de Heere zijn zegen. Daar geef je als gemeente niet alleen liefde en zorg, maar daar ontvang je ook zoveel via deze 'minste broeders en zusters'.
Eén voorbeeld: Toen ik na 20 jaar afscheid nam van onze wijk, werd er een afscheidsavond gehouden. Niet minder dan 16 groepen gemeenteleden leverden een bijdrage aan het programma. Iedereen op zijne wijs. Wie kwamen het eerst naar voren? De bewoners van de Slunterhof het gezinsvervangend tehuis! Zij stonden niet achteraan (zoals zo vaak in de samenleving) maar vooraan. De bijdrage die zij leverden had betrekking op hun belijdenis-dienst van weleer. Eén van hen las hetzelfde hoofdstuk uit de bijbel. Ze zongen – best wat gebrekkig, maar ontroerend – hetzelfde lied als toen in de kerkdienst. Via een bandje werden hun namen en hun ja-woord opnieuw gehoord. Alle aanwezigen waren diep onder de indruk. Kortom, de wijze waarop zij dit deden, tilde heel de avond op een niveau, waar je God alleen maar voor danken kunt.
Op deze avond realiseerde ik het me nog weer eens heel duidelijk: Wat zouden we als gemeente gehandicapt zijn, als we deze leden links hadden laten liggen. Maar nu, wat een zegen dat ze in ons midden zijn!

T. van 't Veld, Ede

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 februari 1994

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

De plaats van de verstandelijk gehandicapte in de gemeente (3)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 februari 1994

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's